ECLI:NL:RBGEL:2015:7050

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
13 november 2015
Zaaknummer
15-977
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
  • L. van Gijn
  • C. van Linschoten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking in strafzaak met poging tot doodslag en mishandeling

In deze zaak heeft verzoeker, die gedetineerd is in de P.I. Arnhem, een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechters die zijn strafzaak behandelen. Verzoeker is beschuldigd van poging tot doodslag, het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel en mishandeling, wat hij ontkent. Hij stelt dat hij het slachtoffer enkel heeft geduwd, waarna deze is gevallen. De aanleiding voor het wrakingsverzoek was een opmerking van de voorzitter van de meervoudige strafkamer, die stelde dat het letsel van het slachtoffer, zoals beschreven in de medische informatie, niet past bij enkel een val. Verzoeker voelde zich hierdoor vooringenomen beoordeeld door de rechters.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld en geconcludeerd dat de opmerking van de voorzitter niet kan worden opgevat als een aanwijzing voor vooringenomenheid. De rechters hebben de taak om kritische vragen te stellen en opmerkingen te maken over relevante feiten tijdens de zitting. De voorzitter heeft in zijn uitleg aangegeven dat zijn opmerking bedoeld was om verzoeker de kans te geven zijn visie op het letsel te geven. De wrakingskamer oordeelt dat er geen sprake is van omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechters in twijfel trekken.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek tot wraking afgewezen, waarbij zij benadrukt dat de rechters uit hoofde van hun aanstelling worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden weerleggen. De beslissing is openbaar uitgesproken op 12 november 2015, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Wrakingskamer
Zaaknummer: 15-977
Beschikking van 12 november 2015
in de zaak van
[verzoeker],
thans gedetineerd in de P.I. Arnhem – HvB Arnhem-Zuid,
verzoeker tot wraking (hierna: verzoeker),
raadsman: mr. R.B. Schmidt, advocaat te Amsterdam,
tegen
mrs. J.J.H. van Laethem, M.F. Gielissen en M.G.J. Post,
in hun hoedanigheid van rechter in de strafzaak met parketnummer 05/720140-15, hierna: de rechters.

1.De procedure

1.1
Ter terechtzitting van 14 oktober 2015 is namens verzoeker mondeling de wraking verzocht van de rechters, leden van de meervoudige strafkamer in de bij deze rechtbank, sector strafrecht, aanhangige strafzaak met het hierboven vermelde parketnummer.
1.2
Bij schrijven van 29 oktober 2015 hebben de rechters aangegeven niet in de wraking te berusten en hebben zij hun zienswijze op het wrakingsverzoek uiteengezet.
1.3
Op 2 november 2015 is het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer behandeld. Verzoeker is niet verschenen, maar vertegenwoordigd door zijn raadsman. Ook zijn verschenen mr. van Laethem en mr. Gielissen, leden van de meervoudige strafkamer. Tevens was aanwezig mr. A.C.J. Nettenbreijers, officier van justitie in voormelde strafzaak.

2.De feiten

In de hiervoor genoemde strafzaak wordt verzoeker primair een poging tot doodslag, subsidiair het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, en meer subsidiair mishandeling tenlastegelegd. Verzoeker heeft het tenlastegelegde ontkend en heeft gesteld dat hij het slachtoffer, [slachtoffer] , enkel een duw heeft gegeven, waarna het slachtoffer is gevallen.
Volgens het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2015 heeft mr. van Laethem, de voorzitter van de meervoudige strafkamer, verzoeker het letsel van het slachtoffer, zoals dat blijkt uit de medische informatie, voorgehouden en geconstateerd dat bij hem sprake is van een wondje bij de wenkbrauw, een hersenschudding, een spoedoperatie in verband met een gescheurde milt en een gescheurde lever. Hierna heeft de voorzitter de zin uitgesproken: ‘Het letsel dat is beschreven in de medische informatie past niet bij enkel een val’.
Na schorsing voor overleg tussen raadsman en verzoeker in de strafzaak heeft de voorzitter toegelicht: ‘Wat ik voor de onderbreking heb gezegd impliceert niet dat de rechtbank nu al vindt dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Ik heb gezegd dat ik het letsel niet vind passen bij een val. Dit hoort bij een kritische ondervraging van de verdachte. Ik heb daarmee niet gezegd dat verdachte degene is die het letsel heeft toegebracht. Hoe en door wie het letsel is toegebracht komt pas na de zitting in de raadkamer aan de orde’.
Na wederom een schorsing heeft de raadsman na overleg met verzoeker de wraking verzocht van de rechters.

3.Het wrakingsverzoek

Verzoeker heeft aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de voorzitter met de opmerking dat het letsel zoals beschreven in de medische informatie niet past bij enkel een val, een voorschot heeft genomen op de betrouwbaarheid van zijn verklaringen. Gelet op de gewraakte opmerking van de voorzitter, die hij na de eerste schorsing ter terechtzitting heeft herhaald, en die gelet op de reactie van 29 oktober 2015 de instemming heeft van de andere rechters, voelt verzoeker zich reeds veroordeeld.

4.De beoordeling

4.1
Ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Voorop moet worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Dit lijdt slechts uitzondering indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
4.3
De wrakingskamer overweegt dat uit de gewraakte opmerking van de voorzitter op de terechtzitting van 14 oktober 2015 dat het letsel zoals beschreven in de medische informatie “niet past bij enkel een val” noch op basis van de inhoud, noch op basis van de bewoording kan worden afgeleid dat sprake is van omstandigheden als bedoeld onder 4.2. Het behoort immers tot de taak van de rechter om tijdens het onderzoek ter terechtzitting – onder meer aan de hand van stukken uit het dossier – in het kader van de waarheidsvinding kritische vragen te stellen en opmerkingen te plaatsen over de relevante feiten en omstandigheden. Het behoort tevens tot zijn taak om de verklaring van een verdachte af te zetten tegen de overige bevindingen uit het onderzoek. Uit het proces-verbaal blijkt dat de voorzitter verzoeker op kritische wijze heeft ondervraagd en hem een aantal zaken heeft voorgehouden, waaronder het door het slachtoffer opgelopen letsel, kennelijk om verzoeker tot een reactie te prikkelen. Dit vindt steun in de reactie van de rechters van 29 oktober 2015, waarin zij hebben toegelicht dat met de gewraakte uitlating is beoogd om verzoeker in de gelegenheid te stellen zijn visie over het geconstateerde letsel te geven. Gelet hierop kan de inhoud van deze opmerking geen grond voor wraking opleveren.
4.4
Het namens verzoeker gedane verzoek tot wraking wordt derhalve afgewezen

5.De beslissing

De wrakingskamer:
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. T.P.E.E. van Groeningen, voorzitter, L. van Gijn en C. van Linschoten, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R. Barzilay, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2015.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.