Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
fair trialen waarom dit zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting, is de rechtbank van oordeel dat, gelet op de anonieme melding in combinatie met de waarneming van de verbalisanten op 29 november 2013, redelijkerwijs vermoed kon worden dat zich in het bedrijfspand een hennepkwekerij bevond. De anonieme melding bevatte concrete informatie die in overwegende mate bevestigd werd door de waarneming van de verbalisanten, terwijl hetgeen de verbalisanten waarnamen (zoals afgeplakte ruiten), naar algemene ervaringsregels, kon duiden op de aanwezigheid van een hennepkwekerij in het pand.
3.Bewezenverklaring
op een of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 maart 2008 tot en met 5 maart 2014 te Duiven,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens)opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
en/of aanwezig heeft gehad,(in een ruimte van een woning gelegen aan de [adres 2] ),
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde
(telkens)hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, terwijl dit feit (telkens) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 september 2013 tot en met 5 maart 2014 te Duiven,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
althans alleen, (telkens)opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of
aanwezig heeft gehad(in een ruimte in een bedrijfspand aan de [adres 3] ) een
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde
(telkens)hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet,terwijl dit feit
(telkens)betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van het feit
6.De strafbaarheid van de verdachte
7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
8.De toegepaste wettelijke bepalingen
9.De beslissing
werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijd die op 2 (twee) jarenwordt bepaald: