ECLI:NL:RBGEL:2015:6404

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 oktober 2015
Publicatiedatum
16 oktober 2015
Zaaknummer
C/05/274441 / HZ ZA 14-496
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openstellen van hoger beroep tegen tussenvonnis in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Gelderland, hebben eisers A en B, vertegenwoordigd door advocaat mr. H. Boven, een verzoek ingediend om tussentijds hoger beroep in te mogen stellen tegen een tussenvonnis van 12 augustus 2015. Dit verzoek is gedaan omdat de eisers van mening zijn dat de beoordeling van de vraag of zij ten tijde van de koopovereenkomst hebben gedwaald essentieel is voor het verdere verloop van de procedure. De eisers zijn het niet eens met de bindende eindbeslissingen van de rechtbank over de toepasselijkheid van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en het beroep op dwaling.

Gedaagde, een vennootschap naar Duits recht, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.W.L. van de Merbel, verzet zich tegen het verzoek van de eisers. Gedaagde stelt dat het in het belang van een goede procesorde is om te streven naar een totale behandeling van de geschilpunten, en dat splitsing van de behandeling kan leiden tot complicaties en vertraging.

De rechtbank overweegt dat de wetgever tussentijds beroep heeft uitgesloten om fragmentatie van de instructie van de zaak en processuele complicaties te voorkomen. Echter, de rechtbank kan in uitzonderlijke gevallen anders beslissen. Na beoordeling van de argumenten van de eisers en de gedaagde, heeft de rechtbank besloten dat het verzoek om tussentijds hoger beroep om doelmatigheidsredenen wordt toegewezen. De rechtbank bepaalt dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld tegen het tussenvonnis van 12 augustus 2015 en houdt verdere beslissingen aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer / rolnummer: C/05/274441 / HZ ZA 14-496
Vonnis van 21 oktober 2015
in de zaak van

1.[eiser A] ,

wonende te [plaats ] ,
2.
[eiseres B],
wonende te [plaats ] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. H. Boven te Kampen,
tegen
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid naar Duits recht
[gedaagde],
gevestigd te [plaats ] , Duitsland,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. C.W.L. van de Merbel te Middelburg.
Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 12 augustus 2015
  • de akte in conventie van 23 september 2015 van [gedaagde]
  • de brief van 5 oktober van [eisers]
  • het rolbericht van 14 oktober 2015 van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
Bij brief van 5 oktober 2015 heeft [eisers] verzocht om tussentijds hoger beroep in te mogen stellen, omdat de beoordeling van de vraag of [eisers] ten tijde van het tot stand komen van de koopovereenkomst heeft gedwaald essentieel is voor het verdere verloop van de procedure. [eisers] kan zich niet vinden in de bindende eindbeslissingen die de rechtbank heeft gegeven over de toepasselijkheid van de Wft en over het beroep op dwaling.
2.2.
[gedaagde] verzet zich tegen het verzoek van [eisers] om het tussenvonnis van 12 augustus 2015 appellabel te maken, omdat in het belang van een goede procesorde gestreefd moet worden naar een totale behandeling van de tussen partijen bestaande geschilpunten. Nu is het niet ondenkbaar dat bij splitsing van de behandeling het niet ondenkbare risico bestaat dat tweemaal appel nodig zal zijn, aldus [gedaagde] .
2.3.
Vooropgesteld wordt dat de wetgever tussentijds beroep in art. 337 lid 2 Rv heeft uitgesloten om fragmentatie van de instructie van de zaak, vertraging en processuele complicaties, een en ander als gevolg van tussentijds beroep, tegen te gaan en aldus de doelmatigheid en snelheid van de procedure te bevorderen (Parl. Gesch. Burg. Procesrecht, blz. 459 en blz. 460-461). Dit leidt uitzondering als de rechter anders bepaalt. In het tussenvonnis van 12 augustus 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat geen sprake is van dwaling en dat, nu nadere motivering ontbreekt, geen grond bestaat om het deel gedragstoezicht van de Wft alsnog van toepassing te doen zijn als gevolg van de schending van de Wft door [gedaagde] . Bij brief van 5 oktober 2015 heeft [eisers] zijn stelling uitgebreid gemotiveerd. Niet uitgesloten is dat op basis van deze motivering in hoger beroep anders zal worden beslist, met als gevolg dat de nog te berekenen omvang van de schadevergoeding in deze instantie anders zal moeten worden bepaald. Het verzoek zal om doelmatigheidsredenen worden toegewezen.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie en in reconventie
3.1.
bepaalt dat tussentijds hoger beroep kan worden ingesteld tegen het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 12 augustus 2015,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.A.M. Strens-Meulemeester en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2015.
St/Th