In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, werkzaam als controller, zou in de periode van 1 januari 2009 tot en met 29 januari 2014 een bedrag van ongeveer 75.000 euro hebben verduisterd van zijn werkgever. Tijdens de zitting op 27 januari 2015 heeft de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. J.E. Kremer, een bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het ten laste gelegde bedrag onvoldoende onderbouwd was en heeft het bewijs gebaseerd op andere bedragen die door de verdachte zelf zijn bevestigd. Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte in totaal 62.000 euro heeft verduisterd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is en heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en het feit dat hij een blanco strafblad heeft. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand en 180 uren werkstraf geëist. De rechtbank heeft deze eis gevolgd en de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van 2 jaar, alsook tot het verrichten van 180 uren werkstraf. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij beoordeeld, maar heeft deze gedeeltelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat de schade onvoldoende onderbouwd was. De rechtbank heeft de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in het deel van de vordering dat niet voldoende was onderbouwd, maar heeft wel vastgesteld dat er een schikking was getroffen voor een bedrag van 87.500 euro, waardoor de schade vergoed zou zijn.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken op 10 februari 2015.