ECLI:NL:RBGEL:2015:66

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 januari 2015
Publicatiedatum
9 januari 2015
Zaaknummer
05/841025-14, 05/820071-14 (ttz.gev.) en 05/023220-13 (ttz.gev.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Welbergen
  • mr. Van der Mei
  • mr. Driessen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor mishandeling, bedreiging en rijden zonder geldig rijbewijs

Op 9 januari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 31-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling en bedreiging van zijn vader, alsook van bedreiging met een mes van een buurman en het rijden zonder geldig rijbewijs. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, in verband met zijn verslavingsproblemen. De feiten vonden plaats in de periode van 2013 tot 2014. De man heeft zijn vader op 24 november 2014 mishandeld door hem bij de kleding vast te pakken en tegen de muur te gooien, wat leidde tot letsel. Tevens heeft hij zijn vader bedreigd met de dood en met zware mishandeling door dreigende woorden te uiten. In een andere zaak, op 29 juni 2013, was de man betrokken bij een verkeersincident waarbij hij een snorfietser niet voorrang verleende, wat resulteerde in een aanrijding. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor roekeloos rijgedrag, waardoor hij werd vrijgesproken van dat onderdeel. Daarnaast werd hij beschuldigd van het rijden zonder geldig rijbewijs, wat hij erkende. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, een buurman die bedreigd was, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de man €250,- moest betalen voor immateriële schade. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn verslaving.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/841025-14, 05/820071-14 (ttz.gev.) en 05/023220-13 (ttz.gev.)
Data zitting : 15 januari 2014, 28 januari 2014, 12 maart 2014, 3 juni 2014, 6 oktober 2014, 19 december 2014 en 5 januari 2015
Datum uitspraak : 9 januari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in [verblijfplaats].
Raadsman: mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging - ten laste gelegd dat:
(parketnummer 05/841025-14)
1.
hij op of omstreeks 24 november 2014,
in de gemeente Putten,
zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer 1]
, heeft mishandeld door zijn vader bij de kleding te hebben vastgepakt
en/of (vervolgens) zijn vader in/op/tegen de muur heeft gegooid en/of zijn
vader door de kamer heeft gesleurd/getrokken (tengevolge waarvan die [slachtoffer 1]
met zijn hoofd op/tegen de muur is gevallen en/althans met zijn hoofd op de
grond terecht is gekomen), tengevolge waarvaan voornoemde [slachtoffer 1] letsel heeft
bekomen en/of pijn heeft ondervonden ;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 24 november 2014,
in de gemeente Putten,
zijn vader, althans een persoon genaamd [slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling,
immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de
woorden toegevoegd :"Ik maak je kapot. Ik steek je aan het mes. Ik snij je aan
stukken" en/of "ik ga je helemaal verbouwen" en/of "ik steek je een mes tussen
je ribben", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
(parketnummer 05/820071-14)
hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Harderwijk,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Citroen met kenteken [kenteken]), daarmee rijdende over de weg,
de Luttekepoortstraat, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam, heeft gereden, hierin bestaande
dat verdachte
- terwijl het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt of
gehinderd, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet, althans onvoldoende, gelet op mogelijke
weggebruikers op het naastgelegen (brom-)fietspad van dezelfde weg, en/of
- heeft verdachte een over het naastgelegen (brom-)fietspad rijdende
snorfiets (scooter) niet, althans te laat opgemerkt, en/of
- is verdachte met zijn voertuig afgeslagen naar links (teneinde de Kuipwal in te
Rijden), en/of
- heeft verdachte bij het afslaan naar links (in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) de (bestuurder van) die snorfiets (scooter) niet voor laten
gaan, en/of,
- is verdachte niet (tijdig) gestopt voor voornoemde (bestuurder van die)
snorfiets, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig
gebotst, althans aangereden, althans in aanrijding gekomen met
die snorfiets,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, namelijk de
passagier van die snorfiets (genaamd [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of
verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd
toegebracht;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Harderwijk,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Citroen met kenteken [kenteken]), daarmee heeft gereden over de
weg, de Luttekepoortstraat,
- terwijl het uitzicht van verdachte niet werd belemmerd, beperkt of
gehinderd, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet, althans onvoldoende, gelet op mogelijke
weggebruikers op het naastgelegen (brom-)fietspad van dezelfde weg, en/of
- heeft verdachte een over het naastgelegen (brom-)fietspad rijdende
snorfiets (scooter) niet, althans te laat opgemerkt, en/of
is verdachte met zijn voertuig afgeslagen naar links (teneinde de Kuipwal in te
rijden), en/of
- heeft verdachte bij het afslaan naar links (in strijd met artikel 18 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) de (bestuurder van) die snorfiets (scooter) niet voor laten
gaan, en/of,
- is verdachte niet (tijdig) gestopt voor voornoemde (bestuurder van die)
snorfiets, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig
gebotst, althans aangereden, althans in aanrijding gekomen met
die snorfiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 29 juni 2013 in de gemeente Harderwijk,
terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld
rijbewijs voor een of meer categorieën van motorrijtuigen, te weten de
categorieën AM en B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander
rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie of
categorieën was afgegeven, op de weg, de Luttekepoortstraat, als bestuurder
een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie of categorieën heeft
bestuurd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 9 lid 2 Wegenverkeerswet 1994
(05/023220-13)
hij op of omstreeks 02 februari 2013 in de gemeente Harderwijk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 3]
van het leven te beroven, opzettelijk, staande zeer dicht en/of nabij die
[slachtoffer 3], met een mes een stekende beweging heeft gemaakt naar en/of in de
richting van de borst, althans het bovenlichaam, van die [slachtoffer 3], terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 02 februari 2013 in de gemeente Harderwijk,
ter uitvoering van het voornemen en het misdrijf om aan [slachtoffer 3]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk, staande
zeer dicht en/of nabij die [slachtoffer 3], met een mes een stekende beweging in de
richting van de borst, althans het bovenlichaam, heeft gemaakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 02 februari 2013 in de gemeente Harderwijk [slachtoffer 3]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, hierin bestaande dat verdachte opzettelijk dreigend
staande zeer dicht en/of nabij die [slachtoffer 3], met een mes een stekende beweging
in de richting van de borst, althans het bovenlichaam, heeft gemaakt;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak met parketnummer 05/841025-14 is op 6 oktober 2014, 19 december 2014 en 5 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. De zaak met parketnummer 05/820071-14 is op 19 december 2014 en 5 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. De zaak met parketnummer 05/023220-13 is op 15 januari 2014, 28 januari 2014, 12 maart 2014, 3 juni 2014, 6 oktober 2014,
19 december 2014 en 5 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Verdachte is op 3 juni 2014 en 19 december 2014 verschenen. Verdachte is op 19 december 2014 bijgestaan door
mr. R.P. Adema, advocaat te Apeldoorn.
Parketnummer 05/023220-13
Als benadeelde partij heeft zich schriftelijk in het geding gevoegd: [slachtoffer 3].
De officier van justitie heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.

3.Vrijspraak

Ten aanzien van parketnummer 05/820071-14:
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank hieromtrent het volgende.
Verdachte wilde op 29 juni 2013 met zijn auto rond het middaguur in de bebouwde kom van Harderwijk vanaf de Luttekepoortstraat links afslaan en de Kuipwal inrijden. Daartoe moest hij een parallel aan de Luttekepoortstraat gelegen fietspad kruisen. Getuige [getuige 1] zag dat verdachte stond voorgesorteerd en zijn linker richtingwijzer had aanstaan. Volgens deze getuige was verdachte verder niets aan het doen behalve autorijden. Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat er van beide richtingen fietsers aankwamen en dat hij stopte om de fietsers voorrang te geven. Verdachte was in de veronderstelling dat het fietspad vervolgens vrij was en hij deze kon kruisen om vervolgens de Kuipwal in te rijden. Op het moment dat hij afsloeg en het fietspad kruiste, reed een zich op het fietspad bevindende scooter tegen zijn auto aan. De scooter reed parallel aan de rijrichting van verdachte. Van bijzondere weersomstandigheden was geen sprake. Voorts is uit onderzoek naar voren gekomen dat van technische gebreken bij beide voertuigen geen sprake is. Ook is niet gebleken van enige snelheidsovertreding. Op basis van de stukken komt vast te staan dat verdachte kan worden verweten dat hij de scooter niet heeft gezien terwijl hij de scooter wel had kunnen en moeten zien. De vraag die de rechtbank te beantwoorden heeft of dit een strafrechtelijk verwijt betreft in de zin van artikel 6 dan wel artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor bewezenverklaring van schuld in vorenbedoelde zin. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Daarnaast geldt dat niet enkel uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Uit de enkele omstandigheid dat de verdachte in de gegeven omstandigheden de scooter, aan wie hij voorrang had dienen te verlenen, over het hoofd heeft gezien, hoewel deze voor hem wel waarneembaar moet zijn geweest, kan niet volgen dat de verdachte roekeloos of zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden. Hierdoor is er geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 en moet verdachte worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Het enkele feit dat verdachte een verkeersfout heeft begaan – namelijk het niet verlenen van voorrang - levert evenmin verwijtbaarheid op als bedoeld in artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994. Verdachte heeft kennelijk voorafgaand aan het ongeval zich ervan vergewist of het fietspad vrij was. Immers, andere weggebruikers heeft hij wel gezien en voorrang verleend. De verklaring van getuige [getuige 1] bevat geen aanwijzing voor strafrechtelijk verwijtbaar gedrag als hier aan de orde. De vraag waarom verdachte wel de fietsers heeft gezien en voorrang heeft verleend, maar niet de scooter kan verdachte niet beantwoorden. Het enige wat hij zich kan bedenken is dat de raamstijl in de weg van het zicht op het fietspad heeft gezeten. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bewijs tekortschiet om bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te kunnen komen. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van hetgeen hem onder 1 subsidiair ten laste is gelegd.
Bij beide hierboven behandelde feiten heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat verdachte heeft verklaard op de (vroege) ochtend van ongeval cannabis te hebben gebruikt, maar dat uit toxicologisch onderzoek is gebleken dat nadelige beïnvloeding van de rijvaardigheid daardoor ten tijde van de bloedafname niet heeft plaats gevonden, zoals volgt uit de conclusie van het rapport van het NFI van 26 juli 2013. [1]
Ten aanzien van parketnummer 05/023220-13:
De rechtbank heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
In het bijzonder overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank kan zich op grond van de informatie met betrekking de feitelijke toedracht en de omstandigheden van het geval geen oordeel vormen of er in dit geval sprake is geweest van een aanmerkelijke kans of mogelijkheid dat het gevolg, de dood van of zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 3], daadwerkelijk zou intreden. De rechtbank acht daartoe de uiteenlopende verklaringen met betrekking tot de afstand tussen het mes en aangever onvoldoende om op grond van die waarneming alleen te komen tot het oordeel dat er dus sprake geweest van een aanmerkelijke kans dat aangever het leven zou laten of zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Immers hieruit valt niet af te leiden hoe groot het risico was dat vitale lichaamsdelen van het slachtoffer konden worden geraakt. Meer in het bijzonder ontbreekt inzicht in de positie van verdachte en het slachtoffer ten tijde van het steken. Van belang is verder dat de vriendin van het slachtoffer wel tijdens het telefoongesprek met de politie heeft gezegd ‘hij heeft een mes, hij heeft een mes’, maar niet heeft gesproken over de stekende beweging op (voldoende) korte afstand in die zin dat aangever daardoor bijna werd geraakt. Indien er sprake is geweest van een stekende beweging van (voldoende) dichtbij dan had dit wel in de rede gelegen gelet op de positie die zij volgens eigen verklaring ter plaatse had.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte te worden vrijgesproken van de ten laste gelegde poging doodslag subsidiair zware mishandeling.
4. De beslissing inzake het bewijs [2]
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/841025-14 feit 1 en 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 en 2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Beoordeling door de rechtbank
Op 24 november 2014 heeft [slachtoffer 1] aangifte gedaan van mishandeling door zijn zoon [verdachte] (hierna: verdachte). Verdachte was door zijn drugsgebruik onhandelbaar geworden. Aangever heeft verklaard dat verdachte die dag om 07.00 uur langs kwam in zijn woning te Putten om spullen te halen. Hij was toen al erg boos op aangever. Aangever ging naar zijn werk en kwam om 12.30 uur terug. Verdachte was er nog en wilde niet weg. Hij riep naar aangever: “Ik maak je kapot. Ik steek je aan het mes. Ik zal het huis verbouwen. Ik snij je aan stukken.” Op een gegeven moment greep verdachte aangever vast en sleurde hem de kamer in. Daardoor viel aangever ergens tegen aan en vervolgens viel hij met zijn hoofd hard op de grond. Hij voelde dat het pijn deed. Daarna zei verdachte: “Ik ga je helemaal verbouwen.” [3]
Een aanwezige vriendin van de echtgenote van aangever, [getuige 2], zag dat verdachte aangever bij zijn kleren vastpakte en hem door de kamer meesleurde. Aangever kwam tijdens de door [getuige 2] beschreven schermutseling op een gegeven moment met zijn hoofd op de grond terecht. Daarna gooide verdachte aangever tegen een muur aan. [getuige 2] hoorde verdachte onder meer zeggen dat hij aangever kapot zou maken en met een mes tussen de ribben van aangever zou steken. [4]
Verdachte heeft tegenover de rechter-commissaris, tijdens de behandeling van de vordering tot inbewaringstelling waarop beide tenlastegelegde feiten vermeld stonden, verklaard dat de feiten klopten. [5] Tegenover de politie heeft verdachte verklaard dat er op 24 november 2014 rond het middaguur een handgemeen tussen hem en zijn vader ontstond. Op enig moment draaide hij zijn vader om en kwam zijn vader met zijn hoofd op de grond. Verdachte heeft ook verklaard dat hij de woorden “ik ga je kapot maken” heeft gebruikt. [6]
Op grond van vorenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen kunnen worden.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/820071-14 feit 2 tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 tenlastegelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte had moeten vermoeden dat hij een voertuig bestuurde terwijl hij in het bezit was van een ongeldig rijbewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Na een ongeval op 29 juni 2013 waarbij verdachte betrokken was, bleek uit de controle van diens rijbewijs dat deze voor de categorie B ongeldig was verklaard vanaf 12 april 2012. Verdachte bestuurde op dat moment een personenauto en bevond zich op de Luttekepoortstraat te Harderwijk. [7] Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat vanwege een aanhouding in het begin van 2012, zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Hoewel volgens verdachte de
EMA-cursus door hem wel was gevolgd, had hij zijn rijbewijs nog niet teruggekregen. [8]
Verder blijkt uit het ter zitting besproken strafblad van verdachte dat hij op 26 mei 2013 is aangehouden wegens overtreding van artikel 9 lid 2 WVW, waarover verdachte heeft verklaard dat het klopte dat hij toen een auto bestuurde.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 29 juni 2013 een auto heeft bestuurd terwijl hij wist dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.
Ten aanzien van het onder parketnummer 05/023220-13 meer subsidiair tenlastegelegde
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Hij heeft zich niet uitgelaten over de andere onderdelen van de tenlastelegging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 3] heeft op 2 februari 2013 aangifte gedaan van onder meer bedreiging. Die dag, kort na middernacht, werd hij gebeld door zijn vriendin. Aangever is samen met zijn vriendin woonachtig te Harderwijk. Zij vertelde hem dat zij was bekogeld met vuurwerk door de buurman. Aangever ging daarop verhaal halen bij de hem bekende verdachte. Aangever klopte op de deur en verdachte deed open. Daarop ontstond een woordenwisseling. Aangever zag op enig moment dat verdachte een mes in zijn handen had. Aangever zag dat verdachte met het mes uithaalde. [9] [getuige 4], de bij het incident aanwezige vriendin van aangever, zag dat verdachte met het mes een stekende beweging maakte richting de borst van aangever. [10]
[getuige 3], een buurman die op het geschreeuw afkwam, heeft verklaard dat hij zag dat een jongen een steekbeweging maakte met een mes richting het lichaam van de hem bekende [slachtoffer 3]. [11] Verdachte heeft tegenover de rechtbank verklaard dat hij zich op 2 februari 2013 in zijn woning te Harderwijk bevond. Aangever ([slachtoffer 3]) kwam aan de deur. Aangever gaf hem een duw. Verdachte rende snel naar boven en pakte daar een mes uit de keuken. Daarna ging hij weer naar beneden en zei tegen aangever: “als je binnen wil komen, moet je dat nu doen, nu ik me kan verdedigen”. [12] Verdachte had het mes in zijn handen. [13]
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aangever heeft bedreigd door met een mes een stekende beweging in de richting van aangever te maken.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
(parketnummer 05/841025-14)
1.
hij op 24 november 2014, in de gemeente Putten, zijn vader tot wie hij in familierechtelijke betrekking staat, te weten [slachtoffer 1], heeft mishandeld door zijn vader bij de kleding te hebben vastgepakt en zijn vader tegen de muur heeft gegooid en zijn vader door de kamer heeft gesleurd (ten gevolge waarvan die [slachtoffer 1] met zijn hoofd op de grond terecht is gekomen), ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] pijn heeft ondervonden.
2.
hij op 24 november 2014, in de gemeente Putten, zijn vader [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je kapot. Ik steek je aan het mes. Ik snij je aan stukken" en "ik ga je helemaal verbouwen" en "ik steek je een mes tussen je ribben", althans telkens woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
(parketnummer 05/820071-14)
2.
hij op 29 juni 2013 in de gemeente Harderwijk,
terwijl hij redelijkerwijs moest weten dat een op zijn naam gesteld rijbewijs voor een categorie van motorrijtuigen, te weten de categorie B, ongeldig was verklaard en aan hem daarna geen ander rijbewijs voor het besturen van een motorrijtuig van de betrokken categorie was afgegeven, op de weg, de Luttekepoortstraat, als bestuurder een motorrijtuig, (personenauto), van die categorie heeft bestuurd.
(parketnummer 05/023220-13)
meer subsidiair
hij op 02 februari 2013 in de gemeente Harderwijk [slachtoffer 3]
heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
hierin bestaande dat verdachte opzettelijk met een mes een stekende beweging in de richting van de borst heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Voor zover meer feiten bewezen zijn verklaard, worden de bewijsmiddelen alleen gebruikt voor het feit of de feiten waarop deze betrekking hebben.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/841025-14
ten aanzien van feit 1:
mishandeling begaan tegen zijn vader tot wie hij in een familierechtelijke betrekking staat
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
parketnummer 05/820071-14
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
parketnummer 05/023220-13
ten aanzien van meer subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

7.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het met parketnummer 05/841025-14 onder 1 en 2, met parketnummer 05/820071-14 onder 2 en met parketnummer 05/023220-13 onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot
een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Met betrekking tot parketnummer 05/820071-14 onder 1 subsidiair vordert de officier van justitie een geldboete van € 500,-- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat hij tot een bewezenverklaring van minder feiten komt dan de officier van justitie. De raadsman heeft bepleit om een deels voorwaardelijke straf op te leggen en een zo kort mogelijk deel van de onvoorwaardelijke straf. De raadsman bepleit voorts dat hulpverlening aan verdachte thans de prioriteit heeft.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de meervoudige kamer rekening gehouden met:
- de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op:
 het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 2 december 2014, betreffende verdachte en
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland van 17 december 2014, betreffende verdachte.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich in de eerste plaats schuldig gemaakt aan mishandeling en bedreiging van zijn vader. Dit zijn ernstige feiten welke plaatsvonden in de huiselijke sfeer waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. De vader heeft in zijn ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring onder meer aangegeven dat hij en zijn vrouw ‘emotioneel gebroken’ zijn en dat hun zoektocht naar hulp voor hun drugsverslaafde zoon tevergeefs is geweest. Daarnaast heeft de vader de hoop uitgesproken dat verdachte door deze strafzaak van zijn verslaving afkomt en hulp krijgt voor zijn persoonlijkheidsproblemen.
Verdachte heeft zich verder tijdens een woordenwisseling met een buurman schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes waarbij hij stekende bewegingen maakte richting de aangever. Dergelijke feiten veroorzaken gevoelens van angst en onveiligheid, niet alleen bij slachtoffers maar ook bij omstanders. Tenslotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het rijden zonder geldig rijbewijs.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende verdachte d.d. 2 december 2014. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens vermogensdelicten, al dan niet met geweld, bedreiging en feiten strafbaar gesteld in de Wegenverkeerswet 1994. Tevens heeft de rechtbank kennis genomen van de inhoud van het advies van Reclassering Nederland van 17 december 2014. Hieruit komt naar voren dat onder meer sprake is van drugsverslaving bij verdachte. Verdachte heeft tegenover de reclassering aangegeven graag een stok achter de deur te willen hebben zodat hij niet opnieuw in het gebruik van harddrugs vervalt. Ter zitting is de rechtbank gebleken dat verdachte dagelijkse blowt. Verdachte zegt te blowen om rustig te blijven, maar verdachte beseft nauwelijks de nadelige gevolgen die het blowen met zich brengt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen oordeelt de rechtbank dat voor de afdoening van de onderhavige zaak een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. De rechtbank zal een deel voorwaardelijk opleggen met als bijzondere voorwaarde de meldplicht en dat verdachte zich ambulant zal laten behandelen voor zijn verdovende middelen verslaving, om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan soortgelijke feiten.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat voor enkele feiten tot vrijspraak is gekomen, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

8.Beslag

Parketnummer 05/023220-14
Het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een keukenmes, met behulp waarvan het onder meer subsidiair tenlastegelegde en bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.
9. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
Parketnummer 05/023220-13
De benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 500,--.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - uitgaande van een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde - verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] tot betaling van het bedrag van € 500,-- toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat ook sprake is van eigen schuld bij de benadeelde partij. Inmiddels zijn door verdachte excuses aangeboden aan de benadeelde partij. De raadsman vraagt zich af in hoeverre er dan nog ruimte is voor toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de civiele vordering van [slachtoffer 3] tot een bedrag van € 250,-- aan immateriële schade toewijzen, waarbij de omvang van de schade door de rechtbank op basis van de overgelegde stukken op dat bedrag is begroot.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in het overige deel van de vordering ter zake van vergoeding van materiële schade omdat dit deel van de vordering onvoldoende met stukken is onderbouwd. Een nadere beoordeling van deze schadeposten zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 2 februari 2013.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 36b, 36c, 36d, 36f, 57, 63, 91, 285, 300, 304 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 9 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.De beslissing

De rechtbank:
parketnummer 05/820071-14
- spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
parketnummer 05/023220-13
- spreekt verdachte vrij van de onder primair en subsidiair tenlastegelegde feiten;
- verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
- verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten:
parketnummer 05/841025-14
ten aanzien van feit 1:
mishandeling begaan tegen zijn vader tot wie hij in een familierechtelijke betrekking staat
ten aanzien van feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
parketnummer 05/820071-14
ten aanzien van feit 2:
overtreding van artikel 9, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994
parketnummer 05/023220-13
ten aanzien van meer subsidiair:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
  • verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
  • veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
- beveelt overeenkomstig het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht dat de tijd, door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, geheel in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van deze gevangenisstraf 2 (twee) maanden niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende (bijzondere) voorwaarde(n) niet is nagekomen:
Algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt; en
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Tactus Reclassering [locatie];
5. zich gedurende de proeftijd van 2 jaar onder behandeling zal stellen van een forensische instelling voor verslavingszorg of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven. Veroordeelde wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal zeven weken als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Parketnummer 05/023220-13
- beveelt de onttrekking aan het verkeer van het inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een vleesmes (pv nr. PL0631 2013015248-4);
Parketnummer 05/023220-13
  • wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ten dele toe;
  • veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [slachtoffer 3], te betalen € 250,-- (tweehonderdenvijftig) euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken;
  • verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Maatregel van schadevergoeding
  • legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen € 250,-- (tweehonderdenvijftig) euro, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 februari 2013 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft;
  • bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Aldus gewezen door:
mr. Welbergen (voorzitter), mr. Van der Mei en mr. Driessen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Koster, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 januari 2015.

Voetnoten

1.P.35 van het door Politie Eenheid Oost- Nederland, NOG District Noordwest Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0612 2013085821-1, gesloten op 6 januari 2014
2.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de Politie Eenheid Oost- Nederland, NOG District Noordwest Veluwe, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2014183401, gesloten op 26 november 2014 (A), dossiernummer PL0612 2013085821-1, gesloten op 6 januari 2014 (B) en dossiernummer PL0612 2013015248 gesloten op 2 maart 2013 (C) en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
3.(A) Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 019-021
4.(A) Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 027-029
5.Verhoor bij rechter-commissaris van 27 november 2014
6.(A) Proces-verbaal verhoor verdachte, p, 36-37
7.(B) Proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 04-05 en p. 36
8.(B) Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 19-20
9.(C) Proces-verbaal aangifte, p. 07-08
10.(C) Proces-verbaal verhoor getuige, p. 21-22
11.(C) Proces-verbaal verhoor getuige, p. 24-25
12.Proces-verbaal ter terechtzitting van 3 juni 2014
13.(C) Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 30