2.1De kantonrechter gaat uit van de volgende vaststaande feiten als enerzijds gesteld en anderzijds niet dan wel onvoldoende betwist:
a. [verwerende partij] (geboren op [dag en maand] 1963) is per 1 april 2015 bij het College in dienst getreden als manager op basis van een voor de duur van één jaar aangegane arbeidsovereenkomst. Het overeengekomen loon bedraagt € 2.860,00 bruto per maand op basis van een 40-urige werkweek. De arbeidsovereenkomst is als productie 2 aan het inleidende verzoekschrift gehecht.
b. Het College exploiteert in Arnhem een restaurant dat op 15 mei 2015 officieel is geopend.
c. [verwerende partij] heeft het sollicitatiegesprek gevoerd met mevrouw [persoon B] , directeur van het College.
d. In productie 1, gehecht aan het verzoekschrift, wordt een beschrijving gemaakt van de werkzaamheden/taken van [verwerende partij] als manager.
e. [verwerende partij] heeft zich op 16 juni 2015 ziek gemeld bij het College. De bedrijfsarts constateert dat er sprake is van een arbeidsconflict tussen partijen. Hij adviseert [verwerende partij] en het College met elkaar in gesprek te gaan. Het College laat [verwerende partij] weten dat zij geen vertrouwen meer heeft in [verwerende partij] en dat zij tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst wil komen. Er wordt een beëindigingsvoorstel gedaan door het College, welk voorstel door [verwerende partij] niet is geaccepteerd.
f. Tussentijds geeft [verwerende partij] aan dat hij zijn werkzaamheden als manager wil hervatten. Het college draagt [verwerende partij] onder meer op schoonmaakwerkzaamheden te verrichten.
g. [verwerende partij] meldt zich op 7 juli 2015 wederom ziek bij het College. De bedrijfsarts constateert andermaal dat de klachten van [verwerende partij] verband houden met de werksituatie. Hij adviseert partijen wederom het conflict op te lossen.
h. Bij brief d.d. 14 juli 2015 wordt [verwerende partij] door het College op staande voet ontslagen. De ontslagbrief luidt als volgt:
Geachte heer [verwerende partij] ,
In de bovengenoemde zaak behartig ik, zoals bij u bekend, de belangen van uw werkgever Het College.
Tussen u en cliënte is op of omstreeks 1 april 2015 een arbeidsovereenkomst tot stand gekomen, op basis waarvan u als manager bent aangesteld in het restaurant van cliënte. Ten tijde van het sluiten van de arbeidsovereenkomst was het restaurant nog niet geopend. Het restaurant is op 15 mei 2015 geopend.
Cliënte heeft u reeds bij uw sollicitatiegesprek verzocht om uw diploma’s aan haar te overhandigen, waaruit blijkt dat u beschikt over de gevraagde kwalificaties om als manager van het restaurant van cliënte te functioneren.
Ondanks herhaald verzoek van cliënte heeft u uw diploma’s niet ingeleverd. Eerst nadat ik middels een brief aan uw raadsman nogmaals heb verzocht uw diploma’s aan cliënte te overhandigen, heeft u aan het verzoek gehoor gegeven. U heeft aan cliënte enkel een verklaring Sociale hygiëne ter beschikking gesteld.
De overige diploma’s die u stelde in het bezit te hebben, heeft u niet aan cliënte overhandigd. Cliënte is dan ook van mening dat u cliënte bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst onjuist heeft geïnformeerd over uw opleidingsniveau en ervaring. U heeft hiermee het vertrouwen van cliënte onherstelbaar geschaad.
Inmiddels is ook wel duidelijk geworden dat u niet geschikt bent om de functie als manager van cliënte te vervullen.
Al een maand na de opening, op 16 juni 2015, heeft u zich bij cliënte ziek gemeld. U zou overspannen zijn. Cliënte vond dit opmerkelijk, gelet op uw functie en zo kort na de opening van het restaurant. U bent vervolgens op 17 juni 2015 opgeroepen door uw bedrijfsarts. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat er geen medische beperkingen zijn die u beletten om uw werkzaamheden te verrichten. Er was dus geen sprake van ziekte of arbeidsongeschiktheid. Het oordeel van de bedrijfsarts is alsbijlage 1aan deze brief gehecht.
Ondanks het feit dat u het oordeel van de bedrijfsarts eveneens hebt ontvangen, bent u niet direct weer op het werk verschenen. Tussen partijen is de mogelijkheid om de arbeidsovereenkomst te beëindigen besproken.
Nadat duidelijk werd dat partijen hier geen overeenstemming over konden bereiken heeft cliënte u opgeroepen uw werkzaamheden te hervatten. Aan deze oproep heeft u gehoor gegeven.
Echter heeft u zich op 7 juli 2015 wederom ziek gemeld bij cliënte met nagenoeg dezelfde klachten. U bent op 10 juli 2015 wederom opgeroepen door de bedrijfsarts. Het oordeel van de bedrijfsarts was hetzelfde als na uw eerste ziektemelding, namelijk dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of gebrek. Het oordeel van de bedrijfsarts d.d. 10 juli 2015 is alsbijlage 2aan deze brief gehecht.
Kortom u heeft zich in een korte tijd tweemaal ziek gemeld, terwijl er geen sprake was van ziekte.
Ondanks het duidelijke oordeel van de bedrijfsarts dat er geen sprake is van arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte of gebrek, ben u vandaag zonder opgave van reden niet op uw werk verschenen. Dit terwijl u volgens het bij u bekende rooster vandaag op het werk had dienen te verschijnen.
U bent derhalve wederom ongeoorloofd afwezig. Het aantal dagen dat u ongeoorloofd afwezig bent geweest is voor cliënte onacceptabel. Er is sprake van herhaalde werkweigering.
Als gevolg van de ernstige vertrouwensbreuk als gevolg van uw onjuiste mededeling over uw diploma’s alsmede van herhaaldelijke werkweigering, zijn er dringende redenen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. Hierbij deel ik u mede dat cliënte de arbeidsovereenkomst met u per vandaag met onmiddellijke ingang heeft beëindigd. U dient eventuele eigendommen van cliënte die u nog in uw bezit heeft terstond bij cliënte in te leveren.
Een kopie van deze brief zond ik eveneens aan mr. R. Boogers.
Erop vertrouwende u hiermede voldoende te hebben geïnformeerd. (…)