ECLI:NL:RBGEL:2015:679

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2015
Publicatiedatum
5 februari 2015
Zaaknummer
05/720145-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Driessen
  • A. Doon
  • J. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot moord met mes in Doetinchem

Op 6 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een man uit Doetinchem, die werd beschuldigd van poging tot moord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 juni 2014, waarbij de verdachte het slachtoffer met een mes in de zij heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat de poging tot moord bewezen was, ondanks de ontkenning van de verdachte. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en forensisch bewijs, waaronder een mes met bloedsporen van het slachtoffer. De verdachte had eerder die avond samen met het slachtoffer gedronken en de rechtbank achtte het niet aannemelijk dat de verdachte direct naar huis was gegaan na het drinken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte met zijn handelen een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer had aanvaard, wat leidde tot de veroordeling voor poging tot doodslag. De rechtbank weegt de ernst van het delict en de omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging, waarbij de verdachte als volledig toerekeningsvatbaar werd beschouwd. Het vonnis werd uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: [jw.sys.1.verdachte_1_parketnummer]05/720145-14
Uitspraak d.d.: 6 februari 2015
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te[geboortedag],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI [adres 1].
Raadsman: mr. J.A.B.H.M. Willemse, advocaat te Ulft.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
3 oktober 2014, 19 december 2014 en 23 januari 2015.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 juni 2014, in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd[slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet met een mes/schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, voornoemde [slachtoffer] in het lichaam ((linker)zij) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 juni 2014, in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon, genaamd[slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [slachtoffer] met een mes/schroevendraaier, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in het lichaam ((linker)zij) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Vaststaande feiten
Op 26 juni 2014 omstreeks 1:07 uur kreeg de politie de melding dat een man zou zijn neergestoken op de [adres 2]. Het slachtoffer zou de bij de politie ambtshalve bekende[slachtoffer] zijn en zou in zijn woning liggen. Ter plaatse werd [slachtoffer] bloedend in zijn woning aangetroffen. Verbalisanten zagen dat [slachtoffer] een relatief kleine steekwond (een halve cm doorsnee) had op zijn linkerzij. [2]
Ook uit de geneeskundige verklaring komt naar voren dat [slachtoffer] een steekverwonding had in de linkerflank. Hij is geopereerd in verband met darmletsel op vier plaatsen. [3]
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde. Ter terechtzitting van 23 januari 2015 heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Hij heeft betoogd dat onduidelijk is hoe [slachtoffer] zijn verwondingen heeft opgelopen en op welke plaats in het appartementencomplex de verwondingen zijn toegebracht. Volgens de raadsman heeft verdachte ontkend dat hij de persoon was die getuige [getuige] zag lopen. Nu verdachte ontkent [slachtoffer] te hebben gestoken is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs.
Subsidiair heeft de raadsman betoogd dat er geen bewijs is voor opzet op de dood van [slachtoffer], ook niet in voorwaardelijke vorm. Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 25 juni 2014 omstreeks 22:00 uur iets met verdachte is gaan drinken. Ze hebben eerst bij aangever thuis bier gedronken en zijn rond middernacht richting de [adres 3] gelopen. Ze zijn op een terras gaan zitten en hebben daar ook bier gedronken. Ze zijn rond sluitingstijd weggegaan en terug naar de woning van aangever gelopen. Via de centrale ingang zijn ze naar zijn woning op de derde etage gegaan. In de woning is aangever direct gestoken door verdachte. Verdachte heeft hem in de linkerzij gestoken, net onder de ribben. Aangever is in het ziekenhuis geopereerd omdat er gaatjes zaten in zijn darmen. Aangever heeft op een aan hem getoonde foto uit het politiesysteem verdachte herkend als de persoon die de hele avond bij hem is geweest en hem heeft neergestoken. [4]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 25 juni 2014 omstreeks 21:00 uur bij [slachtoffer] (naar de rechtbank begrijpt:[slachtoffer]) was. Ze hebben bij hem thuis bier gedronken en zijn daarna naar een café gegaan. [5] Bij [cafe] op het terras hebben ze bier heeft gedronken. [6] Daarna zijn ze samen bij [cafe] weggelopen. [7]
De rechtbank constateert dat verdachtes verklaring in zoverre overeenkomt met de verklaring van aangever.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op 26 juni 2014 omstreeks 24:00 uur naar bed is gegaan. Toen hij in bed lag hoorde hij geschreeuw en herkende hij daarbij de stem van zijn bovenbuurman. Vanuit zijn woonkamer heeft hij zicht op de parkeerplaatsen op de [adres 2] te Doetinchem. Net voor de politie arriveerde zag hij een donkere man lopen gekleed in een donkere broek, een grijzig jasje en met een wit petje op. Hij zag dat de man iets glimmends in zijn linkerhand vasthield. [8]
Verdachte heeft over zijn kleding verklaard dat hij die dag een spijkerbroek, wit T-shirt en een grijs vest droeg, ook ’s avonds. [9] Normaal draagt hij een witte, een blauwe of een crèmekleurige baseball pet. Of hij ’s avonds een pet op had, kan hij zich niet herinneren. [10]
In de woning van verdachte is onder meer een aantal messen aangetroffen en in beslag genomen. De messen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed. De tetrabase test gaf op het snijvlak van een groot mes uit de keukenla de indicatie bloed aan. Het mes is bemonsterd (Sin: AAGX2248NL) en ingezonden naar het NFI ter bepaling van DNA-profielen. [11]
Uit het onderzoek, waarbij het DNA-profiel van aangever [slachtoffer] is betrokken, kwam een DNA-profiel van een man naar voren. Geconcludeerd werd dat het bloed afkomstig kon zijn van aangever [slachtoffer]. De kans dat het bloed van een willekeurige ander persoon is, is door het NFI berekend op kleiner dan één op één miljard [12] .
De rechtbank overweegt dat niet wordt bestreden dat aangever op 26 juni 2014 gewond is geraakt. De vraag is echter wie hem heeft verwond.
Uit voormelde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat aangever en verdachte die avond samen zijn geweest. Beiden verklaren dat ze bij aangever thuis bier hebben gedronken, dat ze vervolgens zijn weggegaan en op het terras bij [cafe] bier hebben gedronken. Volgens verdachte zijn hij en aangever daarna samen bij [cafe] weggegaan.
Dat verdachte daarna naar zijn eigen huis is gegaan, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt hiertoe dat getuige [getuige] heeft verklaard dat hij geschreeuw hoorde en de stem van zijn bovenbuurman herkende. Hij zag net voor de politie arriveerde een man weglopen van wie hij een beschrijving van de kleding heeft gegeven. Deze beschrijving komt overeen met hetgeen verdachte heeft verklaard over de kleding die hij die dag droeg. Naast de verklaring van aangever dat verdachte hem heeft gestoken en dat hij verdachte heeft herkend op een foto, acht de rechtbank verder van belang dat bij verdachte een mes is aangetroffen met sporen van bloed. Uit onderzoek door het NFI is gebleken dat het DNA-profiel van dit bloed matcht met het DNA-profiel van aangever. Verdachte heeft geen verklaring gegeven dat hoe het bloed van aangever op het mes is gekomen noch dat het mes met bloed in zijn woning is aangetroffen. Op grond van het voorgaande kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan dat verdachte aangever heeft gestoken. De rechtbank heeft hierbij mede in aanmerking genomen de verklaring van [getuige] dat de man die hij zag lopen iets glimmends in zijn hand had. Anders dan de raadsman acht de rechtbank niet relevant of aangever in zijn woning dan wel in de hal van het wooncomplex is neergestoken.
Voor zover de rechtbank bewezen zou achten dat verdachte aangever heeft verwond, heeft de raadsman betoogd dat geen sprake was van (voorwaardelijke) opzet op de dood van aangever.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Naar vaste jurisprudentie (onder meer HR 25 maart 2003, NJ 2003, 552) is sprake van voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig als de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dat gevolg zal intreden. Of de gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder de gedraging is verricht. Het zal moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zo zeer gericht op een bepaald gevolg dat het - behoudens contra-indicaties - niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door zijn gedragingen, gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm, een aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer in het leven heeft geroepen. Daarbij is het volgende van belang.
Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat aangever op vier plaatsen darmletsel heeft opgelopen. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte met kracht en met een scherp mes heeft gestoken. Het mes waarmee verdachte heeft gestoken is een groot mes met een snijvlak van ruim 14 centimeter [13] . Het is een feit van algemene bekendheid dat in de buik en/of in de zijflanken veel vitale organen zitten. Door met kracht met een groot mes in de buik of zijflank te steken bestaat op grond van algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans dat daardoor zodanig letsel ontstaat, dat het slachtoffer overlijdt. Verdachte heeft gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever ten gevolge van zijn handelen zou kunnen overlijden, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op 26 juni 2014, in de gemeente Doetinchem, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, genaamd[slachtoffer], van het leven te beroven, met dat opzet met een mes voornoemde [slachtoffer] in het lichaam ((linker)zij) heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:

Poging tot doodslag.

Strafbaarheid van de verdachte
Over verdachte is op 22 augustus 2014 een Pro Justitiarapport uitgebracht, ondertekend door [psycholoog], forensisch psycholoog. [psycholoog] heeft gerapporteerd dat geen volledig onderzoek heeft kunnen plaatsvinden door de weigerachtige houding van verdachte. Om die reden zijn geen (diagnostische) conclusies getrokken.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 jaar, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
De raadsman heeft een korte onvoorwaardelijke vrijheidsstraf bepleit en een lang voorwaardelijk strafdeel. Hij acht Elektronisch Toezicht een goede optie. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met het feit dat verdachte geen relevante documentatie heeft met betrekking tot geweldsdelicten. De geweldsdelicten op zijn justitiële documentatie betreffen oudere zaken waarbij relatief geringe straffen zijn opgelegd. Daarnaast had verdachte zijn leven weer behoorlijk goed op de rit. Hij had eigen woonruimte, een inkomen, er was sprake van bewind en hij had een goed contact met de toezichthouder van de reclassering.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan poging tot doodslag. Hij heeft het slachtoffer met wie hij die avond samen was gestoken in diens zijflank. Hierdoor heeft het slachtoffer letsel op gelopen - zijn darmen waren op vier plaatsen doorboord - waaraan hij moest worden geopereerd.
Uit het voormelde onderzoek door de deskundige [psycholoog] komt naar voren dat er aanwijzingen zijn voor cluster B persoonlijkheidspathologie. Te denken valt aan zowel antisociale, borderline en/of narcistische trekken. Ook zijn er aanwijzingen voor een langdurige alcoholverslaving en mogelijk ook voor drugsmisbruik of -afhankelijkheid. De intelligentie van verdachte poneert laaggemiddeld. Volgens [psycholoog] is het van belang dat verdachte verder diagnostisch wordt onderzocht.
Ter terechtzitting van 23 januari 2015 heeft verdachte verklaard dat hij niet mee wenste te werken aan het onderzoek omdat hij alleen werkt op basis van vertrouwen en hij in de deskundige geen vertrouwen had. Naar zijn mening zit er niets verkeerd in zijn hoofd.
Nu niet meer over de persoon van verdachte bekend is en verdachte niet mee wenst te werken aan een onderzoek naar zijn persoon, zal de rechtbank verdachte als volledig toerekeningsvatbaar aanmerken.
Alles in aanmerking nemend en gelet op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 3 jaar passend en gerechtvaardigd. Voor een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding. De rechtbank acht het reclasseringsrapport daartoe onvoldoende onderbouwd.
In beslag genomen voorwerpen
Het onder verdachte in beslag genomen en nog niet teruggegeven mes, volgens verklaring van verdachte ter terechtzitting niet aan hem toebehorend, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:
Poging tot doodslag;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaar;
  • beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven mes.
Aldus gewezen door mrs. Driessen, voorzitter, Doon en Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Althoff, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 februari 2015.
Mr. Doon is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer 2014086251, Politie Oost-Nederland, team Recherche Achterhoek, gesloten en ondertekend op 31 juli 2014.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p.59
3.Geneeskundige verklaring, p.102
4.Proces-verbaal van aangifte door[slachtoffer], p.96-97
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2015
6.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p.50
7.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 23 januari 2015
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p.162-163
9.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p.52, 54
10.Proces-verbaal van verhoor van [verdachte], p.50
11.Proces-verbaal sporenonderzoek, p.135-136
12.Rapport NFI zaaknummer 2014.08.20.006 (aanvraag 001) d.d. 5 september 2014.
13.Proces-verbaal sporenonderzoek, p.146