ECLI:NL:RBGEL:2015:7213

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
19 november 2015
Zaaknummer
05/740260-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor ontuchtige handelingen met een minderjarige

Op 20 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland een 49-jarige man uit Velp veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een werkstraf van 150 uur. De man werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje, dat destijds tussen de 13 en 18 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte in de periode van 2006 tot en met 16 november 2011 meerdere keren ontucht heeft gepleegd met het slachtoffer, dat aan zijn zorg was toevertrouwd. De verdachte heeft tijdens stoeipartijtjes met het slachtoffer opzettelijk haar borsten en vagina aangeraakt, terwijl zij beiden gekleed waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich bewust is van de ernst van zijn daden en dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn gedrag. De officier van justitie had een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk geëist, met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast een werkstraf van 150 uur. De verdediging steunde deze eis. De rechtbank vond de gevorderde straf passend en geboden, gezien de ernst van de feiten en de kwetsbaarheid van het slachtoffer.

Daarnaast heeft de benadeelde partij, het slachtoffer, een schadevergoeding van € 10.750,68 gevorderd. De rechtbank heeft deze vordering toegewezen, omdat de verdediging deze niet heeft betwist. De verdachte is verplicht om dit bedrag aan de Staat te betalen, ten behoeve van het slachtoffer, met wettelijke rente vanaf de datum van aangifte. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd aan de verdachte, waaronder behandeling voor zijn psychische problematiek en toezicht door de Reclassering Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/740260-14
Datum uitspraak : 20 november 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1] , [woonplaats 1]
Raadsman: O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 06 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
het jaar 2006 tot en met 16 november 2011 te Velp, gemeente Rheden, (telkens)
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2]
, immers heeft hij (telkens) die [slachtoffer] betast (over haar kleding) bij haar borst(en) en/of vagina en/of die [slachtoffer] in aanraking heeft gebracht met zijn, verdachtes, (bedekte) penis;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
het jaar 2006 tot en met 16 november 2009 te Velp, gemeente Rheden,, met [slachtoffer]
(geboren op [geboortedatum 2] ), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) betasten (over de kleding) van die [slachtoffer] bij haar borst(en) en/of vagina
en/of in aanraking brengen van die [slachtoffer] met zijn, verdachtes, (bedekte) penis.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 17-26;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 6 november 2015.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Primair
hij op
één of meerderetijdstip
(pen
)gelegen in
of omstreeksde periode van
het jaar 2006 tot en met 16 november 2011 te Velp, gemeente Rheden,
(telkens
)
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en
/of opleiding en/ofwaakzaamheid
toevertrouwde minderjarige [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2]
, immers heeft hij
(telkens
)die [slachtoffer] betast (over haar kleding) bij haar borst(en) en
/ofvagina en
/ofdie [slachtoffer] in aanraking heeft gebracht met zijn, verdachtes, (bedekte) penis.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
‘ontucht plegen met een aan zijn zorg of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd’

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport en voorts tot het verrichten van 150 uren werkstraf, te vervangen door 75 dagen hechtenis met aftrek met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangegeven dat zij zich kan vinden in het voorstel van de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 30 september 2015; en
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 23 juli 2015.
Verdachte heeft in de periode van 2006 tot en met 2011 meerdere malen ontuchtige handelingen gepleegd met het destijds 13 tot 18-jarige slachtoffer. Het slachtoffer is de dochter van toenmalige vrienden van verdachte en kwam in die periode vaak bij verdachte en zijn echtgenote logeren of oppassen. Tijdens stoeipartijtjes met het slachtoffer, raakte verdachte bewust de borsten of vagina van het slachtoffer aan. Ook bracht hij het slachtoffer op die manier in aanraking met zijn penis. Verdachte en slachtoffer hadden tijdens dat stoeien hun kleding nog aan.
Ontuchtige handelingen plegen met jeugdigen onder de zestien is strafbaar gesteld juist omdat van jeugdigen tussen de twaalf en zestien jaren bekend is dat zij zelf hun grenzen vaak moeilijk aan kunnen geven. Jeugdigen in die leeftijd zijn daarnaast extra kwetsbaar omdat zij juist op dat moment hun seksualiteit aan het ontdekken zijn. Verdachte heeft door zijn handelen deze ontwikkeling geschaad, hetgeen ook gelezen kan worden in de schriftelijke verklaring van het slachtoffer van 12 oktober 2015, en de rechtbank neemt hem dat kwalijk.
Wel neemt de rechtbank in het voordeel van verdachte mee dat hij zich bewust lijkt te zijn van de ernst van zijn handelen. Verdachte neemt verantwoording voor zijn gedrag en is in behandeling hiervoor.
De rechtbank acht gelet op het bovenstaande de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 10.750,68, vermeerderd met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] toe te wijzen tot het bedrag van € 7.750,68, vermeerderd met de wettelijke rente waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering niet betwist en heeft zich bereid verklaard de vordering te betalen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Nu de verdediging de vordering van de benadeelde partij niet heeft betwist, is de vordering volledig voor toewijzing vatbaar.
De rechtbank ziet voorts aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf de datum aangifte, 16 september 2014.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 36f, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich uiterlijk binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering Nederland (tussen 9:00 uur en 11:00 uur) op het volgende adres: Nieuwe Oeverstraat 65 (tel.nr.: 026-2555333) en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd (of zoveel korter als door de reclassering nodig wordt geacht) onder behandeling zal stellen van [naam] , [adres 2] , [woonplaats 2] op de tijden en plaatsen als door of namens die instelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn psychische problematiek.
Veroordeelde zal zich voorts, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, aanvullend laten behandelen voor psychische problematiek bij forensisch psychiatrische polikliniek Kairos te Arnhem.
Veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling(en) door of namens deze behandela(a)r(en) zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 een
werkstrafgedurende
150 (honderdvijftig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 75 (vijfenzeventig) dagen.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer], van een bedrag van
€ 10.750,68 (tienduizend zevenhonderdvijftig euro en achtenzestig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag
te betalen vanvan
€ 10.750,68 (tienduizend zevenhonderdvijftig euro en achtenzestig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 88 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Gerritsen (voorzitter), mr. A.M. van Gorp en mr. D.S.M. Bak, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Y. Rikken, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Gelderland-Midden, divisie recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2014077614, gesloten op 23 oktober 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.