In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland werd behandeld, vorderden de Stichting Scholengroep Spinoza voor Voortgezet Onderwijs en Stichting Digitaal Leren (hierna: Spinoza en Stichting Digitaal Leren) een verbod op de werkzaamheden van Merces B.V. (hierna: Merces) met ingang van 1 januari 2016. De eisers stelden dat zij de dienstverleningsovereenkomst met Merces rechtsgeldig hadden beëindigd op basis van artikel 13 lid 1 sub c van de Algemene Voorwaarden van Merces, omdat Merces haar gebruiksrecht op het intellectuele eigendom van het programma Merces@Work had beëindigd. Merces betwistte de rechtsgeldigheid van de beëindiging en voerde aan dat de bepaling in de algemene voorwaarden enkel voor haar bedoeld was en niet voor de opdrachtgevers.
De rechtbank oordeelde dat de algemene voorwaarden deel uitmaakten van de overeenkomst en dat de uitleg van de bepalingen afhankelijk was van de objectieve bewoordingen in het licht van de overeenkomst als geheel. De voorzieningenrechter concludeerde dat de beëindiging van het gebruik van Merces@Work ook gevolgen had voor de eisers, en dat zij redelijkerwijs mochten aannemen dat zij de overeenkomst konden beëindigen. De rechtbank oordeelde dat de eisers de overeenkomst met ingang van 1 januari 2016 rechtsgeldig hadden beëindigd.
De vorderingen van Spinoza en Stichting Digitaal Leren werden toegewezen, en Merces werd verboden om vanaf 1 januari 2016 nog werkzaamheden voor hen uit te voeren. Tevens werd Merces veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor iedere dag dat zij niet aan deze veroordeling voldeed, tot een maximum van € 100.000,00. Merces werd ook veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van Spinoza werden begroot op € 1.528,98. Het vonnis werd uitgesproken door mr. M.A.M. Vaessen op 24 september 2015.