Overwegingen
1. Eiser heeft tot 1 juli 2011 een cafetaria, cateringbedrijf en een eetcafé geëxploiteerd in de vorm van een eenmanszaak. Vanaf 1 juli 2011 zijn de activiteiten voortgezet in een vennootschap onder firma, met firmant [B] .
2. Verweerder is in 2013 een onderzoek gestart naar de aanvaardbaarheid van de aangiften inkomstenbelasting over de jaren 2008 tot en met 2011. Van de bevindingen van het boekenonderzoek is op 6 maart 2014 een controlerapport opgemaakt. Naar aanleiding van dit onderzoek heeft verweerder eisers aangiften IB/PVV gecorrigeerd en de in geschil zijnde beschikkingen gegeven en navorderingsaanslagen opgelegd.
3. De beschikkingen herziening verliesverrekening IB/PVV zijn gebaseerd op de volgende gegevens (bedragen in €). De navorderingsaanslagen ZVW zijn daarvan afgeleid.
2008
2009
2010
2011
Aanslag
Inkomen uit werk en woning
2.476
-18.226
10.697
32.087
Verrekening overig verlies
-103
-2.127
Verrekening ondernemingsverlies
-2.373
-8.57
-32.087
Belastbaar inkomen/verlies
-18.226
Winstcorrecties controle
Debiteuren
11.985
Kasverschil: meer omzet
1.534
5.011
1.877
1.908
Kasverschil: minder kosten
5.965
5.046
12.184
12.909
Autokosten
4.896
3.41
Privé gebruik goederen
500
500
500
500
Overige winstcorrecties
-540
-1.194
799
237
Totaal correcties
7.459
26.244
18.77
15.554
Inkomenscorrecties controle
Aangegeven inkomen box 1
2.476
-18.226
10.697
32.087
Winstcorrecties
7.459
26.244
18.77
15.554
Minder zelfstandigenaftrek
1.298
1.335
Meer MKB-winstrijstelling
-746
-2.891
-2.252
-2.026
* Inkomen box 1 bij navordering
9.189
6.425
27.215
46.95
Verrekening overig verlies
-103
-2.127
Verrekening ondernemingsverlies
-9.086
-6.425
-25.088
-46.95
Belastbaar inkomen
Uitspraak op bezwaar
Inkomen werk en woning
8.945
5.977
27.247
46.95
Verrekening verliezen
-8.945
-5.977
-27.247
-46.95
Belastbaar inkomen
4. Bij uitspraak op bezwaar heeft verweerder voor de jaren 2008 tot en met 2009 de correctie privé gebruik goederen teruggenomen. De beschikking IB/PVV en de navorderingsaanslag ZVW over het jaar 2011 zijn gehandhaafd.
5. Tot de gedingstukken behoort een memo van de voormalige boekhouder van eiser ( [C] ) van 9 september 2014 en een daarbij gevoegd e-mailbericht van eisers voormalige accountant [D] van 21 juli 2014. [D] heeft eisers jaarrekening over het jaar 2006 opgemaakt. Volgens de bijlagen bij voornoemd e-mailbericht van [D] bedroeg het debiteurensaldo volgens de balans per 31 december 2006 € 4.270. Een specificatie hiervan behoort tot de bijlagen. Tevens was volgens die bijlagen op de balans per 31 december 2006 een post te vorderen omzet van € 7.275 opgenomen. Deze post bestond uit een vordering op ex-werknemers terzake van verduisterde omzet van € 8.500, verminderd met een terugbetaald bedrag van € 1.225.
Volgens de balans per ultimo 2008 bedragen de debiteuren € 9.108.
6. In geschil is het antwoord op de vraag of de beschikkingen en navorderingsaanslagen tot juiste bedragen zijn opgelegd. Met name is in geschil of de correcties met betrekking tot de afboeking van debiteuren, de kasverschillen en de autokosten terecht zijn aangebracht.
Beoordeling van het geschil
Afboeking debiteuren 2009
7. Eiser heeft in zijn jaarrekening over het jaar 2009 een bedrag van € 11.985 als incidentele last opgenomen wegens afboeking van debiteuren. Volgens eiser ziet deze afboeking voor een bedrag van € 7.275 op de oninbaar geachte vordering op zijn ex-werknemers. Voor het overige (€ 4.710) heeft de afboeking betrekking op in het jaar 2006 dubbel geboekte omzet. Verweerder heeft het bedrag van € 11.985 niet als verliespost in aanmerking genomen.
8. Met betrekking tot de afboeking van de vordering van eiser op de twee ex-werknemers staat vast dat deze vordering tot de winst van 2006 of een eerder jaar is gerekend. Deze vordering is immers op de balans per 31 december 2006 opgenomen. Verweerder heeft het bestaan van de vordering niet betwist. Daarom moet ervan worden uitgegaan dat deze vordering ultimo 2008 nog bestond en op de balans was opgenomen. Eiser heeft ter zitting naar het oordeel van de rechtbank geloofwaardig gesteld dat de vorderingen oninbaar zijn geworden nu de betreffende ex-werknemers momenteel deelnemen aan het criminele circuit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder deze stelling van eiser onvoldoende weersproken. Dat eiser ter zitting desgevraagd de aangifte van de diefstal bij de politie niet heeft kunnen overleggen maakt dit niet anders. Ook is onjuist het standpunt van verweerder dat eiser niet heeft laten zien dat hij incassomaatregelen heeft getroffen. Uit de omstandigheid dat die ex-werknemers een bedrag van € 1.225 hebben voldaan volgt immers al dat eiser wel degelijk heeft gepoogd zijn vordering te innen. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat deze vordering in 2009 als oninbaar moet worden aangemerkt en dat goed koopmansgebruik afwaardering tot nihil rechtvaardigt. Verweerder heeft daarom dit bedrag ten onrechte gecorrigeerd.
9. Met betrekking tot de afboeking wegens dubbel geboekte omzet overweegt de rechtbank het volgende. Uit de onder de feiten vermelde stukken van [C] en van [D] , blijkt dat de omzet in het bedrijf van eiser als volgt wordt geadministreerd. De contante of met pinbetaling afgerekende verkopen worden aan de hand van de Z-afslagen van de kassa onmiddellijk tot de dagomzet gerekend en als zodanig in het grootboek opgenomen. De verkopen op rekening (met name de catering) worden pas als omzet in het grootboek verwerkt op het moment van ontvangst van de betaling van de nota per bank of contant. Aldus zijn in het grootboek slechts de daadwerkelijke ontvangsten opgenomen. Voor het bepalen van de in de jaarrekening te verantwoorden omzet dienen die ontvangsten dan vervolgens te worden verminderd met het debiteurensaldo (nog uit te schrijven facturen en/of nog niet betaalde facturen) op 1 januari van het betreffende jaar en vermeerderd met het debiteurensaldo op 31 december van dat jaar. Eiser dient hiertoe jaarlijks dat debiteurensaldo aan zijn boekhouder door te geven.
10. Eiser heeft niet onderbouwd op welke wijze in het jaar 2006 sprake is geweest van dubbele boeking van omzet. Gelet op voornoemde wijze van vaststellen van de omzet moet worden aangenomen dat eisers boekhouder bij het opmaken van de jaarrekening over het jaar 2006 de omzet heeft vastgesteld door de ontvangsten in dat jaar te verminderen met het debiteurensaldo op 1 januari 2006 en te vermeerderen met het debiteurensaldo van € 4.270 op 31 december van dat jaar. Van dubbel boeken van de omzet is dan geen sprake. Indien de betreffende debiteuren in de jaren 2007 en 2008 nog niet hebben betaald, zit voornoemd bedrag van € 4.270 in het debiteurensaldo per 31 december 2008. Ervan uitgaande dat dit bedrag in 2009 als oninbaar is aangemerkt, heeft de boekhouder dit verwerkt door bij het bepalen van de omzet over 2009 die debiteuren aan het einde van dat jaar niet meer mee te nemen. Daarmee is het bedrag van € 4.270 al ten laste van de omzet (en winst) in 2009 gebracht. Voor het afzonderlijk in aanmerking nemen van een incidentele last is dan geen aanleiding meer. Aan de hand van specificaties van het debiteurensaldo aan het einde van de jaren 2007 tot en met 2009 en overzichten van de herleiding van de omzet uit de ontvangsten in de jaren 2006 tot en met 2008, had eiser mogelijk aannemelijk kunnen maken dat hierbij fouten zijn gemaakt. Dat heeft eiser echter niet gedaan. Daarnaast sluit het bedrag dat volgens eiser in het jaar 2006 dubbel zou zijn geboekt (€ 4.710) niet aan bij het debiteurensaldo ultimo dat jaar (€ 4.270). Uit het voorgaande volgt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in het jaar 2009 aanspraak kan maken op een aftrekpost van € 4.710.
11. Eiser registreert de dagelijkse omzet op basis van de Z-afslagen. Daarnaast wordt het kasgeld geteld en vastgelegd en vindt dagelijks kascontrole plaats. Aan het eind van iedere week wordt door eiser de weekomzet bepaald door een ZZ-1 kassa-afslag en wordt het kasgeld nogmaals geteld. De uitkomsten hiervan zet eiser op papier. Het personeel van eiser krijgt aan het begin van iedere dag een portemonnee met een basisbedrag aan wisselgeld. Aan het eind van iedere dag roomt eiser het overtollige geld in elke portemonnee weer af tot dit basisbedrag. Het restant wordt bewaard in de kluis. De echtgenote van eiser maakt iedere week een weekstaat aan de hand van de kasbescheiden (kassa-afslagen en tellingen van het geld). In deze weekstaten worden tevens kasuitgaven, bankafstortingen, verkopen op rekening en privé-uitgaven verwerkt. Het saldo van de weekstaat wordt vervolgens vergeleken met het saldo van het aanwezige kasgeld. Indien geen overeenstemming is tussen beide saldi wordt door eiser een kasverschil in de administratie verwerkt.
12. Verweerder heeft van de kasverschillen de overschotten als omzet aangemerkt en de tekorten als privé-onttrekkingen. Het gaat hierbij om de volgende bedragen (in €). Bij de kasoverschotten heeft verweerder eerst de volgens hem daarover verschuldigde btw geëlimineerd.
2008
2009
2010
2011
Verwerkt in jaarrekening:
Kastekort
5.965
5.046
12.184
12.909
Kasoverschot
1.726
5.637
2.112
2.146
Per saldo ten laste van de winst
4.239
-591
10.072
10.763
Correctie verweerder:
Kasoverschot
1.726
5.637
2.112
2.146
Af te dragen btw
-192
-626
-235
-238
Meer omzet
1.534
5.011
1.877
1.908
Minder kosten (privé)
5.965
5.046
12.184
12.909
Totaal winstcorrectie
7.499
10.057
14.061
14.817
13. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de kasverschillen enerzijds worden veroorzaakt door het op verschillende tijdstippen verwerken van financiële gegevens (timingsverschillen). Ter illustratie hiervan heeft eiser ter zitting aan de rechtbank een voorbeeld uit de kasstaten van het jaar 2009 getoond waaruit een kort na elkaar volgend kastekort en kasoverschot van ongeveer € 2.800 blijkt. Daarnaast betoogt eiser dat kastekorten ook kunnen zijn veroorzaakt door diefstal en door per abuis niet geboekte zakelijke betalingen.
14. Op verweerder rust de bewijslast aannemelijk te maken dat de kasoverschotten moeten worden aangemerkt als omzet en niet, zoals eiser stelt, als door timingverschillen veroorzaakte correctieposten die staan tegenover kasoverschotten. De rechtbank acht verweerder hierin niet geslaagd. Op grond van het door eiser ter zitting getoonde voorbeeld is aannemelijk dat door boekingsfouten aanzienlijke - virtuele - tekorten en overschotten kunnen ontstaan. Verweerder heeft hiertegenover onvoldoende aangevoerd. Gelet hierop acht de rechtbank aannemelijk dat de geboekte kasoverschotten aangemerkt moeten worden als virtuele overschotten, dat deze worden gecompenseerd door daarmee samenhangende kastekorten en dat deze overschotten in zoverre per saldo geen invloed op de winst hebben.
15. Op eiser rust de bewijslast aannemelijk te maken dat de kastekorten in de jaren 2008, 2010 en 2011, voor zover deze de kasoverschotten overtreffen, aangemerkt kunnen worden als zakelijke lasten. De rechtbank acht eiser daarin niet geslaagd. Afgezien van het jaar 2009, waarin per saldo sprake is van een klein overschot, gaat het om zeer aanzienlijke kastekorten. Weliswaar heeft eiser gesteld dat deels sprake is van zakelijke uitgaven, maar van enig bewijs daarvan is niet gebleken. Ook maakt eiser niet aannemelijk dat sprake is geweest van diefstal. Eiser oefent dagelijks controle uit op het door zijn personeel beheerde kasgeld. Daarbij worden volgens eiser slechts kleine verschillen geconstateerd. De (grote) kastekorten ontstaan pas nadat eiser het overtollige kasgeld heeft afgezonderd van het kasgeld in cafetaria en eetcafé en slechts eiser en zijn echtgenote daarover de beschikkingsmacht hebben. Concrete gegevens over de door eiser gestelde diefstallen door het personeel, zoals tijdstippen, verdachten en door eiser ondernomen acties, heeft eiser niet verstrekt. Gelet hierop heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van zakelijke lasten. Het vorenstaande betekent dat de door eiser in de jaren 2008 (€ 4.239), 2010 (€ 10.072) en 2011 (€ 10.763) per saldo ten laste van de winst gebrachte bedragen in zoverre door verweerder terecht zijn gecorrigeerd.
16. Eiser en zijn echtgenote beschikten in de gecontroleerde jaren over een wisselend aantal auto’s, waaronder een drietal bestelauto’s met grijs kenteken. Daarnaast had eiser een personenauto (rode Volvo met geel kenteken). Deze auto’s waren niet op de balans geactiveerd. Eiser heeft ter zake van het gebruik van de auto’s voor de bedrijfsuitoefening in de jaren 2007, 2008 en 2009 telkens € 0,19 per gereden kilometer ten laste van de winst gebracht (2007: 17.250 km; 2008: 18.522 km; 2009: 17.950 km). Ten laste van de winst zijn daarnaast autokosten gebracht die betrekking hebben op de “bezorgauto”. Onder de in 2008, 2009 en 2011 ten laste van de winst gebrachte brandstofkosten bevinden zich ook incidenteel kosten van auto’s die niet tot het ondernemingsvermogen behoren (2008: auto van andere eigenaar; 2009: privé auto [AA-BB-00] van echtgenote van eiser; 2011: kosten van de auto van de vader van eiser). Naar aanleiding van het boekenonderzoek heeft eiser voor het jaar 2008 een registratie opgemaakt van de met de auto’s ten behoeve van de onderneming gereden kilometers. Alhoewel deze registratie volgens het opschrift betrekking heeft op de rode Volvo, heeft eiser naderhand gesteld dat deze registratie op zakelijk gebruik van alle privé auto’s van eiser en zijn echtgenote ziet. Volgens deze registratie zijn in 2008 in totaal 18.520 zakelijke kilometers gereden.
17. In het controlerapport wordt naar aanleiding van de door eiser overgelegde registratie opgemerkt dat hierin ook “bezorgkilometers” worden vermeld, terwijl voor de bezorging een aparte auto aanwezig is waarvan de kosten afzonderlijk onder de autokosten worden opgenomen. Tevens wordt erop gewezen dat uit APK gegevens blijkt dat met de rode Volvo in de periode van april 2008 tot en met mei 2010 in totaal 26.284 km met deze auto is gereden, hetgeen neerkomt op 12.873 per jaar voor privé en zakelijke doeleinden.
18. Verweerder heeft naar aanleiding van het boekenonderzoek het standpunt ingenomen dat eiser de door hem gestelde kosten niet aannemelijk heeft gemaakt en de volgende winstcorrecties aangebracht (in €).
Verwerkt in jaarrekening:
2009
2010
Kilometers 2007 17.250 x 0,19
3.277
Kilometers 2008 18.522 x 0,19
3.519
Kilometers 2009 17.950 x 0,19
3.41
Totaal aftrek
6.796
3.41
Geaccepteerd bij controle:
Kilometers 2007 nihil
Kilometers 2008 10.000 x 0,19
1.9
Kilometers 2009 nihil
Totaal aftrekbaar
1.9
Winstcorrectie
4.896
3.41
19. De bewijslast van de hoogte van de zakelijke kosten die voortvloeien uit het gebruik van tot het privé vermogen van eiser behorende auto’s, rust op eiser. Eiser heeft ter zitting daartoe verklaard dat de kosten voor de auto’s jaarlijks werden berekend door de kilometerstand aan het begin van het jaar af te trekken van de kilometerstand aan het eind van het jaar. Vervolgens heeft eiser dit verschil vermenigvuldigd met € 0,19 en de uitkomst hiervan als aftrekpost opgenomen in de financiële administratie. Volgens eiser werd alleen gedeclareerd voor de Volvo omdat die een geel kenteken had, voor de busjes werd dat niet gedaan omdat deze een grijs kenteken hadden. Ter zitting heeft eiser daaraan nog toegevoegd dat de brandstofkosten van de door hem in privé gehouden rode Volvo [AA-BB-01] met privé geldmiddelen werden betaald, maar dat de kosten van de busjes met een tankpas werden betaald waarvoor een factuur werd ontvangen. Tevens heeft eiser aangevoerd dat alle bestelauto’s naar zijn mening bedrijfsauto’s zijn.
20. De rechtbank zal allereerst het standpunt van eiser behandelen dat hij alle door hem gebruikte auto’s (behalve de rode Volvo) tot zijn ondernemingsvermogen heeft gerekend, maar dat activering op de balans achterwege is gelaten vanwege de geringe aanschafprijs van die auto’s. De rechtbank overweegt dat eiser dit standpunt op geen enkele wijze heeft onderbouwd. Zo is niet duidelijk welke auto’s eiser voor ogen heeft en wanneer en voor welk bedrag deze zijn aangeschaft. Gegevens waaruit zou kunnen blijken dat deze auto’s ondanks het achterwege laten van activering op de balans verplicht bedrijfsvermogen zouden vormen, heeft eiser evenmin aangeleverd. Gelet hierop moet dit standpunt van eiser worden verworpen. De rechtbank overweegt in dit verband ten overvloede dat als het standpunt van eiser juist zou zijn, voor aftrek van een bedrag van 0,19 per kilometer in het geheel geen ruimte zou zijn.
21. Met betrekking tot de door hem overgelegde kilometerregistratie over het jaar 2008 overweegt de rechtbank het volgende. Allereerst merkt de rechtbank op dat de verklaring van eiser ter zitting dat hij slechts de met de rode Volvo verreden kilometers als zakelijk boekte, in strijd is met zijn standpunt dat de door hem overgelegde registratie ziet op meerdere door hem gebruikte auto’s, zodat onduidelijk is of de overgelegde registratie nu alleen op de rode Volvo of op meerdere auto’s betrekking heeft. In de registratie is ook niet vermeld met welke auto wanneer is gereden. Daarnaast merkt de rechtbank op dat eiser, door jaarlijks alleen uit te gaan van de begin- en eindstand van de kilometerteller van de auto of auto’s en het saldo daarvan als zakelijke kilometers aan te merken, ten onrechte geen rekening heeft gehouden met privékilometers. Deze administratie voldoet ook los hiervan niet aan de daaraan redelijkerwijs te stellen eisen. In de eerste plaats is niet in de loop van het jaar zelf aantekening gehouden van de zakelijke kilometers, maar is deze registratie vele jaren daarna opgemaakt. Primaire aantekeningen ontbreken geheel. Dit doet ernstig afbreuk aan de betrouwbaarheid daarvan. In de registratie zijn daarnaast veel gevallen opgenomen waarin volgens de registratie wekelijks (50 keer per jaar) naar dezelfde afnemer is gereden, zonder dat aannemelijk wordt gemaakt dat die ritten daadwerkelijk met die frequentie en op welke tijdstippen zijn uitgevoerd. Gelet hierop heeft eiser niet aan de op hem rustende bewijslast voldaan. Voor de in de jaren 2007 en 2009 gereden zakelijke kilometers heeft eiser in het geheel geen bewijs aangedragen. Rekening houdend met de omstandigheid dat buiten de onderhavige kosten al bedragen ten laste van de winst zijn gebracht met betrekking tot de gebruikte privé auto’s (tankpas bestelauto’s), dat kosten van een bezorgauto rechtstreeks ten laste van de winst zijn gebracht en dat met ingang van 2010 een auto (Chevrolet) tot het bedrijfsvermogen behoort, heeft verweerder de aftrek in redelijkheid kunnen beperken tot een bedrag van € 1.900 in het jaar 2009.
22. Uit het voorgaande volgt dat de beroepen van eiser gericht tegen de beschikkingen IB/PVV en navorderingsaanslagen ZVW gegrond moeten worden verklaard. Voor de beschikkingen IB/PVV moet daarbij worden uitgegaan van de hieronder vermelde gegevens. De aanslagen ZVW dienen dienovereenkomstig te worden aangepast.
2008
2009
2010
2011
Winst volgens aangifte/aanslag
19.981
-8.736
21.197
41.082
Correctie debiteuren
4.71
Correctie kastekorten
4.239
10.072
10.763
Correctie autokosten
4.896
3.41
Correctie privé gebruik
500
Overige correcties
-540
-1.194
799
237
= Gecorrigeerde winst
23.68
-324
35.478
52.582
Zelfstandigenaftrek
-6.968
-9.251
-7.222
-7.266
MKB-vrijstelling
-1.672
1.005
-3.391
-5.438
= Winst uit onderneming
15.04
-8.57
24.865
39.878
Periodieke uitkeringen
1.088
3.476
= Bijdrage inkomen ZVW
16.128
-8.57
24.865
43.354
Inkomsten eigen woning
-2.007
-2.127
-1.601
-1.147
AOV verzekering
-7.713
Persoonsgebonden aftrek
-603
= Inkomen box 1
5.805
-10.697
23.264
42.207
Verrekening overig verlies
-2.23
Verrekening ondernemingsverlies
-3.575
-23.264
-42.207
= Belastbaar inkomen box 1
23. Met betrekking tot de vergrijpboetes ten aanzien van de navorderingsaanslagen ZVW, heeft verweerder opgemerkt dat deze dienen te worden vernietigd omdat deze boetes niet op de juiste wijze zijn aangekondigd. Omdat verweerder de verminderingsbeschikkingen niet heeft overgelegd, zal de rechtbank de boetes vernietigen.
24. Nu eiser geen afzonderlijke gronden tegen de beschikkingen heffingsrente heeft aangevoerd, zal de in rekening gebrachte heffingsrente dienen te worden verminderd overeenkomstig de vermindering van de navorderingsaanslagen.
25. De gemachtigde van eiser (zijn echtgenote) is geen beroepsmatige rechtsbijstandverlener. Daarom bestaat geen recht op een forfaitaire vergoeding van proceskosten. De rechtbank ziet hierin aanleiding verweerder te veroordelen in de reiskosten van zowel eiser als zijn gemachtigde. Deze kosten worden gesteld op € 39,24 zijnde de kosten van openbaar vervoer 2e klasse. Niet is gesteld of gebleken dat sprake is van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten.