ECLI:NL:RBGEL:2015:6409

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 oktober 2015
Publicatiedatum
18 oktober 2015
Zaaknummer
05/880749-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor gewelddadige inbraken

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 13 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij meerdere gewelddadige inbraken. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met braak in vereniging, waarbij hij samen met anderen sigaretten en krasloten heeft weggenomen uit verschillende winkels in Arnhem en Groesbeek. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 28 maart 2015 een inbraak heeft gepleegd in de winkel '[benadeelde 1]' te Arnhem, waarbij hij met een moker de winkelruit heeft ingeslagen en een grote hoeveelheid sigaretten en krasloten heeft gestolen. Daarnaast was er bewijs dat hij op 6 maart 2015 een soortgelijke inbraak heeft gepleegd in Groesbeek en op 2 december 2014 in Arnhem, waar hij 22 jassen heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte op basis van verschillende bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, schuldig bevonden aan de feiten 1, 2 en 4 subsidiair. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor feit 3, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 13 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder '[benadeelde 9]' en '[benadeelde 2]'. De rechtbank heeft de vordering van '[benadeelde 7]' afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/880749-15
Datum uitspraak : 13 oktober 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats]
thans gedetineerd te [verblijfplaats]
Raadsvrouw: C.H.W. Janssen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 september 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 28 maart 2015 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel en/of pand (gelegen en/of gevestigd aan de [adres 2] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten en/of krasloten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan " [benadeelde 1] ", in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 28 maart 2015 tot en met 16 juni 2015 te Arnhem en/of te Huissen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer kraslot(en) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die kraslot(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2.
hij op of omstreeks 06 maart 2015 te Groesbeek tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel en/of pand (gelegen en/of gevestigd aan de [adres 3] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten en/of shag, althans rookwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
3.
hij op of omstreeks 03 juni 2013 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel en/of pand (gelegen en/of gevestigd aan de [adres 4] ) heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 5] en/of [benadeelde 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
4.
hij op of omstreeks 02 december 2014 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een winkel/pand gelegen en/of gevestigd aan de [adres 5] heeft weggenomen een (groot) aantal (22) jassen, althans een hoeveelheid kleding, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 7] en/of [benadeelde 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn
mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
althans, indien het vorenstaande onder 4 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 02 december 2014 tot en met 03 december 2014 te Arnhem, althans in Nederland, een (groot) aantal (22) jassen, althans (merk)kleding heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die jassen en/of kleding wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Feit 1
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op zaterdag 28 maart 2015 rond 04.00 uur is na het, met een moker, inslaan van een winkelruit, ingebroken in de winkel “ [benadeelde 1] ” aan de [adres 2] te Arnhem. Bij de inbraak zijn krasloten en sigaretten weggenomen. [2] Na de diefstal is een moker aangetroffen, die in beslag is genomen. [3] Op 27 maart 2015 omstreeks 20.49 uur is door verdachte bij een [winkel 1] ( [adres 6] te Arnhem) een kloofbijl gekocht. [4]
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit. Ze voert hiertoe aan dat verdachte op geen enkele manier direct te linken is aan de diefstal of de inbraak.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte één van de personen is geweest die de inbraak bij [benadeelde 1] heeft gepleegd. De rechtbank komt tot de conclusie dat dit het geval is en overweegt daartoe als volgt:
Verdachte heeft de avond voorafgaande aan de inbraak bij een [winkel 1] te Arnhem een kloofbijl/moker aangeschaft. Eenzelfde moker is gebruikt bij het inslaan van de winkelruit van [benadeelde 1] . [5] Twee dagen na de inbraak, op 30 maart 2015, is op diverse plaatsen in Arnhem kort na elkaar een aantal krasloten verzilverd. De loten die zijn ingewisseld komen uit een partij krasloten met verschillende pakketnummers, die zijn weggenomen bij [benadeelde 1] . [6] Het gaat hierbij om loten van het pakketnummer 10322201, ingewisseld bij [winkel 2] op 30 maart 2015 te 17.04 uur ( [adres 7] te Arnhem) [7] en loten van het pakketnummer 10202301, ingewisseld bij [winkel 3] op 30 maart 2015 te 17.19 uur ( [adres 8] te Arnhem) [8] .
Op camerabeelden uit beide winkels is verdachte herkend als degene die de loten heeft ingewisseld. [9]
Deze inbraak komt wat betreft de wijze van plegen zeer nauw overeen met de inbraak die enkele weken daarvoor werd gepleegd in de nacht op 6 maart 2015. Deze inbraak, tenlastegelegd in feit 2, heeft verdachte bekend. De wijze van plegen was als volgt: twee personen komen met een scooter aanrijden naar een pand, slaan de winkelruit in en nemen vervolgens sigaretten weg door deze in een dekbedovertrek of soortgelijk iets te stoppen en mee te nemen
Verdachte heeft ter zitting geen verklaring willen geven voor de aankoop van de moker en het feit dat hij, kort na de inbraak, weggenomen krasloten in meerdere winkels heeft ingeleverd.
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen en in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot de overtuiging dat verdachte het primair tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde 2] , namens [benadeelde 3] en [benadeelde 4] p. 139-141;
- rapport resultaten DNA onderzoek en aanvullend rapport NFI n.a.v. een DNA databank match, p. 165 en 162/163;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 september 2015.
Feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte dit feit heeft gepleegd en de rechtbank zal hem hiervan dus vrijspreken.
Feit 4
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op dinsdag 2 december 2014 rond 04.00 uur is door middel van het, met een hamer, inslaan van een winkelruit, ingebroken in de winkel “ [benadeelde 8] ”. Bij de inbraak zijn 22 jassen, waarvan 13 van het merk “Woolrich” weggenomen. [10] Verdachte is aangehouden op 3 december 2014 in een woning aan de [adres 9] te Arnhem. [11] Op 3 december 2014 zijn in deze woning 5 jassen van het merk “Woolrich” in beslag genomen. Aan de jassen zaten beveiligingslabels. [12]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat er voldoende wettig en overtuigend is dat verdachte samen met een ander de inbraak heeft gepleegd.
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de raadsvrouw betoogd dat er sprake is van onrechtmatige bewijsgaring. De machtiging binnentreden, ter aanhouding van verdachte, is niet aan verdachte getoond. Na de aanhouding is ook de woning doorzocht en bij die doorzoeking zijn de jassen in een kast aangetroffen. Er is dus meer dan zoekend rondgekeken. De doorzoeking van de woning is verricht zonder voorafgaande machtiging van de rechter commissaris. Het huisrecht van verdachte is geschonden en door het ontbreken van de machtiging is er sprake van een ernstig verzuim. De privacy van verdachte is door de doorzoeking van zijn woning en slaapkamer behoorlijk geschaad. Het resultaat van deze schending, de inbeslaggenomen jassen, moet worden uitgesloten van het bewijs en dus moet verdachte van dit feit worden vrijgesproken.
Subsidiair is het onduidelijk of de jassen die zijn aangetroffen in de woning daadwerkelijk de jassen zijn die zijn weggenomen bij [benadeelde 8] . Het staat niet vast waar de jassen vandaan komen en of ze van misdrijf afkomstig zijn. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte wist dat de jassen van diefstal afkomstig waren, waardoor hij ook van het subsidiair tenlastegelegde opzetheling moet worden vrijgesproken.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte het
primairtenlastegelegde feit heeft gepleegd en overweegt hiertoe:
Er is geen getuige die verdachte heeft gezien tijdens de inbraak. Getuige [getuige 1] heeft in een verklaring weliswaar aangegeven dat hij weet dat verdachte de inbraak heeft gepleegd, maar zijn verklaring kan niet worden getoetst. Er is derhalve onvoldoende bewijs in het proces-verbaal dat verdachte de inbraak heeft gepleegd, zodat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde feit.
Ten aanzien van het
subsidiairtenlastegelegde overweegt de rechtbank:
Bij de inbraak op 2 december 2014 in de winkel “ [benadeelde 8] ” zijn 22 jassen, waaronder 13 van het merk “Woolrich” weggenomen. Op 3 december wordt de politie aangesproken door een persoon die aangeeft dat hij op 2 december 2014 rond 18.30 uur een whats-app bericht had gekregen. In dat bericht werd hem een jas aangeboden voor € 350,-. Deze persoon was op het aanbod ingegaan en was naar een woning gegaan, waar hij in een slaapkamer zeker 7 jassen van het merk “Woodrich” had gezien, waar de beveiligingslabels nog aan zaten. De persoon was niet tot aankoop van een jas over gegaan. In de winkel zag de persoon een beveiligingslabel en zei dat dit hetzelfde label was als hij had gezien aan de jassen in de woning. Degene die de jassen verkocht noemde zich [alias] . De politie is gaan rijden met deze persoon en hij heeft hen toen de woning aangewezen waar de jassen werden verkocht. Het betrof [adres 9] . [13]
Vervolgens heeft de politie bij deze woning, waar de vader van verdachte woont, aangebeld, maar verdachte liet de politie niet binnen. Vervolgens is aan de hulpofficier van justitie een machtiging tot binnentreden gevraagd. Deze machtiging tot binnentreden (ter aanhouding van verdachte alsmede ter inbeslagneming) is opgesteld en door middel van een emailbericht verzonden naar de mobiele telefoon van verbalisant. Na het binnentreden zijn in de woning diverse jassen aangetroffen en in beslag genomen. [14]
De rechtbank kan uit het proces-verbaal niet vaststellen of de door de hulpofficier van justitie verleende machtiging binnentreden aan verdachte is getoond en gaat er van uit dat dit niet het geval is geweest. De rechtbank oordeelt dat dit een vormverzuim is, maar dat dit verzuim onvoldoende zwaar weegt om hier bewijsuitsluiting als consequentie aan te verbinden.
Vervolgens is het de vraag of er zoekend is rondgekeken door verbalisanten of dat er sprake was van een doorzoeking waar een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris voor is vereist, zoals de raadsvrouw heeft betoogd. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt:
Uit het proces-verbaal blijkt dat er een jas is aangetroffen in de serre op een bank [15] . Ook zijn er op een wasmand in de badkamer drie labels, waaronder twee van het merk “Woolrich” aangetroffen. [16] Verdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een jas half op een kastje in een slaapkamer had zien liggen en in een latere verklaring dat verdachte een jas uit een bigshoppertas haalde en dat er een alarmlabel en een kaartje aan bevestigd waren. Hij had de jas naderhand op een rekje bij de trap gelegd. [17] Verder zijn er een aantal foto’s met jassen opgenomen in het dossier. Op de foto’s zijn jassen te zien die op een bed en op een bank liggen. [18] Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de jassen in een kast hingen, maar dat wordt op geen enkele manier onderbouwd.
De rechtbank komt op grond van bovenstaande overwegingen tot de conclusie dat er geen sprake is geweest van een doorzoeking, maar dat de verbalisanten door zoekend rond te kijken de jassen hebben aangetroffen. Het verweer van de raadsvrouw wordt hiermee verworpen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat:
  • hij ook wel ‘ [alias] ’ wordt genoemd,
  • iemand, van wie hij de naam niet wil noemen, de jassen bij hem heeft gestald,
  • hij weet dat het dure jassen zijn en dat hij geen alarmlabels heeft gezien,
  • hij zich wel heeft afgevraagd waar de jassen vandaan kwamen en dat het zou kunnen dat hij jassen heeft verkocht.
Verdachte [medeverdachte 1] , aangehouden in de woning van verdachte, heeft verklaard dat hij voor
€ 350,- een jas, waar nog een alarmlabel aan zat, had gekocht van verdachte en dat vervolgens de politie kwam. Voordat de politie binnenkwam had hij de jas weer uitgedaan en had hij het geld weer teruggekregen van verdachte. [20]
Verdachte [medeverdachte 2] , aangehouden in de woning van verdachte, heeft verklaard dat verdachte had gezegd dat hij een jas te koop had voor € 350,-. In de woning heeft hij twee jassen gezien met een label er aan. [21]
De rechtbank overweegt hierbij dat de normale verkoopprijs van de jassen in de winkel rond de € 700,- ligt en dat de jassen door verdachte voor € 350- werden aangeboden. Het moet voor verdachte duidelijk zijn geweest dat de jassen van misdrijf afkomstig waren. Dat hij geen alarmlabels heeft gezien, vindt de rechtbank, ook gelet op de foto’s in het dossier en de verklaringen van verdachte [medeverdachte 1] en verdachte [medeverdachte 2] , niet geloofwaardig.
Gelet op bovenstaande overwegingen komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van de jassen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de meervoudige kamer is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder de feiten 1, 2 en 4 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
Primair
hij op
of omstreeks28 maart 2015 te Arnhem tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een winkel
en/of pand (gelegen
en/of gevestigdaan de [adres 2]
)heeft weggenomen een
(grote
)hoeveelheid sigaretten en
/ofkrasloten,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan " [benadeelde 1] ",
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op
of omstreeks06 maart 2015 te Groesbeek tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit een winkel
en/of pand (gelegen
en/of gevestigdaan de [adres 3]
)heeft weggenomen een
(grote)hoeveelheid sigaretten en
/ofshag,
althans rookwaar, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [benadeelde 2]
en/of [benadeelde 3]
en/of [benadeelde 4] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),waarbij verdachte en
/ofzijn mededader
(s)zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebrachtdoor middel van braak
, verbreking en/of inklimming;
4.
Subsidiair
hij in
of omstreeksde periode van 02 december 2014 tot en met 03 december 2014 te Arnhem,
althans in Nederland, een
(groot)aantal
(22)jassen,
althans (merk)kleding heeft verworven, voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die jassen
en/of kledingwist dat het
(een)door misdrijf verkregen goed
(eren
)betrof;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 en 2 telkens:
Diefstal door twee of meer personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Ten aanzien van feit 4 subsidiair:
Opzetheling

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder de feiten 1, 2 en 4 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd verdachte geen eerdere onherroepelijke veroordelingen heeft voor soortgelijke delicten. Bij een veroordeling is de tijd die reeds is ondergaan in voorlopige hechtenis ruim voldoende voor een eventueel op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Verder is verdachte bereid om zich aan alle voorwaarden met betrekking tot een eventuele voorwaardelijke straf te houden.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 3 september 2015;
- een voorlichtingsrapportage van reclassering Nederland, gedateerd 15 september 2015;
De rechtbank heeft bij de straftoemeting het navolgende in het bijzonder in aanmerking genomen:
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een tweetal inbraken en heling van goederen.
Bij de inbraken die verdachte samen met een ander heeft gepleegd is grof geweld gebruikt. Hoewel hierbij geen persoonlijke slachtoffers zijn gevallen is de impact van deze inbraken op de betrokkenen bijzonder groot.
Uit de foto’s die zijn genomen na de inbraken blijkt dat er erg veel schade is aangericht om de diefstallen te kunnen plegen. Verdachte heeft, kennelijk met groot gemak, grenzen overschreden voor eigen gewin. Dit rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
In het reclasseringsrapport wordt aangegeven dat verdachte heeft gezegd het vervelend te vinden dat hij is opgepakt net nu hij zijn leven wil beteren en een studie wil gaan volgen. De rechtbank constateert dat een deel van de strafbare feiten in maart 2015, en dus recent, zijn gepleegd.
Verdachte heeft ter zitting vrijwel niets verklaard over zijn rol bij de inbraken. Over de heling verklaart hij alleen dat het kan kloppen dat hij de jassen heeft verkocht. Met deze houding neemt hij geen verantwoordelijkheid voor zijn eigen handelen.
Verdachte heeft verder verklaard een reclasseringstoezicht niet nodig te vinden, maar, als er bijzondere voorwaarden zouden worden opgelegd, hij zich hier wel aan zou houden.
Gelet op bovenstaande overwegingen zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 13 maanden. Gelet op het rapport van de reclassering en wat verdachte ter terechtzitting heeft verklaard ziet de rechtbank geen meerwaarde in het opleggen van een reclasseringstoezicht.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partijen:
- [benadeelde 9] (ten aanzien van feit 1, voor een bedrag van in totaal € 4678,27),
- [benadeelde 2] (ten aanzien van feit 2, voor een bedrag van in totaal € 910,63) en
- [benadeelde 7] (ten aanzien van feit 4, voor een bedrag van € 7900,-)
hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1,2 en 4 subsidiair bewezenverklaarde feit.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] en [benadeelde 2] tot respectievelijk betaling van het bedrag van € 4846,65 en € 910,63 toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door respectievelijk 56 en 18 dagen hechtenis.
De officier van justitie heeft voorts gesteld dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 7] een onevenredige belasting is voor het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvouw heeft betoogd dat de vordering van [benadeelde 2] en [benadeelde 9] onduidelijk zijn en dienen te worden afgewezen. De vordering van Yildiz is niet onderbouwd en bovendien kan bij een veroordeling wegens heling geen causaal verband worden vastgesteld met de schade die wordt gevorderd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij
[benadeelde 9]als gevolg van het onder
feit 1bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 4228,- schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de vordering worden afgewezen. Het afgewezen gedeelte van € 168,38 betreft BTW en de benadeelde partij kan deze BTW, gelet op de Wet op de Omzetbelasting, aftrekken. Het afgewezen gedeelte van € 450,- betreft immateriële schade. Deze schade kan gelet op het tenlastegelegde feit in relatie tot artikel 6:106 lid 1 sub b van het Burgerlijk Wetboek niet worden toegewezen.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij
[benadeelde 2]als gevolg van het onder
feit 2bewezen verklaarde handelen tot een bedrag van
€ 839,36schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De vordering is voor toewijzing vatbaar. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen, nu het afgewezen gedeelte BTW betreft en de benadeelde partij deze BTW, gelet op de Wet op de Omzetbelasting, kan aftrekken.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij(en).
De benadeelde partij
[benadeelde 7](ten aanzien van
feit 4) zal niet-ontvankelijk verklaard worden in zijn vordering, nu deze onvoldoende is onderbouwd en aanvulling van de onderbouwing een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 57, 311, 416 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De meervoudige kamer:
 spreek verdachte vrij van het onder feit 3 tenlastegelegde ;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
   veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
13 (dertien) maanden;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 9] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 9], van een bedrag van
€ 4228,-(vierduizend tweehonderdachtentwintig euro);
  • Wijst af de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] .
veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [benadeelde 2], van een bedrag van
€ 839,36(achthonderd negenendertig euro en zesendertig eurocent);
  • wijst af de vordering van de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verklaart de
benadeelde partij [benadeelde 7] niet-ontvankelijkin zijn vordering;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G. Enderink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 oktober 2015

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015294294, gesloten op 18 juni 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 9] , namens “ [benadeelde 1] ”, p.50 en 52.
3.Kennisgeving van inbeslagname, p. 77.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79 t/m 82, twee processen-verbaal van bevindingen, p. 83 en p. 84.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 79.
6.Bijlage 1, 2 en 3 behorende bij aangifte van [benadeelde 9] , p. 55, 56 en 57.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 67.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 71.
9.6 Processen-verbaal van bevindingen, p. 90, 91, 92, 93, 94 en 95
10.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 7] , p. 248-260.
11.Proces-verbaal van aanhouding verdachte [verdachte] , p. 221-223.
12.Kennisgeving van inbeslagneming, p. 288-291.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 264.
14.Proces-verbaal van aanhouding, p. 221-222.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 273
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 266
17.Proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , p. 305 en 308-309.
18.Foto’s op pagina 269, 270 en 271.
19.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 september 2015.
20.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 308.
21.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 315-316