ECLI:NL:RBGEL:2015:6666

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
30 oktober 2015
Publicatiedatum
29 oktober 2015
Zaaknummer
05/740082-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte wegens ontuchtige handelingen met minderjarige nicht

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige nichtje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 maart 1998 tot en met 31 maart 1999 op camping [naam 1] in Wageningen twee keer met zijn nichtje heeft gedoucht, waarbij het slachtoffer de penis van de verdachte heeft betast. De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de tenlastelegging, terwijl de verdediging vrijspraak heeft bepleit. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan het betasten van de ontblote vagina van het slachtoffer en het laten vastpakken van zijn penis door het slachtoffer. De rechtbank heeft echter onvoldoende bewijs gevonden voor andere onderdelen van de tenlastelegging en heeft de verdachte voor deze onderdelen vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 100 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze straf niet naar behoren wordt verricht. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan het slachtoffer, die zich als benadeelde partij had gevoegd in het strafproces. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot immateriële schade gematigd tot € 750,- en de materiële schade toegewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740082-15
Datum uitspraak : 30 oktober 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] ,
[woonplaats] .
Raadsman: mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 oktober 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 maart 1998 tot en met 31 maart 1999 te Wageningen, in de gemeente Wageningen en/of te Arnhem, in de gemeente Arnhem, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, (telkens) een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit:
- het één of meermalen betasten en/of bevoelen van de ontblote vagina, althans de ontblote schaamstreek, van die [slachtoffer] en/of
- het één of meermalen laten vastpakken en/of vasthouden van zijn, verdachtes, (stijve) penis door die [slachtoffer] en/of
- het één of meermalen optillen van het ontblote lichaam van die [slachtoffer] en/of (daarbij) gelijktijdig duwen/drukken op/tegen en/of aanraken van het lichaam van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, ontblote penis.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

De rechtbank heeft geconstateerd dat het ten laste gelegde feit een klachtdelict betrof ten tijde van de ten laste gelegde periode. Hoewel een dergelijke schriftelijke klacht aan het dossier ontbreekt, volgt uit het proces-verbaal van aangifte en het feit dat aangeefster zich heeft gevoegd als benadeelde partij in onderhavige strafzaak genoegzaam dat aangeefster ten tijde van de aangifte en ook nu nog vervolging van verdachte wenst(e). Op grond daarvan acht de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 maart 1998 tot en met 31 maart 1999 heeft verdachte op camping [naam 1] in Wageningen twee maal met zijn nichtje [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] ) gedoucht, waarbij [slachtoffer] de penis van verdachte heeft betast. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit gelet op de bewijsmiddelen in het dossier. Hoewel verdachte een groot deel van de gebeurtenissen die in de tenlastelegging zijn verwerkt ontkent, past de door hem omschreven context, zoals het veelvuldig bij elkaar logeren, bij hetgeen aangeefster en de getuigen hebben verklaard. Daarmee wordt de aangifte zodanig gesteund door andere bewijsmiddelen, dat het tenlastegelegde in zijn geheel wettig en overtuigend kan worden bewezenverklaard.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is vrijspraak bepleit. Daartoe is aangevoerd dat, hoewel verdachte erkent dat hij twee keer met aangeefster onder de douche heeft gestaan, niet kan worden bewezenverklaard dat hij daarbij aangeefster zijn penis heeft laten vastpakken en/of vasthouden. Wat betreft de overige feitelijkheden ontkent verdachte met klem deze te hebben gepleegd. Daarbij komt dat het dossier geen steunbewijs bevat, eerder contra-indicaties. Zo heeft aangeefster enige tijd nadat de vermeende handelingen zouden hebben plaatsgevonden nog een periode van circa twee à drie weken bij verdachte en zijn vrouw ingewoond toen er problemen thuis waren. Ook heeft zij recentelijk een woning gekocht op 500 meter afstand van de woning van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft verklaard dat haar oom op de camping een keer vroeg of zij met hem wilde douchen, dat beiden toen naakt waren en dat verdachte heeft gezegd dat zij hem moest wassen. De eerste keer heeft zij niet zijn geslachtsdeel gewassen. Dat gebeurde in één van de keren daarna. [3] Toen heeft zij, op aanwijzing van verdachte, zijn piemel gewassen. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met aangeefster onder de douche is gegaan, dat beiden naakt waren en dat aangeefster toen heel snel met haar hand tegen zijn geslachtsdeel aankwam. Vervolgens is hij zo snel mogelijk onder de douche vandaan gegaan. [5] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij erg geschrokken was van deze handeling van aangeefster. [6]
Eén of enkele weekenden later heeft verdachte wederom met aangeefster onder één douche gestaan. Toen hij geen zwembroek meer aanhad en hij met zijn rug naar aangeefster stond, ging zij met haar handen tussen zijn benen door en pakte zij zijn geslachtsdeel vast. Verdachte heeft dat heel even toegelaten, maar kreeg toen een erectie en is vervolgens uit het douchehokje weggelopen. [7]
Op grond van het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte, nadat hij met aangeefster naakt in een douchehokje had gestaan en aangeefster met haar hand tegen zijn geslachtsdeel aankwam, korte tijd later wederom en zonder specifieke aanleiding met aangeefster in een douchehokje is gegaan. Ondanks de eerdere ervaring, waarvan verdachte naar eigen zeggen hevig geschrokken was, heeft hij zich ontkleed en is hij opnieuw met aangeefster gaan douchen. Daarbij heeft aangeefster zijn penis vastgepakt en heeft hij haar zijn penis laten vasthouden. Daarmee acht de rechtbank het onder het tweede gedachtestreepje tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
Aangeefster heeft tevens onder meer verklaard dat verdachte bij hem thuis ontuchtige handelingen heeft gepleegd bij haar tijdens logeerpartijen. In het dossier staat de aangifte tegenover de ontkennende verklaring van verdachte. De rechtbank heeft, naast deze verklaringen, de overige stukken uit het dossier alsmede het verhandelde ter terechtzitting bij haar beoordeling betrokken en tegen elkaar afgewogen, waarbij zij tot het oordeel is gekomen dat er onvoldoende ondersteunend bewijs aanwezig is voor de overige onderdelen van de tenlastelegging. Aangeefster heeft gedetailleerd verklaard over de omstandigheden van het logeren bij verdachte en zijn gezin. Het dossier bevat echter geen ondersteunend materiaal dat verdachte tijdens die logeerpartijen ontuchtige handelingen bij aangeefster zou hebben gepleegd. De verklaringen die wel in het dossier zijn opgenomen, zijn gebaseerd op het verhaal van aangeefster en vormen geen objectieve bron. Verdachte zal voor de overige onderdelen van de tenlastelegging dan ook worden vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 1998 tot en met 31 maart 1999 te Wageningen, in de gemeente Wageningen
en/of te Arnhem, in de gemeente Arnhem, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
(telkens) een of meerontuchtige handeling
(en
)heeft gepleegd, bestaande uit:
- het één of meermalen betasten en/of bevoelen van de ontblote vagina, althans de ontblote schaamstreek, van die [slachtoffer] en/of
- het
één of meermalenlaten vastpakken en
/ofvasthouden van zijn, verdachtes,
(stijve)penis door die [slachtoffer]
en/of
- het één of meermalen optillen van het ontblote lichaam van die [slachtoffer] en/of (daarbij) gelijktijdig duwen/drukken op/tegen en/of aanraken van het lichaam van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, ontblote penis.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Met iemand beneden de leeftijd van 16 jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft opgemerkt dat, gelet op de justitiële documentatie van verdachte en het tijdsverloop tussen de verweten gedragingen en de terechtzitting, een gevangenisstraf niet opportuun en ook niet passend is en dat – mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen – een werkstraf geïndiceerd is.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, het feit dat het gaat om een gebeurtenis die al geruime tijd geleden heeft plaatsgevonden, de omstandigheden waaronder het is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het adviesrapport van Reclassering Nederland d.d. 26 juni 2015;
- het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 21 september 2015.
Voorts wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met zijn minderjarige nichtje door haar zijn penis te laten pakken en vast te houden. Dit heeft plaatsgevonden op de camping waar het gezin van verdachte samen met het gezin van het slachtoffer over een langere periode een vaste plek hadden, juist om samen te zijn. De ontucht vond plaats na het zwemmen in een afgesloten douchehokje op de camping. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van zijn nichtje geschonden en een onveilig gevoel bij haar teweeggebracht. Hij heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen wat zij in hem had als haar oom, maar ook van het vertrouwen wat haar ouders – zijn zwager en schoonzus – in hem hadden. Juist ook om die reden heeft een en ander zo kunnen gebeuren. Hoe veel impact dat op het slachtoffer heeft gehad word duidelijk uit de ter terechtzitting door haar voorgelezen slachtofferverklaring. Daarbij komt dat het slachtoffer is geschaad in haar seksuele ontwikkeling. Het is algemeen bekend dat slachtoffers – zeker als het minderjarigen betreft – van een dergelijke feit nog gedurende lange tijd last kunnen ondervinden. De rechtbank rekent verdachte dit alles aan.
Uit het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 september 2015 volgt dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte, als gevolg van zijn handelen, geen enkel contact meer heeft met de familie van zijn vrouw. Juist, omdat zij voorheen veelvuldig met elkaar omgingen, ervaart hij dit contactverlies als een zware straf.
Gelet op al het voorgaande en nu de rechtbank minder bewezen verklaart dan door de officier van justitie is gevorderd, zal de rechtbank een aanzienlijk lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft geëist. Alles afwegende acht de rechtbank een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Van de werkstraf zal worden afgetrokken een equivalent van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht.
8a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 6.011,45 bestaande uit € 11,45 wegens materiële schade en € 6.000,- wegens immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot matiging van de immateriële schade tot een bedrag van € 5.000,- en tot toewijzing van het materiële deel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geconcludeerd tot de niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij, gelet op de door hem bepleite vrijspraak. Wanneer de rechtbank toch tot een bewezenverklaring zou komen, meent de raadsman dat de vordering buitensporig hoog is, onder meer nu aangeefster heeft verklaard dat zij het gebeurde reeds een plek had gegeven.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Nu de rechtbank tot een beperktere bewezenverklaring komt dan datgene waarop de vordering van de benadeelde (ter zake van de immateriële schade) is gebaseerd, zal de rechtbank de vordering sterk matigen en wel tot een bedrag van € 750,-. De vordering dient tot dit bedrag te worden toegewezen.
De materiële schade is voldoende onderbouwd en niet onredelijk en zal worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De wettelijke rente zal, op gronden van billijkheid, worden bepaald per de datum van het vonnis.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 24c, 27, 36f en 247 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 4, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 5;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij[slachtoffer], van een bedrag van
€ 761,45(zevenhonderdéénenzestig euro en vijfenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen van € 761,45(zevenhonderdéénenzestig euro en vijfenveertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 15 (vijftien) dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Bijl (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. E.C. Ruinaard, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 oktober 2015.
Zijnde mrs. M.A. Bijl en E.C. Ruinaardbuiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0700-2015000037, gesloten op 11 februari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 21, 23 en 26; de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting d.d. 16 oktober 2015.
3.Het proces-verbaal van aangifte, p. 24.
4.Het proces-verbaal van aangifte, p. 25, laatste alinea.
5.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 82; de verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2015.
6.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 16 oktober 2015.
7.Het proces-verbaal verhoor verdachte, p. 83, laatste alinea.