ECLI:NL:RBGEL:2015:6934

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 september 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
276772
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing naar de kantonrechter in verband met samenhang tussen geldvorderingen

In deze zaak, die op 16 september 2015 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, heeft de rechtbank overwogen dat een deel van de geldvordering van eiseres, DRC International B.V., gebaseerd is op een huurovereenkomst. De rechtbank concludeert dat er samenhang bestaat tussen dit deel van de vordering en de rest van de geldvordering, wat betekent dat de kantonrechter bevoegd is om de gehele vordering te behandelen. Eiseres heeft haar eis gewijzigd, waardoor de verwijzing naar de kantonrechter niet langer noodzakelijk is. De rechtbank heeft vervolgens een comparitie bevolen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden. De rechtbank heeft partijen erop gewezen dat zij zich moeten voorbereiden op de zitting en dat de behandeling van de zaak ter comparitie zal bestaan uit het stellen van vragen over de feiten en de standpunten van partijen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er een mogelijkheid van schikking of inschakeling van een mediator kan worden besproken. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en de comparitie zal plaatsvinden op een door de rechtbank vast te stellen datum.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/276772 / HA ZA 15-37
Vonnis van 16 september 2015
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DRC INTERNATIONAL B.V.,
gevestigd te Kerk-Avezaath,
eiseres,
advocaat mr. D.J. Kramer te Doesburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DEVELOPMENT AND RELIEF CORPORATION B.V.,
gevestigd te Beesd,
gedaagde,
advocaat mr. dr. P.J. van der Korst te Amsterdam,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TOMBOUCTOU BEHEER B.V.,
statutair gevestigd te Maarssen, kantoorhoudende te Breukelen,
gevoegde partij aan de zijde van Development And Relief Corporation B.V.,
advocaat mr. A.N. Stoop te Amsterdam.
Partijen zullen hierna respectievelijk DRC International, DRC en Tombouctou genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 8 juli 2015
- de akte uitlating verwijzing naar de kantonrechter van Tombouctou
- de akte tevens inhoudende wijziging eis van DRC International.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De overwegingen

2.1.
In het tussenvonnis van 15 april 2015 heeft de rechtbank onder meer het volgende overwogen:
2.7.
De rechtbank overweegt dat een deel van de geldvordering is gebaseerd op een door eiseres gestelde huurovereenkomst. Dat is een aardvordering als bedoeld in artikel 93 sub c Rv. Dit deel van de vordering zal door de kantonrechter moeten worden behandeld en beslist. De kamer voor gewone civiele zaken, die dit comparitievonnis wijst, is niet bevoegd om te beslissen over een dergelijke aardvordering. De rechtbank gaat ervan uit dat zij dit onderdeel van het geschil naar de relatief bevoegde kantonrechter zal moeten verwijzen, ook ambtshalve.
2.8.
Aangezien samenhang bestaat tussen dit deel van de geldvordering en de rest daarvan, ligt in de rede dat de kantonrechter dan ook bevoegd is om die rest te behandelen en te beslissen.
2.11.
De rechtbank verzoekt partijen om zich hierover schriftelijk uit te laten (…).
2.2.
Op 22 mei 2015 heeft DRC zich bij akte uitgelaten over voormelde bevoegdheidskwestie, welke akte is genomen op de rol van 10 juni 2015.
2.3.
Bij vonnis in incident van 8 juli 2015 is het Tombouctou toegestaan zich te voegen in de hoofdzaak aan de zijde van DRC.
2.4.
Thans hebben ook DRC International en Tombouctou zich bij akte uitgelaten over de bevoegdheidskwestie. Beide aktes zijn genomen op de rol van 22 juli 2015.
2.5.
Zowel DRC als Tombouctou is van mening -kort gezegd- dat het gehele geschil naar de kantonrechter dient te worden verwezen, omdat de samenhang tussen de vorderingen van DRC International zich tegen afzonderlijke behandeling verzet.
2.6.
DRC International stelt in haar akte dat in het vonnis van 15 april 2015 in rechtsoverweging 2.7 de vraag wordt opgeworpen of de vordering uit hoofde van huurovereenkomst valt onder de reikwijdte van de bevoegdheid van de kamer voor gewone civiele zaken. Dit is niet helemaal juist. De rechtbank overweegt dat een deel van de geldvordering is gebaseerd op een door DRC International gestelde huurovereenkomst en dat dit deel van de vordering door de kantonrechter zal moeten worden behandeld en beslist. Omdat er samenhang bestaat tussen die ‘huurvordering’ en de rest van de geldvordering werpt de rechtbank vervolgens de vraag op of die samenhang zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Daar is DRC International in haar akte echter niet op ingegaan.
2.7.
DRC International stelt slechts dat zij haar vorderingen onder andere baseert op artikel 6:198 BW en artikel 6:212 BW en dat zij als zodanig de huurvordering niet bestempelt als meest belangrijke vordering. Deze stellingen doen evenwel niets af aan het oordeel dat een deel van de vordering is gebaseerd op een door DRC International gestelde huurovereenkomst, dat dit een aardvordering is als bedoeld in artikel 93 sub c Rv, dat de rest van de geldvordering daarmee samenhangt en dat die samenhang zich tegen afzonderlijke behandeling verzet. Ook de omstandigheid ten slotte dat DRC in haar conclusie van antwoord de bevoegdheid van de rechtbank niet ter discussie heeft gesteld en slechts aanslaat op hetgeen de rechtbank vaststelt, maakt dit niet anders.
2.8.
Dit leidt tot de conclusie dat de gehele vordering van DRC International ingevolge artikel 94 lid 2 Rv door de kantonrechter dient te worden behandeld en beslist. In beginsel dient deze zaak dan ook naar de kantonrechter te worden verwezen.
2.9.
DRC International stelt in haar akte echter ook dat voor zover de rechtbank toch meent het huurdeel van de vordering inhoudelijk niet te behandelen, zij haar eis wijzigt. Zij laat de vermeende aardvordering in deze procedure dan varen, waardoor verwijzing naar de kantonrechter achterwege kan blijven.
2.10.
Ingevolge artikel 130 Rv is de eiser onder meer bevoegd zijn eis schriftelijk bij conclusie of akte ter rolle te veranderen, zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen. Dat is hier het geval. De eiswijziging wordt dan ook toegestaan. Dit betekent dat vanaf heden op basis van de in de akte van DRC International van 22 juli 2015 opgenomen gewijzigde eis wordt voort geprocedeerd. Bovendien kan dan verwijzing naar de kantonrechter achterwege blijven, nu daarvoor geen grond meer bestaat.
2.11.
De rechtbank zal thans opnieuw een comparitie bevelen om inlichtingen over de zaak te vragen en om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden.
2.12.
Tombouctou heeft als gevoegde partij de gelegenheid de conclusie van antwoord ter comparitie te nemen. Tombouctou moet een schriftelijke conclusie uiterlijk twee weken voor aanvang van de comparitie toezenden. Na de comparitie kan deze conclusie niet meer worden genomen.
2.13.
De rechtbank wijst erop dat zij uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen -ook in het nadeel van die partij- kan maken die zij geraden zal achten.
2.14.
De behandeling van de zaak ter comparitie zal in beginsel de volgende onderwerpen bevatten. De rechter zal beginnen met een aantal formaliteiten. Vervolgens zal de rechter zo nodig vragen stellen over de feiten en over de standpunten van partijen waarin inzicht moet bestaan om tot een oordeel te kunnen komen.
2.15.
In beginsel wordt ter comparitie aan de raadslieden van partijen de gelegenheid geboden de juridische standpunten van partijen nader toe te lichten. Daarbij mag gebruik worden gemaakt van beknopte spreekaantekeningen. Uitgebreide mondelinge en schriftelijke uiteenzettingen zullen echter niet worden toegestaan.
2.16.
Van de verklaringen ter zitting zullen geen ondertekende weergaven in het proces-verbaal worden opgenomen. Naast een verkort proces-verbaal worden de griffiersaantekeningen in het dossier bewaard.
2.17.
Op de comparitie zal, eventueel aan de hand van een voorlopig oordeel over de zaak, worden nagegaan hoe de verdere gang van de procedure moet zijn. Daarbij kan ook de mogelijkheid van een schikking of inschakeling van een mediator aan de orde komen. Partijen moeten er op voorbereid zijn, dat de rechtbank een mondeling tussenvonnis kan wijzen. De zitting eindigt met een aantal formaliteiten.
2.18.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
3. De beslissing
De rechtbank
3.1.
beveelt een verschijning van partijen, bijgestaan door hun advocaten, voor het geven van inlichtingen en ter beproeving van een minnelijke regeling op de terechtzitting van mr. N.W. Huijgen in het gerechtsgebouw te Arnhem aan Walburgstraat 2 - 4 op een door de rechtbank vast te stellen datum en tijd,
3.2.
bepaalt dat de partijen dan vertegenwoordigd moeten zijn door iemand die van de zaak op de hoogte is en hetzij rechtens hetzij op grond van een bijzondere schriftelijke volmacht bevoegd is haar te vertegenwoordigen,
3.3.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
30 september 2015voor het opgeven van de verhinderdagen van de partijen en hun advocaten op de donderdagen in de maanden oktober tot en met december 2015, waarna dag en uur van de comparitie zullen worden bepaald,
3.4.
bepaalt dat bij gebreke van de gevraagde opgave(n) de rechtbank het tijdstip van de comparitie zelfstandig zal bepalen,
3.5.
bepaalt dat na de vaststelling van het tijdstip van de comparitie dit in beginsel niet zal worden gewijzigd,
3.6.
wijst partijen er op, dat voor de zitting twee en een half uur zal worden uitgetrokken,
3.7.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 16 september 2015.
Coll.: MvG