Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
primair: op te heffen alle op 9 en 10 september 2015 namens [gedaagde] ten laste van [eiser] gelegde conservatoire (derden)beslagen:
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die op 17 september 2015 door de Rechtbank Gelderland is behandeld, vorderde eiser, een vennoot van een vennootschap onder firma, de opheffing van conservatoir beslag dat door gedaagde, zijn medevennoot, was gelegd op zijn bankrekeningen en onroerende zaken. De partijen zijn verwikkeld in een bodemprocedure over de ontbinding en financiële afwikkeling van hun vennootschap. Gedaagde had beslag gelegd ter verzekering van een vordering van € 390.000,00, maar eiser stelde dat de beslaglegging onterecht was omdat de beslagrechter niet volledig was geïnformeerd en de vordering ondeugdelijk was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat het beslag op de onroerende zaken, met uitzondering van het woonhuis van eiser, niet onrechtmatig was gelegd. Echter, het beslag op de bankrekeningen van eiser belemmerde zijn bedrijfsvoering zodanig dat de continuïteit van zijn bedrijf in gevaar kwam. De voorzieningenrechter weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat het belang van eiser bij opheffing van de beslagen zwaarder weegt dan het belang van gedaagde bij handhaving ervan. Daarom werd het beslag onder de Rabobank en Milkconnect opgeheven, terwijl het beslag op de onroerende zaken en de andere bankbeslagen gehandhaafd bleven.
De beslissing van de voorzieningenrechter houdt in dat eiser weer over de benodigde financiële middelen kan beschikken om zijn bedrijfsvoering voort te zetten, wat ook in het belang van gedaagde is, aangezien zijn vordering op eiser voortvloeit uit de bedrijfsvoering. De proceskosten werden gecompenseerd, gezien de familiale relatie tussen partijen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.