ECLI:NL:RBGEL:2015:6407

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
18 oktober 2015
Zaaknummer
05/740153-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal uit woning met gebruik van gestolen bankpas en bezit van verdovende middelen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 22 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal uit een woning en het bezit van verdovende middelen. De verdachte heeft op meerdere tijdstippen, waaronder in de nacht van 17 op 18 maart 2015, in Vorden een woning binnengekomen en diverse goederen, waaronder een bankpas, gestolen. Met deze bankpas heeft hij vervolgens meerdere keren geld gepind. Daarnaast is de verdachte op 18 maart 2015 in Voorst aangehouden met een hoeveelheid cocaïne en MDMA-pillen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals ten laste gelegd, met uitzondering van de woninginbraak in Vorden, waarvoor hij is vrijgesproken wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zonder ruimte voor een voorwaardelijk strafdeel, gezien de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen beoordeeld, waarbij de vorderingen van sommige benadeelden zijn toegewezen en andere zijn afgewezen. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf gelast, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/740153-15
Datum uitspraak : 22 september 2015
Vordering na voorwaardelijke veroordeling: 05/840684-13
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres 1] ,
raadsman : mr. C.W.J. de Bont advocaat te Doetinchem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
8 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip in de nacht van 17 op 18
maart 2015 te Vorden, gemeente Bronckhorst, (telkens)
tezamen en in vereniging met een ander of ander, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 2]
heeft weggenomen een tv., een Ipad, een notebook, een
jas, een of meerdere VVV-bonnen en/of een portemonnee met inhoud en/of een
bromfiets merk Peugeot, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft /hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming
en/of valse sleutel;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 17 maart 2015 tot en met 18 maart 2015 te
Vorden, gemeente Bronckhorst,,
althans in Nederland, een bromfiets merk Peugeot
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van deze bromfiets wist
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 06 december 2014 te Zutphen tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning aan de [adres 3] heeft weggenomen
een fiets, een laptop, een spelcomputer, telefoons, bankpassen,
brillen, huis- en/of autosleutels, contant geld (450 euro), in elk geval enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 06 december 2014 te Zutphen,
althans in Nederland, een bankpas
heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij
ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde bankpas
wist
dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
hij op meerdere tijdstippen althans op enig tijdstip op of omstreeks
6 december 2014 te Apeldoorn en/of Zutphen, althans in Nederland,
telkens, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een
bankrekening heeft weggenomen een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan de [benadeelde 5] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot
de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (bankpas
weggenomen bij woninginbraak);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 18 maart 2015 te Voorst
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende cocaine en/of
11 tabletten, in elk geval een aantal tabletten bevattende MDMA,
zijnde cocaine en/of MDMA
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 10 lid 3 Opiumwet
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van feit 1 primair en 2 primair en tot bewezenverklaring van feit 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en feit 4. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich – kort gezegd - op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel het onder 1 primair, te weten de woninginbraak in Vorden, als van het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten de woninginbraak in Zutphen, wegens het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder feit 1 subsidiair en feit 2 subsidiair tenlastegelegde, te weten de opzetheling, heeft de raadsman de rechtbank eveneens verzocht verdachte vrij te spreken, aangezien verdachte, op het moment dat verdachte de goederen, te weten de bromfiets en de bankpas, voorhanden kreeg, niet wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De raadsman heeft zich verder met betrekking tot het onder 3 en 4 tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank [1]
Vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor het onder 1 primair ten laste gelegde feit, te weten de woninginbraak in Vorden op 18 maart 2015, en oordeelt dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.
Door [benadeelde 2] is mede namens [benadeelde 1] aangifte gedaan van een inbraak in hun woning in Vorden in de nacht van 17 op 18 maart 2015, waarbij diverse goederen zijn gestolen, waaronder een bromfiets van het merk Peugeot. De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier weliswaar aanwijzingen bevinden dat verdachte betrokken is geweest bij deze woninginbraak, nu uit het dossier is gebleken dat verdachte zich in de nacht van 17 op 18 maart 2015 in Vorden heeft bevonden, verdachte in de vroege ochtend van 18 maart 2015 in Voorst op deze (gestolen) bromfiets door de politie is aangehouden en verdachte zich steeds heeft beroepen op zijn zwijgrecht en dus hieromtrent geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, maar acht dit onvoldoende om tot een bewezenverklaring van de woninginbraak te komen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte ook ten aanzien van de onder 1 subsidiair ten laste gelegde opzetheling van de bromfiets vrijgesproken dient te worden, aangezien niet is komen vast te staan dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de bromfiets wist dat deze van misdrijf afkomstig was.
Gelet op bovenstaande zal de verdachte worden vrijgesproken van zowel het onder 1 primair als van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit.
Feiten
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte het onder 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde feit op de bewezenverklaarde wijze heeft begaan en baseert zich hierbij op de redengevende feiten en omstandigheden die zijn ontleend aan de volgende bewijsmiddelen.
Feit 2 primair en feit 3
De aangifte door [benadeelde 3] , mede namens [benadeelde 4] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven, dat er in de nacht van 5 op 6 december 2014, tussen 03:30 uur en 07:30 uur, is ingebroken in de schuur en in hun woning aan de Braamkamp in Zutphen en dat onder andere de volgende goederen zijn weggenomen:
- een elektrische fiets;
- een laptop;
- een spelcomputer;
- telefoons;
- bankpassen;
- brillen;
- huis –en autosleutels;
- contant geld ter waarde van € 450,-. [2]
Aangeefster [benadeelde 3] heeft in een nader verhoor verklaard dat tijdens de inbraak ook een Business bankpas van de Rabobank, met rekeningnummer [rek.nr] , is weggenomen en dat deze pas op naam staat van de [benadeelde 5] . Uit het bankoverzicht is gebleken dat er op 6 december 2014 diverse malen onbevoegd gebruik is gemaakt van deze bankpas en dat het schadebedrag € 726,- bedraagt. [3]
In het proces-verbaal van bevindingen inzake het uitlezen van de camerabeelden bij de [winkel] aan de Zutphensestraat te Apeldoorn van 6 december 2014, staat onder meer beschreven, zakelijk weergegeven, dat verbalisant op de beelden ziet dat om 7:50 uur een jongeman naar de kassa loopt en vervolgens om 07:53 uur een pintransactie doet. Verbalisant herkent de jongeman voor 100 % als de hem ambtshalve bekende [verdachte] (zijnde verdachte). [4]
De getuige [getuige 1] heeft, zakelijk weergegeven, hieromtrent verklaard dat ze op 5 maart 2015 contact heeft gehad met haar zoon [verdachte] , zijnde verdachte, en dat hij tijdens dit gesprek aan haar heeft verteld dat hij werd gezocht. Ook heeft hij toen tegen de getuige [getuige 1] gezegd ‘ik ben ergens binnen geweest waar ik niet mocht zijn.’ [verdachte] heeft toen ook verteld dat hij op de site
www.politie.nlstond bij ‘gezochte personen.’ Thuisgekomen heeft getuige [getuige 1] deze site bezocht en heeft haar zoon direct herkend vanaf de beelden. [5]
Naar aanleiding van foto’s die de getuige [getuige 1] worden getoond, gemaakt van de camerabeelden, heeft de getuige verklaard dat ‘dat gewoon [verdachte] is en dat daar geen ontkomen aan is.’ [6]
De getuige [getuige 3] , zoon van aangever, heeft, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard dat hij die avond van 5 op 6 december 2015 samen met [getuige 2] en met [verdachte] (zijnde verdachte) naar een café in Zutphen is geweest en dat het zou kunnen dat [getuige 2] en [verdachte] bij hem thuis zijn geweest na het stappen. [7]
De getuige [getuige 2] , heeft, zakelijk weergegeven, hieromtrent verklaard dat hij samen met [getuige 3] en met [verdachte] (zijnde verdachte) die nacht in Zutphen is wezen stappen en dat ze na afloop naar het huis van Eelco zijn gegaan om daar met z’n drieën nog wat te drinken. [8]
Verdachte heeft zich bij de politie op zijn zwijgrecht beroepen. Verdachte heeft zich ook ter terechtzitting beroepen op zijn zwijgrecht. Gelet op de hierboven aangehaalde bewijsmiddelen en gelet op het feit dat verdachte, ook ter terechtzitting daarnaar gevraagd, geen aannemelijke verklaring heeft gegeven over deze ten laste gelegde feiten, kan naar het oordeel van de rechtbank de onder 2 primair tenlastegelegde diefstal uit een woning en de onder 3 tenlastegelegde diefstal van een geldbedrag, wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. De rechtbank is daarbij van oordeel dat verdachte bij deze diefstal niet alleen de bankpas, toebehorende aan de [benadeelde 5] , heeft weggenomen, maar dat hij ook de overige door de aangever opgegeven goederen wederrechtelijk heeft weggenomen.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde, de diefstal van een geldbedrag, oordeelt de rechtbank dat, gelet op de camerabeelden bij de [winkel] waarop te zien is dat verdachte op 6 december 2014 geld heeft gepind met de bankpas van de [benadeelde 5] , gelet op het feit dat uit het bankafschrift van de [benadeelde 5] is gebleken dat op 6 december 2014 kort na elkaar voor een totaalbedrag van € 726,- bij diverse winkels is betaald met deze bankpas, als ook gelet op het feit dat verdachte zich ook hier heeft beroepen op zijn zwijgrecht en hieromtrent geen aanmerkelijke verklaring heeft gegeven, bewezen kan worden dat verdachte niet alleen het geldbedrag wat hij bij de [winkel] heeft gepind, heeft weggenomen, maar dat hij ook de overige door de aangever opgegeven geldbedragen wederrechtelijk heeft weggenomen.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant betreffende de aanhouding van verdachte; [9]
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant betreffende het aantreffen van goederen in de bosjes en foto’s; [10]
- het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar de verdovende middelen; [11]
- het rapport van het NFI inzake de identificatie van drugs en precursoren; [12]
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, zakelijk weergegeven, dat verdachte coke, wiet en MDMA pillen gebruikt en dat de drugs die gevonden zijn, voor eigen gebruik zijn; [13]
- de (bekennende) verklaring van verdachte ter zitting, zakelijk weergegeven, te weten dat de cocaïne die is aangetroffen, voor eigen gebruik is.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 primair, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
2. primair
hij op 06 december 2014 te Zutphen tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres 3] heeft weggenomen een fiets, een laptop, een spelcomputer, telefoons, bankpassen,
brillen, huis- en autosleutels, contant geld (450 euro), toebehorende aan [benadeelde 3] en [benadeelde 4] .
3.
hij op meerdere tijdstippen op 6 december 2014 te Apeldoorn en/of Zutphen, althans in Nederland, telkens, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening van een bankrekening heeft weggenomen een geldbedrag, toebehorende aan de [benadeelde 5] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (bankpas weggenomen bij diefstal uit woning);
4.
hij op 18 maart 2015 te Voorst opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2 gram van een materiaal bevattende cocaine en 11 tabletten bevattende MDMA, zijnde cocaine en/of MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 2 primair:
Diefstal;
Feit 3:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, meermalen gepleegd;
Feit 4:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de feiten 1 subsidiair, 2 subsidiair, 3 en 4 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 250 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden als gesteld in het reclasseringsrapport d.d. 1 september 2015.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de strafmaat op het standpunt gesteld dat bij de strafoplegging rekening moet worden gehouden met het gegeven dat verdachte inmiddels bijna 6 maanden in voorarrest heeft gezeten. De raadsman heeft daarover voorts aangevoerd dat, mede gelet op de door de raadsman bepleite vrijspraak ten aanzien van feit 1 en feit 2, de oriëntatiepunten voor straftoemeting ten aanzien van het overige bewezenverklaarde, al fors overschreden zijn. In dat kader heeft de raadsman bepleit verdachte op de dag van de terechtzitting nog in vrijheid te stellen en hij verzoekt dan ook aan de rechtbank de voorlopige hechtenis onmiddellijk op te heffen. Gelet op bovenstaande is de raadsman van mening dat daarnaast geen ruimte zal overblijven voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van één en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 juli 2015;
- een voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 1 september 2015.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan een diefstal uit een woning, waarbij hij onder meer een bankpas heeft weggenomen. Met deze gestolen bankpas heeft verdachte vervolgens meermalen geld gepind. Daarnaast heeft hij opzettelijk een (kleine) hoeveelheid cocaïne en xtc-pillen aanwezig gehad.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmaat ten nadele van verdachte meegewogen dat uit het strafblad van verdachte is gebleken dat hij vaker met politie en justitie in aanraking is gekomen voor strafbare feiten en – laatstelijk – door de politierechter in Arnhem op 15 juli 2013 is veroordeeld, hetgeen hem er niet van heeft weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Van deze veroordeling liep verdachte nog in een proeftijd.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, dat inhoudt dat, gezien het delictverleden, de kans op recidive groot is wanneer verdachte zijn levensstijl en –instelling niet verandert. Verdachte wil niet meer met justitie in aanraking komen en wil om die reden behandeling door het F-ACT team. De reclassering is van mening dat verdachte hiervoor alleen extern gemotiveerd is en niet werkelijk inziet dat hij behoorlijke problemen heeft op verschillende leefgebieden. Een onderzoek naar zijn intelligentie en het stellen van een diagnose heeft prioriteit en daarna kan bekeken worden welke behandeling of begeleiding voor verdachte passend is, aldus de reclassering.
Geadviseerd wordt oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarde het opvolgen van de aanwijzingen van de volwassenreclassering.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS inzake feiten, soortgelijk aan de bewezenverklaarde feiten.
Alles overwegende, als ook gelet op het gegeven dat de rechtbank tot een andere
bewezenverklaring komt dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelijk aan de duur van het voorarrest, passend en geboden is en dat er, mede gelet op het bewezenverklaarde, daarnaast geen ruimte meer is voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel. De rechtbank heeft de opheffing van de voorlopige hechtenis bevolen op de terechtzitting.
7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [benadeelde 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 639,82.
De benadeelde partij [benadeelde 4] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 449,85.
De benadeelde partij [benadeelde 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 1.696,83.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van deze benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren aangezien deze vorderingen zien op de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde woninginbraken en zij hiervan vrijspraak heeft gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen op het standpunt gesteld dat deze niet-ontvankelijk of afgewezen dienen te worden, aangezien de raadsman vrijspraak heeft bepleit van de onder 1 primair en 2 primair tenlastegelegde woninginbraken.
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde
[benadeelde 2]zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij
[benadeelde 4]als gevolg van het hierboven onder punt 3 bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 449,85, voor welk bedrag verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij
[benadeelde 3]als gevolg van het hierboven onder punt 3 bewezen verklaarde handelen rechtstreeks materiële schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag van € 1.396,83, voor welk bedrag verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De benadeelde partij is voor het overige, te weten de immateriële schade, niet-ontvankelijk in haar vordering, nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat psychische schade is ontstaan en ook daadwerkelijk is ondervonden. De benadeelde partij kan daarom haar vordering voor het overige slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van de toe te wijzen bedragen ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
7b. Vordering na voorwaardelijke veroordeling
De rechtbank is van oordeel dat, nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten, de tenuitvoerlegging van de bij parketnummer 05/840684-13 voorwaardelijk opgelegde straf (een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden) kan worden gelast.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 91, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart
niet bewezendat verdachte het onder
1tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
175 (honderd en vijfenzeventig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 4], van een bedrag van
€ 449,85, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 4] , een bedrag
te betalen van € 449,85, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 8 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 2 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 3], van een bedrag van
€ 1.396,83, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 3] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde 3] , een bedrag
te betalen van € 1.396,83, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 23 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in haar vordering;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in het arrondissement Gelderland van 15 juli 2013:
een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit vonnis is gegeven door mr. W.L.F. Prisse (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van E.T. Vriezekolk‑Velner, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 september 2015.
Mr. Bak is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] , namens [benadeelde 4] , pag. 211-212
3.Proces-verbaal van verhoor van aangeefster [benadeelde 3] , pag. 223 en 225-226
4.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, pag. 250
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pag. 245
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pag. 246
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , pag. 277
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pag. 313
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, pag. 116-117
10.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, pag. 198
11.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant, pag. 202-203
12.Rapport van het NFI, pag. 204-205
13.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pag. 206