ECLI:NL:RBGEL:2015:7086

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 november 2015
Publicatiedatum
17 november 2015
Zaaknummer
05/740217-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag op lid van arrestatie-eenheid

Op 17 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die werd beschuldigd van poging tot doodslag op een lid van de arrestatie-eenheid. De verdachte, die op 22 april 2015 in hotelkamer nummer 220 in Ede verbleef, stak met een mes meerdere keren in de hals van een agent van de arrestatie-eenheid toen deze de kamer binnentrok. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks zijn beroep op putatief noodweer, opzettelijk handelde en de aanmerkelijke kans op levensberoving accepteerde. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat er geen opzet was om specifiek de agent te doden, en concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes jaar op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, die door de steekpartij ernstig gewond raakte. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar vanwege een acute stressstoornis en andere psychische problemen, maar vond een langdurige gevangenisstraf noodzakelijk om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding van € 10.518,39, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740217-15
Datum uitspraak : 17 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres] te [woonplaats] , thans gedetineerd te PI Leeuwarden.
Raadsman: mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 4 augustus 2015 en 3 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 april 2015 te Ede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, bekend staande onder nummer [nummer 1] (zijnde een lid van een
arrestatie-eenheid) opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade van het leven te beroven, - in een hotelkamer naast en/of achter de afgesloten hotelkamerdeur is gaan staan en/of (vervolgens)
- na het (deels) openen van voornoemde hotelkamerdeur, vanachter die hotelkamerdeur krachtig één of meermalen met een mes voornoemde [nummer 1] (zijnde lid van een arrestatie-eenheid en belast met de arrestatie van verdachte) in diens hals- en/of rug/schouderstreek heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 april 2015 te Ede aan een persoon, bekend staande onder nummer [nummer 1] (zijnde een lid van een arrestatie-eenheid), opzettelijk en (al dan niet) met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten vier steek- en/of snijverwondingen in de hals- en/of rug/schouderstreek heeft toegebracht door voornoemde [nummer 1] , nadat deze door de geforceerde hotelkamerdeur de hotelkamer van verdachte had betreden, (zeer) krachtig één of meermalen met een mes heeft gestoken in de hals- en/of rug/schouderstreek.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte verbleef op 22 april 2015 in hotelkamer nummer 220 in een hotel in Ede. [2] De arrestatie-eenheid was op dat moment in het hotel om verdachte aan te houden op basis van een Europees Aanhoudingsbevel. [3] [nummer 1] was lid van deze arrestatie-eenheid. De arrestatie-eenheid heeft met een stootram de deur kapot geslagen en meermalen “politie” geroepen. [4] Verdachte heeft een mes gepakt en geprobeerd de deur tegen te houden. [5] De deur klapte open en [nummer 1] stapte naar binnen. Verdachte stak met het mes en heeft [nummer 1] meerdere keren in zijn hals geraakt. [6]
Bij [nummer 1] is het volgende letsel geconstateerd:
  • eerste wond: aan de voorzijde van de hals een snijwond van ongeveer 5 bij 4 cm en twee slagaderlijke bloedingen;
  • tweede wond: aan de rechterzijde van de hals een steekwond waarbij de onderliggende spieren zeer diep zijn geraakt, hetgeen veel bloedverlies heeft veroorzaakt;
  • derde wond: aan de rechterzijde van de hals bij de haargrens een snijwond van ongeveer 5 cm;
  • vierde wond: op de rugzijde van de linkerschouder een snijwond van ongeveer 1,5 cm.
Er was veel bloedverlies (700 ml). Een dergelijke hoeveelheid bloedverlies is binnen 10 minuten levensbedreigend. [7]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte van de tenlastegelegde poging tot moord vrij te spreken. De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde nu geen sprake is van voorbedachte raad en opzet. Verdachte wist niet dat de Nederlandse politie binnentrad en had niet het opzet om specifiek [nummer 1] te doden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank acht op basis van de verklaring van verdachte, de aangifte en de letselbeschrijving wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [nummer 1] meermalen in de hals heeft gestoken met een mes.
Poging doodslag
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe deze gedraging gekwalificeerd kan worden.
Het mes waarmee verdachte heeft gestoken betreft een mes van ongeveer 26 cm waarvan het lemmet ongeveer 13 cm is. [8] Met dit mes is viermaal in de hals van [nummer 1] gestoken waarbij het hierboven omschreven letsel is veroorzaakt. Hierdoor zijn slagaderlijke bloedingen ontstaan en is een zodanige hoeveelheid bloed verloren dat het letsel binnen 10 minuten levensbedreigend is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat wanneer met een mes van voornoemde lengte in de hals wordt gestoken er een aanmerkelijke kans is dat [nummer 1] zou komen te overlijden.
Opzet
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte het opzet – al dan niet in voorwaardelijke zin – op levensberoving heeft gehad.
Op het moment dat de arrestatie-eenheid de deur van de hotelkamer van verdachte trachtte te openen, waren de leden van die eenheid herkenbaar gekleed als politie, Ze droegen jas met daarop de tekst politie en één van de agenten die als eerste binnen kwam had een schild waarop ‘politie’ stond. Daarnaast hebben zij op de deur gebonkt en meermalen “politie” geroepen. In het proces-verbaal van binnentreden wordt dit beschreven als “met een luide stem en niet mis te verstane wijze ‘politie!’ geroepen.” [9] Verdachte verbleef op dat moment op hotelkamer nummer 220. Getuige [getuige] verklaarde dat zij in kamer 200 was en “politie, politie” hoorde schreeuwen. [10] De rechtbank gaat er gelet op deze verklaringen vanuit dat op een harde wijze en meermalen “politie” is geroepen en het niet anders kan dan dat verdachte het geroep ook heeft gehoord. Verdachte hoorde dus dat de politie achter de deur stond. Bovendien waren de leden van de arrestatie-eenheid herkenbaar gekleed en heeft verdachte dit kunnen waarnemen toen zij binnenkwamen. Verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat hetzij Belgische agenten voor de deur stonden dan wel familieleden van zijn ex-vriendin. [11] (De rechtbank merkt op dat het Europees aanhoudingsbevel was gegeven in verband met de verdenking van poging moord of doodslag en foltering van zijn ex-vriendin en/of poging moord op een Belgische politieagent). [12] Hij heeft voorts verklaard de mensen die hem iets wilden aandoen, te willen verwonden. [13] Verdachte heeft bij het openen van de deur iemand van de binnenstormende politie – zijnde [nummer 1] – meerdere keren in zijn hals gestoken.
De rechtbank leidt uit deze gedraging en verklaring af dat verdachte het opzet had degene die als eerste de kamer binnen kwam met het mes te steken. Gezien de plaatsen waar het slachtoffer is geraakt, in de nek, waar, zoals ieder weldenkend mens weet, vitale slagaders en zenuwbanen lopen van en naar de hersenen, heeft verdachte daarmee – op zijn minst – bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat diegene zou komen te overlijden.
Hierbij merkt de rechtbank nog op dat het verweer van de raadsman dat er opzet moet zijn om specifiek [nummer 1] te doden geen steun in het recht vindt. Gelet op het algemene karakter van opzet (dolus generalis) staat een zogenaamde ‘error in persona’ - indien daarvan al sprake zou zijn – niet aan een bewezenverklaring van opzet in de weg. De rechtbank verwerpt om die reden het verweer van de raadsman.
Voorbedachte raad
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte op enig moment het besluit heeft genomen [nummer 1] te doden en de gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van de voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Tussen het gebonk op de deur en het binnentreden van de politie en de daarop volgende steekpartij zijn immers slechts enkele seconden verstreken. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de tenlastelegging voor zover die ziet de poging tot moord.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks22 april 2015 te Ede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een persoon, bekend staande onder nummer [nummer 1] (zijnde een lid van een
arrestatie-eenheid) opzettelijk
en (al dan niet) met voorbedachten radevan het leven te beroven, - in een hotelkamer
naast en/ofachter de afgesloten hotelkamerdeur is gaan staan en
/of (vervolgens
)
- na het (deels) openen van voornoemde hotelkamerdeur, vanachter die hotelkamerdeur krachtig
één ofmeermalen met een mes voornoemde [nummer 1] (zijnde lid van een arrestatie-eenheid en belast met de arrestatie van verdachte) in diens hals- en
/ofrug/schouderstreek heeft gestoken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot doodslag

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Putatief noodweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van putatief noodweer. Hiertoe voert de verdediging aan dat het incident in België, de reis naar Nederland en het incident in Nederland als één geheel moeten worden gezien. Daarnaast is bij verdachte sprake van een gehoorbeschadiging en is het delict gepleegd onder invloed van energiedrankjes en een stressstoornis. Dit beïnvloedde het gedrag van verdachte. Hierdoor was in de beleving van verdachte sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van putatief noodweer nu verdachte wist dat de politie bij hem binnenkwam.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op putatief noodweer het volgende.
Onder putatief noodweer wordt verstaan het geval dat men abusievelijk in de veronderstelling is zich te moeten verdedigen: het (dreigend) gevaar is ingebeeld, maar wel op goede en rechtens aanvaardbare gronden ingebeeld. De rechtbank is van oordeel dat geen feiten en omstandigheden aannemelijk zijn geworden op grond waarvan verdachte mocht denken dat mensen voor zijn deur stonden die hem iets aan wilden doen en waartegen hij zichzelf moest verdedigen op de wijze waarop hij heeft gedaan.. Zoals eerder benoemd, is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dat politie voor zijn hotelkamerdeur stond en bij hem naar binnen wilden. Het verweer van verdachte dat hij dacht dat de Belgische politie voor zijn deur stond doet daar niet aan af. Het was verdachte bekend dat de Belgische politie hem zocht om hem te arresteren. Ook wanneer het de Belgische politie zou zijn geweest die voor de deur stond, zou dit verweer niet opgaan omdat het rechtens onaanvaardbaar is dat men zich op deze, buitengewoon gevaar zettende wijze zou mogen verdedigen tegen de binnentredende politie. Niet anders is het wanneer het inderdaad familieleden van zijn ex-vriendin zou betreffen. Verdachte heeft niet aannemelijk gemaakt waarom hij hiervoor dermate beducht was en waarom hij in dat geval voor zijn leven of gezondheid zou moeten vrezen om te zijn handelwijze te kunnen rechtvaardigen. De raadsman heeft aangevoerd dat zou zijn gehandeld onder invloed van energiedrankjes. Uit het NFI-rapport blijkt dat enkel bekend is dat sprake kan zijn van fysieke uitwerkingen bij een excessieve inname van energiedrankjes maar er is niets bekend over effecten op de geestesgesteldheid. Ook van een dergelijke excessieve inname is niet gebleken. Het beroep op putatief noodweer wordt derhalve verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van poging tot doodslag zal worden veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 6 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafmaat geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 28 september 2015;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 30 juli 2015;
- een multidisciplinair rapport van drs. [naam 1] , psycholoog, gedateerd 20 juli 2015 en van dr. [naam 2] psychiater, gedateerd 10 juli 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft een lid van de arrestatie-eenheid met een mes meermalen in zijn nek gestoken. Hierdoor zijn twee slagaderlijke bloedingen ontstaan en heeft slachtoffer veel bloed verloren. Deze messteken waren zo diep dat het slachtoffer had kunnen komen te overlijden. Het incident heeft grote impact gehad op het leven van het slachtoffer en zijn gezin. Het slachtoffer is een tijd arbeidsongeschikt geweest en kan pas sinds kort weer zijn werkzaamheden uitoefenen. De gevolgen van het incident zijn echter nog steeds merkbaar nu de littekens nog gevoelig zijn en het slachtoffer hiervan hinder ondervindt bij het uitoefenen van zijn werkzaamheden. Niet alleen het gevoel van veiligheid van het slachtoffer en zijn gezin is aangetast maar ook in de samenleving brengt het gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg. De rechtbank rekent het verdachte daarnaast zwaar aan dat hij een dergelijk feit heeft gepleegd tegen een lid van de arrestatie-eenheid, tijdens de uitoefening van zijn dienst, nu deze er juist op is gericht de veiligheid van de maatschappij te waarborgen.
De rechtbank neemt verder in aanmerking de omtrent verdachte opgestelde deskundigenrapporten van psychiater [naam 2] en psycholoog [naam 1] . Volgens de psycholoog en psychiater lijdt verdachte aan een ziekelijke stoornis in de vorm van een acute stressstoornis. Daarnaast is sprake van afwijkende en afhankelijke trekken in de persoonlijkheid. Verdachte is na een gewelddadig incident uit België gevlucht om aan de politie te ontkomen, waardoor hij last kreeg van klachten vanuit een acute stressstoornis. Deze stressstoornis en persoonlijkheidsproblematiek waren aanwezig ten tijde van het plegen van het delict en hadden doorwerking in de gedragskeuzes van verdachte. De psycholoog en psychiater achten verdachte om die reden verminderd toerekeningsvatbaar. De rechtbank volgt deze conclusies en acht verdachte verminderd toerekeningsvatbaar ten aanzien van het tenlastegelegde.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats is. De uitoefening van het beroep van lid van een arrestatie-eenheid brengt risico’s met zich mee. De maatschappij verwacht van politiemedewerkers dat zij ten behoeve van ons allen optreden in gevaarlijke situaties. Zij dienen dan ook bijzondere bescherming te hebben als zij slachtoffer worden van een strafbaar feit tijdens de uitoefening van hun functie. Dit dient dan naar het oordeel van de rechtbank tot uitdrukking te komen in de op te leggen straf. De rechtbank ziet dan ook geen reden om af te wijken van de eis van de officier van justitie en acht alles afwegend een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren passend en geboden.
De raadsman heeft verzocht de voorlopige hechtenis op te heffen. Gelet op voorstaande wijst de rechtbank het verzoek tot opheffen van de voorlopige hechtenis af.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [nummer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.518,39.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit afwijzing van de vordering.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij [nummer 1] als gevolg van de bewezenverklaarde poging tot doodslag tot
€ 518,59 materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De kostenposten zijn door de verdediging inhoudelijk niet betwist. Nu de schadeposten naar het oordeel van de rechtbank verder voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat deze schadeposten geen onevenredige belasting vormen voor het strafproces en de vordering in haar geheel kan worden toegewezen.
Voorts is aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. De immateriële schade is door de verdediging inhoudelijk niet betwist. De vordering ter hoogte van € 10.000,- is voor toewijzing vatbaar, nu het gevorderde bedrag billijk is gelet op de aard van het misdrijf en de gevolgen ervan voor de benadeelde partij.
Ter meerdere zekerheid voor daadwerkelijke betaling aan de benadeelde partij, zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. De gevorderde en toegewezen rente is daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 22 april 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 27, 36f, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren;
beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij toe.
- Veroordeelt de veroordeelde tegen kwijting aan [nummer 1] , te betalen € 10.518,39 (tienduizend vijfhonderdachttien en negenendertig cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening (over te maken op rekeningnummer [nummer 2] t.n.v. Nationale Politie, Landelijke Eenheid, Bureau GTPA (Concernadm.).
- Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vooralsnog begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Maatregel van schadevergoeding
- Legt op aan veroordeelde de verplichting aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer aan [nummer 1] , te € 10.518,39 (tienduizend vijfhonderdachttien en negenendertig cent) vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van de hoofdsom te vervangen door hechtenis voor de duur van 87 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- Bepaalt daarbij dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.H. Hovens (voorzitter), mr. L.C.P. Goossens en mr. H.H.M. van Dijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.G.A. Luijckx, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20150521.1702, gesloten op 5 juni 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.49.
3.Europees Aanhoudingsbevel, p. 69; proces-verbaal van bevindingen, p. 82, 83.
4.Proces-verbaal van aangifte van [nummer 1] , p. 159, 160.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 50.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.50; proces-verbaal van aangifte, p. 160.
7.Proces-verbaal van letselbeschrijving, p. 169, 170, 172.
8.Proces-verbaal van sporenonderzoek, p. 153.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 86; proces-verbaal van sporenonderzoek met bijlage fotomap, p. 136.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 196.
11.Verklaring verdachte ter zitting d.d. 3 november 2015.
12.Europees Aanhoudingsbevel, p. 69.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p.51.