ECLI:NL:RBGEL:2015:6630

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
28 oktober 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 776
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit UWV inzake WIA-uitkering en medisch onderzoek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werkgever (eiseres) en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) over de voortzetting van een WIA-uitkering voor een ex-werkneemster. De werkneemster had zich ziekgemeld na een overval op het werk en was sindsdien arbeidsongeschikt. Het UWV had de loongerelateerde WGA-uitkering van de werkneemster ongewijzigd voortgezet, maar de werkgever was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat het UWV onvoldoende had gedaan om de werkneemster te bewegen mee te werken aan een expertise en dat het medisch onderzoek niet volledig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de uitspraak. Tevens werd een dwangsom opgelegd aan het UWV voor het geval zij niet tijdig aan de uitspraak zouden voldoen. De proceskosten van de werkgever werden vergoed door het UWV.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/776

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres], te Epe, eiseres

(gemachtigde: E. Khoe),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringente Amsterdam, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder de loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van de ex-werkneemster van eiseres, [werkneemster] (hierna: werkneemster) ongewijzigd voortgezet.
Bij besluit van 16 januari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 25 augustus 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak op de zitting van 25 augustus 2015 geschorst om verweerder in de gelegenheid te stellen aanvullend onderzoek te doen. Na bericht van verweerder is een comparitie gelast op dinsdag 13 oktober 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door E.M.T. Steensma. Namens verweerder is R. van den Heuvel verschenen.
Partijen hebben de rechtbank schriftelijk toestemming gegeven om een nader onderzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft daarop het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Werkneemster was werkzaam als assistent-filiaalleidster bij eiseres vanaf 25 september 1997. Op 31 oktober 2010 heeft zij een overval op het werk meegemaakt. Hierna heeft zij aanvankelijk doorgewerkt, maar op 24 oktober 2011 heeft werkneemster zich ziekgemeld vanwege psychische klachten. Bij een medisch/arbeidskundige beoordeling per einde wachttijd in het kader van de Wet WIA heeft verweerder vastgesteld dat werkneemster niet over benutbare arbeidsmogelijkheden beschikt, zodat er sprake is van volledige arbeidsongeschiktheid. Verweerders verzekeringsarts gaat uit van de diagnose posttraumatische stress stoornis (ptss) na een overval op het werk, alsmede een depressieve episode, eenmalig, ernstig. Omdat de arbeidsongeschiktheid niet duurzaam is heeft verweerder werkneemster met ingang van 21 oktober 2013 een loongerelateerde uitkering ingevolge de Wet WIA toegekend. In oktober 2014 heeft verweerder een heronderzoek verricht en het primaire besluit afgegeven.
2. Verweerder heeft de ongewijzigde voortzetting van de uitkering gebaseerd op de vaststelling dat eiseres niet duurzaam arbeidsongeschikt is. Hieraan ligt een medisch onderzoek ten grondslag.
3. Eiseres vecht in beroep de medische grondslag aan en stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. Verweerder heeft onvoldoende gedaan om de werkneemster er toe te bewegen mee te werken aan een expertise. Als werkneemster zonder verschoonbare reden niet mee wil werken dan had de uitkering opgeschort kunnen worden. Eiseres heeft als werkgever niet de wettelijke middelen om werkneemster tot medewerking te bewegen, verweerder heeft die wel. Mogelijk valt het werkneemster om medische redenen niet aan te rekenen dat zij niet meewerkt aan een expertise, maar verweerder heeft nagelaten dit te onderzoeken.
4.1
Het medisch onderzoek van verweerder is vastgelegd in de rapporten van de verzekeringsarts M. Molenaar van 21 oktober 2014 en van de verzekeringsarts bezwaar en beroep A.J.D. Versteeg van 14 januari 2015.
4.2
Molenaar heeft het dossier bestudeerd, alsmede een door de echtgenoot van de werkneemster ingevulde vragenlijst. Molenaar rapporteert dat de toestand van de werkneemster ongewijzigd is, omdat op de vragenlijst is ingevuld dat de medische toestand ongewijzigd is, er geen sprake is van een intensieve behandeling en de werkneemster geen activiteiten vermeldt ter verbetering van haar gezondheid. Er is geen sprake van duurzame arbeidsongeschiktheid omdat adequate behandeling van de aandoening nog steeds tot de mogelijkheden behoort.
4.3
Versteeg heeft het dossier bestudeerd en is met eiseres van mening dat de primaire oordeelsvorming summier is. Dit is echter het gevolg van het feit dat er niet meer informatie is. Het herstelgedrag van de werkneemster is minimaal, ook gezien de recente weigering om mee te werken aan een expertise. Dit laat echter onverlet dat er nog altijd behandelmogelijkheden zijn, mits de werkneemster tot een ander inzicht komt.
5.1
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de stukken blijkt dat verzekeringsarts Molenaar werkneemster slechts 10 minuten heeft gezien, waarna zij de spreekkamer verliet zonder iets gezegd te hebben. De anamnese verliep via haar echtgenoot. Verzekeringsarts bezwaar en beroep Versteeg heeft dossierstudie verricht, maar heeft werkneemster niet zelf op een spreekuur gezien. Telefonisch is door de medewerker bezwaar contact opgenomen over de mogelijkheid van een expertise. Daarbij is alleen met de echtgenoot gesproken en deze zei dat zijn echtgenote niet aan een expertise wil meewerken.
5.2
Op de zitting van 25 augustus 2015 heeft de rechtbank het onderzoek geschorst omdat het onderzoek in deze zaak naar het oordeel van de rechtbank niet volledig was geweest. Verweerder is in de gelegenheid gesteld om de verzekeringsarts bezwaar & beroep alsnog informatie bij de behandelende sector op te laten vragen, werkneemster zelf op zijn spreekuur te zien en zich op basis van eigen waarneming een oordeel te vormen. Daarbij is de verzekeringsarts bezwaar & beroep gevraagd gemotiveerd in te gaan op de vraag of er al dan niet een noodzaak is tot het verrichten van een expertise.
5.3
Op 14 september 2015 heeft de rechtbank een reactie van de verzekeringsarts bezwaar & beroep ontvangen. Hij heeft werkneemster niet opgeroepen omdat zij niet op het spreekuur zal verschijnen. De verzekeringsarts bezwaar & beroep stelt dat er bij het ontbreken van behandeling ook geen informatie opgevraagd kan worden bij de behandelende sector. Verder stelt hij dat een expertise geen zin heeft omdat werkneemster toch niet wil mee werken. Voorts zegt verweerder te begrijpen dat eiseres graag ziet dat een uitkering ingevolge de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA) wordt toegekend, maar hiertoe bestaat geen wettelijke mogelijkheid.
6.1
De rechtbank stelt voorop dat uit de medische rapportage van Molenaar van 21 oktober 2014 blijkt dat eiseres heeft verzocht om een heronderzoek. Bij een heronderzoek wordt de arbeidsongeschiktheid volledig herbeoordeeld, en niet slechts de IVA-aspecten van deze arbeidsongeschiktheid.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat eiseres zich terecht op het standpunt stelt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is. Uit de medische rapportages blijkt, dat werkneemster slechts tien minuten is gezien en zelf niets heeft gezegd. Verder is enkel met de partner van werkneemster gecommuniceerd. De rechtbank volgt eiseres in haar stelling dat geen volledig en zorgvuldig medisch onderzoek plaatsgevonden, eens te meer nu uit het dossier niet blijkt dat er sprake is van een verschoonbare medische reden op grond waarvan het werkneemster niet kan worden aangerekend dat zij zich niet beschikbaar stelt voor medisch onderzoek.
6.3
De verzekeringsarts bezwaar & beroep heeft werkneemster ondanks de schorsingsbeslissing van 25 augustus 2015 niet opgeroepen voor het spreekuur, noch informatie bij de behandelende sector opgevraagd. De enkele stelling dat eiseres toch niet op het spreekuur zou verschijnen en de veronderstelling dat er ook thans geen behandeling plaats vindt, acht de rechtbank volstrekt onvoldoende grond om niet aan de in de schorsingsbeslissing verwoorde opdracht te voldoen. Het lag op de weg van verweerder om actie te ondernemen. Daaraan doet niet af dat de werkneemster wellicht geen gehoor zou geven aan de oproep. Door op deze onzekere toekomstige gebeurtenis vooruit te lopen heeft verweerder ervoor gekozen de mogelijkheid om de tekortkomingen van het medisch onderzoek te herstellen onbenut gelaten hetgeen in dit geval meebrengt dat eiseres met een aanzienlijke financiële last blijft zitten. De rechtbank overweegt verder nog dat een mogelijke weigerachtigheid van werkneemster mee te werken aan een onderzoek, zonder dat daar zwaarwegende redenen voor bestaan, onder de hier geschetste omstandigheden niet voor rekening en risico van eiseres kan worden gelaten. Immers, de geschetste handelwijze van verweerder zou er toe kunnen leiden dat de hiervoor genoemde financiële last van eiseres enkel en alleen bepaald wordt door de wijze waarop verweerder haar onderzoeken wel of niet uitvoert.
6.4
Voorts acht de rechtbank van belang dat de verzekeringsarts bezwaar & beroep in de rapportage van 14 januari 2015 beschrijft dat er door de medewerker bezwaar telefonisch contact is opgenomen met de werkneemster om de mogelijkheden van een expertise te bespreken, waarbij haar echtgenoot zou hebben aangegeven dat zij niet zou meewerken.
Ook hierbij geldt, dat niet duidelijk is waarom door verweerder hierop geen nadere actie is ondernomen. Verweerder heeft tijdens de comparitie aangegeven dat geen expertise nodig is en dat niet duidelijk is waarom de medewerker bezwaar hierover heeft gebeld. De rechtbank volgt deze niet nader onderbouwde stelling niet, nu niet valt te begrijpen waarom de verzekeringsarts bezwaar & beroep dit dan wel in de beschouwing in zijn medische rapport heeft opgenomen. Ook in dit opzicht is het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd in het licht van het onderliggende dossier.
7. Uit hetgeen in rechtsoverwegingen 5 en 6 is overwogen volgt dat het beroep gegrond zal worden verklaard en dat het bestreden besluit in aanmerking komt voor vernietiging. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat een volledig en zorgvuldig medisch onderzoek moet plaatsvinden. De rechtbank zal verweerder dan ook opdragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak, in het bijzonder rechtsoverwegingen 5 en 6.
8. De rechtbank ziet aanleiding om aan deze termijn van zes weken op grond van artikel 8:72, zesde lid, van de Algemene wet bestuursrecht een dwangsom te verbinden, nu verweerder naar aanleiding van de schorsing heeft geweigerd werkneemster op te roepen en informatie bij de behandelende sector op te vragen. Eiseres heeft belang bij een zo spoedig mogelijk nieuw besluit, met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank ziet dan ook aanleiding de eventuele door de verweerder te verbeuren dwangsom vast te stellen op € 100,- per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van € 10.000,- .
9. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.225 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het verschijnen ter comparitie, met een waarde per punt van € 490 en een wegingsfactor 1). Voorts bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door hem betaalde griffierecht betaalt.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar zal nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat, indien of zolang verweerder niet voldoet aan deze uitspraak, verweerder een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag of gedeelte daarvan, met een maximum van
€ 10.000,-;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 331,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.225,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in tegenwoordigheid van
J. de Graaf, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.