ECLI:NL:RBGEL:2015:7378

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 november 2015
Publicatiedatum
26 november 2015
Zaaknummer
05/820877-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens het veroorzaken van een verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel

Op 20 november 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 3 juli 2014 een verkeersongeval heeft veroorzaakt in Lunteren, gemeente Ede. De verdachte, als bestuurder van een personenauto, heeft onder invloed van alcohol een motorrijder niet voor laten gaan bij het oprijden van de Dorpsstraat vanaf een parkeerplaats. Dit leidde tot een aanrijding waarbij de motorrijder, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel opliep, waaronder een gebroken middenhandsbeentje en een gebroken pink. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zodanig onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen dat hij schuld heeft aan het ongeval, in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Het alcoholgehalte van de verdachte was 1,03 milligram per milliliter bloed, wat ook leidde tot een veroordeling op basis van artikel 8 van dezelfde wet. De rechtbank legde een werkstraf van 60 uren op, met een vervangende hechtenis van 30 dagen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden. De rechtbank benadrukte dat de verdachte, ondanks zijn bekendheid met de verkeerssituatie, niet de nodige voorzichtigheid heeft betracht en dat zijn alcoholgebruik een belangrijke rol heeft gespeeld in de ongevallen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820877-14
Datum uitspraak : 20 november 2015
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting van 6 november 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 3 juli 2014, te Lunteren, in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de parkeerplaats van een aan de Dorpsstraat aldaar gelegen restaurant,
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank, en/of
terwijl hij wist, althans kon weten dat het uitzicht, gelet op zijn verdachtes rijrichting, naar links werd beperkt door een aantal (reclame)borden,
vanaf de uitrit van die parkeerplaats de Dorpsstraat is opgereden, zijnde een bijzondere manoeuvre en/of in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, bij het oprijden van die Dorpsstraat, de bestuurder van een op die weg, de Dorpsstraat rijdend ander motorrijtuig (motorfiets), die gelet op zijn verdachtes rijrichting, hem,
verdachte van links komend, op korte afstand was genaderd, niet voor heeft laten gaan en/of (vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat voor hem, verdachte van links komend en/of over die weg, de Dorpsstraat, rijdend ander motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan of waarbij die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 3 juli 2014, te Lunteren, in de gemeente Ede, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de parkeerplaats van een aan de Dorpsstraat aldaar gelegen restaurant,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol, althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank en/of
terwijl hij wist, althans kon weten dat het uitzicht, gelet op zijn verdachtes rijrichting, naar links werd beperkt door een aantal (reclame)borden,
vanaf de uitrit van die parkeerplaats de Dorpsstraat is opgereden, zijnde een bijzondere manoeuvre en/of in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, bij het oprijden van die Dorpsstraat, de bestuurder van een op die weg, de Dorpsstraat rijdend ander motorrijtuig (motorfiets), die gelet op zijn verdachtes rijrichting, hem,
verdachte van links komend, op korte afstand was genaderd, niet voor heeft laten gaan en/of (
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met dat voor hem, verdachte van links komend en/of over die weg, de Dorpsstraat, rijdend ander motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan of waarbij die bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2.
hij op of omstreeks 03 juli 2014 te Lunteren, gemeente Ede, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,03 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde feit.
Beoordeling door de rechtbank ten aanzien van zowel feit 1 als feit 2
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 is in zijn algemeenheid vereist dat het rijgedrag van verdachte roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van ten minste een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en voorts naar de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank heeft de volgende feiten vastgesteld.
Verdachte heeft op 3 juli 2014 gereden in een personenauto over de parkeerplaats van een aan de Dorpsstraat gelegen restaurant te Lunteren, in de gemeente Ede. Vanaf de uitrit is verdachte de Dorpsstraat opgereden. Van links kwam een motorrijder aanrijden. Verdachte heeft de motorrijder niet voor laten gaan, in strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Vervolgens is verdachte met de motorrijder in aanrijding gekomen. [2] Verdachte heeft onder invloed van alcoholische drank zijn personenauto bestuurd. Het alcoholgehalte van verdachte was 1,03 milligram alcohol per milliliter bloed. [3]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij bij het restaurant gelegen aan de Dorpsstraat wegreed. Verdachte had naar eigen zeggen ongeveer 3 glazen wijn gedronken en wist dat de rijvaardigheid daardoor werd beïnvloed.
Hij wilde links afslaan de parkeerplaats af en de Dorpsstraat op. Volgens verdachte verhinderden twee reclameborden het zicht naar links op de Dorpsstraat. Voor een goed zicht op de Dorpsstraat is verdachte stil gaan staan op het fietspad langs de Dorpsstraat. Verdachte keek naar links en zag een motorrijder aankomen en de afstand was, volgens zijn verklaring, ongeveer 200 meter. Verdachte keek vervolgens naar rechts en zag niets aan komen. Voor zijn gevoel kon hij nog optrekken voor de motorrijder. Dat deed verdachte ook en hij zag ineens dat de motorrijder heel dichtbij was. Verdachte hoorde en voelde een klap. [4]
De benadeelde, [slachtoffer] , heeft bij de politie verklaard dat hij zag dat een auto van de parkeerplaats afreed. [slachtoffer] zag de auto ruim op tijd en had voor zijn gevoel contact met de man in de auto. Hij was er van overtuigd dat de auto zou stoppen voordat hij de weg op reed. [slachtoffer] zag dat de auto de weg op reed, maar dat deze niet stopte. Hij kon de auto niet meer ontwijken. [5] [slachtoffer] heeft door het ongeval een gebroken middenhandsbeentje en een gebroken pink aan zijn linker hand opgelopen. Hiervoor is [slachtoffer] geopereerd. Daarnaast had hij schaafwonden op diverse plekken op zijn lichaam. [6]
Op de foto’s in het dossier zijn (reclame)borden bij de uitgang van de parkeerplaats te zien. [7] De rechtbank heeft echter op grond van de inhoud van het dossier niet kunnen controleren in hoeverre het zicht van verdachte naar links werd beperkt door een aantal borden, zoals hijzelf stelt. Verdachte zelf heeft hierover verklaard dat hij wist dat die borden daar stonden en dat hij op het fietspad moest gaan staan om de Dorpsstraat goed te overzien. Uitgaande van deze verklaring van verdachte, merkt de rechtbank allereerst op dat deze verkeerssituatie meebrengt dat van verdachte juist extra voorzichtigheid mag worden gevergd. Daarbij had zich ook moeten realiseren dat - als zijn zicht naar links wordt belemmerd - dit omgekeerd ook geldt over het van links komende voorrangsverkeer. De rechtbank is van oordeel dat verdachte in zijn verklaring bij de politie in elk geval onvoldoende blijk heeft gegeven zich hiervan bewust te zijn.
De rechtbank gaat er - uitgaande van de verklaring van verdachte zelf - voorts van uit dat verdachte de motorrijder heeft zien aankomen, wetende dat de motorrijder voorrang had. Verdachte is desondanks de Dorpsstraat opgereden. Daarmee heeft hij in het gunstigste geval een verkeerde inschatting gemaakt. Door niet nogmaals naar links te kijken heeft hij vervolgens zijn verkeerde inschatting onvoldoende gecontroleerd.
Verdachte is daarmee tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht om in het verkeer oplettend te zijn. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat verdachte gewaarschuwd was omdat hij bekend was ter plaatse en wist dat de omstandigheden ter plaatse wel vaker tot gevaarlijke situaties hebben geleid. Bij de politie heeft hij immers verklaard dat hij daar enkele weken eerder ook al bijna een aanrijding had. [8]
Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte onder invloed van alcoholhoudende drank heeft gereden. Het is een feit van algemene bekendheid dat alcoholhoudende drank de rijvaardigheid beïnvloedt. De rechtbank heeft daarom ook in dit geval de overtuiging dat de onjuiste inschatting, alsmede het gebrek aan controle daarop, mede zijn veroorzaakt door het alcoholgebruik van verdachte.
Alles overziend heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank onaanvaardbare risico’s genomen met een ernstig ongeval tot gevolg. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Verdachte is tekortgeschoten in de op hem rustende zorgplicht om in het verkeer oplettend te zijn. De rechtbank concludeert dat verdachte zich aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen en daarmee schuld heeft aan het ongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.
Daarnaast heeft verdachte gereden onder invloed van alcoholische drank, zoals hiervoor vermeld, hetgeen niet alleen een strafverzwarende omstandigheid bij feit 1 oplevert, maar ook leidt tot een bewezenverklaring van feit 2.
Letsel
Ten aanzien van het letsel van het slachtoffer [slachtoffer] overweegt de rechtbank dat hij onder andere in zijn linkerhand diverse breuken heeft opgelopen en diverse schaafwonden over zijn lichaam. [slachtoffer] is voor de breuken in zijn hand geopereerd. Op 27 oktober 2014 heeft het slachtoffer verklaard dat het goed mogelijk is dat hij de rest van het jaar niet meer kan werken. In zijn linkerhand zijn verklevingen rond de pezen ontstaan en hij moet hier mogelijk aan worden geopereerd. [9] Gelet op het voorgaande kwalificeert de rechtbank het letsel van [slachtoffer] als zwaar lichamelijk letsel.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks3 juli 2014, te Lunteren, in de gemeente Ede, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de parkeerplaats van een aan de Dorpsstraat aldaar gelegen restaurant,
zeer, althansaanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend
en/of onachtzaamheeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcohol,
althans na het gebruik van een (niet onaanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank, en
/of
terwijl hij wist,
althans kon wetendat het uitzicht, gelet op zijn verdachtes rijrichting, naar links werd beperkt door een aantal (reclame)borden,
vanaf de uitrit van die parkeerplaats de Dorpsstraat is opgereden, zijnde een bijzondere manoeuvre en
/ofin strijd met het gestelde in artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, bij het oprijden van die Dorpsstraat, de bestuurder van een op die weg, de Dorpsstraat rijdend ander motorrijtuig (motorfiets), die gelet op zijn verdachtes rijrichting, hem,
verdachte, van links komend,
op korte afstandwas genaderd, niet voor heeft laten gaan en
/of
(vervolgens) is
gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met dat voor hem, verdachte, van links komend en
/ofover die weg, de Dorpsstraat, rijdend ander motorrijtuig (motorfiets), ten gevolge waarvan
of waarbijdie bestuurder van dat andere motorrijtuig (motorfiets) ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ( [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel,
althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,werd toegebracht,
terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994;
2.
hij op
of omstreeks03 juli 2014 te Lunteren, gemeente Ede, als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 1,03 milligram, in elk geval hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8 tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van feit 2:
Overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feiten 1 primair en 2 heeft de officier van justitie een werkstraf voor de duur van 90 uren subsidiair 45 dagen hechtenis, alsmede een geldboete ter hoogte van € 550,- geëist . Ten aanzien van het onder 1 primair tenlastegelegde is een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 9 maanden gevorderd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 2 oktober 2015.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende. Verdachte heeft door zijn eigen handelen een verkeersongeval veroorzaakt met een motorrijder ten gevolge waarvan de motorrijder ernstig letsel heeft opgelopen.
De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan met name omdat hij heeft gereden onder invloed van teveel alcoholhoudende drank. Verdachte was bovendien bekend ter plaatse en heeft de motorrijder zien aankomen. Desondanks heeft verdachte de verkeerde keuze gemaakt om voor de motorrijder langs te willen gaan en heeft hij de motorrijder geen voorrang verleend. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het verwijt kan worden gemaakt dat hij aldus ernstig tekort is geschoten in zijn zorgplicht jegens andere verkeersdeelnemers.
Nu verdachte niet ter terechtzitting is verschenen kan de rechtbank niet rekening houden met de persoonlijke omstandigheden anders dan uit het dossier naar voren is gekomen.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf en daarnaast een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op zijn plaats is. De ernst van het feit in combinatie met de omstandigheid dat verdachte heeft gereden onder invloed van alcohol vormt voor de rechtbank reden voor oplegging van een werkstraf alsmede een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Een geldboete daarbovenop acht de rechtbank overbodig.
In de leeftijd van verdachte ziet de rechtbank weliswaar geen reden om af te wijken van de strafmodaliteit van een werkstraf, maar wel ziet de rechtbank in de leeftijd aanleiding een werkstraf op te leggen van kortere duur dan gevorderd.
De rechtbank is voorts van oordeel dat, gelet op de ernst van de gedragingen van verdachte en de gevolgen daarvan, maar ook uit oogpunt van normhandhaving en verkeersveiligheid, een langere - onvoorwaardelijke - ontzegging van de rijbevoegdheid dan door de officier van justitie is geëist passend en geboden is.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde onder 1 primair en 2 tot:
een
werkstrafgedurende
60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;
en voorts ten aanzien van feit 1 primair:
ontzegt verdachte ten aanzien van het onder feit 1 bewezenverklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.C. Quak (voorzitter), mr. M.A. Bijl en mr. W.L.J.M. Duijst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 november 2015.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0700 2014072154, gesloten op 3 december 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aanrijding overtreding, d.d. 3 december 2014, p 4, het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 4 september 2014, p. 21, alsmede het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , d.d. 10 september 2014, p. 9.
3.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 4 september 2014, p. 22, zesde alinea, alsmede het rapport alcohol in het verkeer, van het NFI, d.d. 15 juli 2014, p. 35.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 4 september 2014, p. 21 achtste alinea en p. 22, zesde en zevende alinea.
5.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , d.d. 10 september 2014, p. 9.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , d.d. 27 oktober 2014, p. 11 alsmede een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring, d.d. 25 november 2014, p. 14.
7.Fotomap, pag. 27 (bovenste foto) en pag. 28 (bovenste foto)
8.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, d.d. 4 september 2014, p. 21, midden
9.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , d.d. 27 oktober 2014, p. 11.