ECLI:NL:RBGEL:2015:6947

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 november 2015
Publicatiedatum
10 november 2015
Zaaknummer
05/881805-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

Op 6 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 48-jarige man uit Maurik, die werd beschuldigd van het houden van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk een hennepkwekerij had geëxploiteerd in de periode van 9 juli 2014 tot en met 1 december 2014 in Buren. Hij had in totaal ongeveer 1.018 hennepplanten in een pand aan [adres 2] aanwezig gehad, wat in strijd is met de Opiumwet. Daarnaast werd hem verweten dat hij elektriciteit had gestolen van Liander N.V. door zich toegang te verschaffen tot de woning waar de hennepkwekerij was gevestigd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten en heeft hem veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. De ontnemingsvordering van de officier van justitie werd afgewezen, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opbrengsten had genoten van de hennepkwekerij. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte en de ernst van de feiten. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, maar niet voor soortgelijke delicten.

De rechtbank heeft ook geoordeeld over het beslag op een voertuig dat in verband werd gebracht met de hennepkwekerij. De rechtbank heeft besloten dat het voertuig aan de verdachte moet worden teruggegeven, omdat er geen strafvorderlijk belang was bij voortduring van het beslag. De beslissing is gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881805-14
Datum uitspraak : 6 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te Tiel, wonende te [adres 1] .
Raadsman: mr. P.E. van Zon, advocaat te 's-Hertogenbosch.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 oktober 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2014 tot en met 1 december 2014 te Buren, in elk geval in Nederland, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1.018, in elk geval 788, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens)een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1.018, in elk geval 788, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 9 juli 2014 tot en met 1 december 2014 te Buren, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Linander NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij, p. 3 e.v.;
- een schriftelijk stuk inhoudende aangifte (door [naam] , namens Liander N.V.), p. 135 e.v.;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 oktober 2015.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 9 juli 2014 tot en met 1 december 2014 te Buren
, in elk geval in Nederland, in de uitoefening van een beroep of bedrijf, (telkens)opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad(in een pand aan de [adres 2] ) een hoeveelheid van
(in totaal) ongeveer1.018
, in elk geval 788, althans een groot aantalhennepplanten en/of delen daarvan
, in elk geval (telkens)een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1.018, in elk geval 788, althans meer dan 200 hennepplanten en/of delen daarvan);
2.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 9 juli 2014 tot en met 1 december 2014 te Buren
, in elk geval in Nederland,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit
, in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan Linander NV,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,waarbij verdachte
zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed
(eren)onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/ofverbreking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met artikel 3 onder B van de Opiumwet, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel.
Ten aanzien van feit 2:
Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de hem ten laste gelegde feiten 1 en 2 zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht nadrukkelijk rekening te houden met de situatie die verdachte tot deze feiten heeft gedreven en de gevolgen die deze feiten nu voor hem zullen hebben.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, en de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 6 oktober 2015.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het telen van hennep op grote schaal. Hij heeft een stof geproduceerd die - eenmaal in het verkeer gebracht - schadelijk kan zijn voor de gebruikers van die stof. Het gebruik van de op lijst II van de Opiumwet voorkomende middelen - de hennepproducten - brengt risico's mee voor de gezondheid van gebruikers en veroorzaakt mede daardoor schade van velerlei aard in de samenleving. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Verdachte heeft elektriciteitsleverancier Liander N.V. benadeeld en een potentieel brandgevaarlijke - en daarmee levensbedreigende - situatie in zijn woonomgeving veroorzaakt. Het handelen van verdachte getuigt van weinig respect voor het eigendom en de veiligheid van derden. Verdachte heeft kennelijk slechts oog gehad voor zijn eigen financiële voordeel. De rechtbank rekent hem dit aan.
Uit het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 oktober 2015 volgt dat hij weliswaar eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten, doch niet eerder voor soortgelijke feiten.
Gelet op het voorgaande en op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, acht de rechtbank een werkstraf voor de duur van 180 uren en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, passend. De voorwaardelijke straf heeft naar het oordeel van de rechtbank toegevoegde waarde, nu het plegen van de feiten is ingegeven door de financiële situatie van verdachte en voorkomen moet worden dat verdachte zijn problemen opnieuw op dergelijke wijze probeert op te lossen.
Ten aanzien van het beslag
De officier van justitie heeft gesteld dat de inbeslaggenomen [voertuig] gebruikt is ten behoeve van de hennepkwekerij, aangezien diverse goederen met deze auto zijn vervoerd en daarom de verbeurdverklaring van de auto gevorderd.
De raadsman van verdachte heeft teruggave van de auto verzocht, nu verbeurdverklaring niet voor dit soort situaties bedoeld is.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven [voertuig] (goednummer PL0600-2014195142-605253) op rechtmatige gronden in beslag is genomen, maar dat geen strafvorderlijk belang is gediend met voortduring van het beslag. Daarbij komt dat het enkele feit dat de auto een enkele keer is gebruikt voor het vervoeren van goederen ten behoeve van de hennepkwekerij, niet meebrengt dat verbeurdverklaring opportuun is. De auto dient dan ook aan verdachte te worden geretourneerd.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 91 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11 en 13 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de hem ten laste gelegde feiten 1 en 2, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstraf gedurende 180 (honderdtachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 (negentig) dagen;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tevens tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
 bepaalt, dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de
proeftijd die op 2 (twee) jarenwordt bepaald:
- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.
Ten aanzien van het beslag
gelast de
teruggavevan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven [voertuig]
(goednummer PL0600-2014195142-605253) aan veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Bijl (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. K.A.M. van Hoof, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.J.W. Lambregts, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie, eenheid Oost-Nederland, GLZ district De Waarden, GLZ veelvoorkomende criminaliteit Tiel, opgemaakte proces-verbaal, registratienummer PL0600-2014195142, gesloten op 8 januari 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.