In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, hebben eisers A en B, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Boven, een verzoek ingediend om tussentijds hoger beroep in te mogen stellen tegen een tussenvonnis van 12 augustus 2015. Dit verzoek is gedaan omdat de eisers van mening zijn dat de beoordeling van de vraag of zij ten tijde van de koopovereenkomst hebben gedwaald essentieel is voor het verdere verloop van de procedure. De eisers zijn het niet eens met de bindende eindbeslissingen van de rechtbank over de toepasselijkheid van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het beroep op dwaling.
Gedaagde, een vennootschap naar Duits recht, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.W.L. van de Merbel, verzet zich tegen het verzoek van de eisers. Gedaagde stelt dat het in het belang van een goede procesorde is om te streven naar een totale behandeling van de geschilpunten, en dat splitsing van de behandeling kan leiden tot complicaties en vertraging.
De rechtbank overweegt dat de wetgever tussentijds beroep heeft uitgesloten om fragmentatie van de instructie van de zaak en processuele complicaties te voorkomen. Echter, de rechtbank kan in uitzonderlijke gevallen anders beslissen. Na beoordeling van de argumenten van de eisers en de gedaagde, heeft de rechtbank besloten dat het verzoek om tussentijds hoger beroep om doelmatigheidsredenen wordt toegewezen. De rechtbank bepaalt dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld tegen het tussenvonnis van 12 augustus 2015 en houdt verdere beslissingen aan.