ECLI:NL:RBGEL:2015:784

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
9 februari 2015
Publicatiedatum
10 februari 2015
Zaaknummer
05/821882-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een onderhoudsmonteur voor aanranding van een vrouw tijdens werk

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 februari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 35-jarige man uit Winterswijk, die als onderhoudsmonteur werkzaam was. De man werd beschuldigd van het aanranding van een vrouw op 10 september 2013 in Lobith, gemeente Rijnwaarden. De rechtbank oordeelde dat de man zich schuldig had gemaakt aan het dwingen van de vrouw tot het dulden van ontuchtige handelingen, waaronder het aanraken van haar borsten en bovenbenen, en het zoenen in de nek. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de vrouw, die direct na het voorval de politie belde, en op de verklaringen van getuigen, waaronder een buurvrouw. De verdachte had tijdens zijn verhoor bij de politie ook aangegeven dat hij de vrouw had aangeraakt, maar beweerde dat dit in een flirterige context was gebeurd. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet alleen ongepast waren, maar ook de lichamelijke integriteit van de vrouw hadden geschonden. De rechtbank legde de man een werkstraf op van 100 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien hij deze niet naar behoren zou verrichten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat het een ouder feit betrof zonder eerdere documentatie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Promis II
Parketnummer : 05/821882-13
Datum zitting : 26 januari 2015
Datum uitspraak : 9 februari 2015
TEGENSPRAAK
Vonnis van de meervoudige kamer in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
naam :
[verdachte]
geboren op : [geboortedatum]
adres : [adres]
plaats : [woonplaats]
raadsman : mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 september 2013 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, door
geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen
en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het
aanraken/betasten van en/of wrijven over de (linker) borst(en) van die [slachtoffer]
en/of aanraken/betasten van het bovenbeen van die [slachtoffer] en/of vastpakken van de heup(en) en/of zij van die [slachtoffer] en/of zoenen in de nek/hals en/of op de wang van die [slachtoffer] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het onverhoeds uitvoeren van voornoemde handeling(en) en/of doorgaan met het plegen van voornoemde handeling(en) nadat die [slachtoffer] hem had weggeduwd en/of hem had gevraagd te stoppen, in elk geval had aangegeven
genoemde handeling(en) niet te willen ondergaan.

2.Het onderzoek ter terechtzitting

De zaak is op 26 januari 2015 ter terechtzitting onderzocht. Daarbij is verdachte verschenen. Verdachte is bijgestaan door mr. O.J. Ingwersen, advocaat te Arnhem.
De officier van justitie, mr. C.Y. Huang, heeft gerekwireerd.
Verdachte en zijn raadsman hebben het woord ter verdediging gevoerd.
3. De beslissing inzake het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 10 september 2013 was verdachte in de hoedanigheid van onderhoudsmonteur in Lobith, gemeente Rijnwaarden bij [slachtoffer] thuis. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde feit gelet op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van het aan verdachte tenlastegelegde feit. De verdediging heeft hiertoe primair aangevoerd dat er onvoldoende wettig bewijs is. Het verhaal van aangeefster wordt niet ondersteund door een ander bewijsmiddel. Subsidiair ontbreekt de overtuiging, gelet op de onduidelijkheden die in de aangifte zitten. Aangeefster was met verdachte aan het flirten, het was wederkerig.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van de vraag of het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden, overweegt de rechtbank als volgt. Aangeefster heeft verklaard dat zij de verdachte in haar woning heeft binnengelaten vanwege een afspraak voor onderhoud aan de cv-ketel. Op een bepaald moment stond aangeefster in de keuken toen verdachte haar vastpakte. Hij pakte haar in haar zij, bij haar heupen. Hij kuste haar in haar nek. Hij streelde met zijn rechterhand over haar linkerborst en masseerde haar borst. Aangeefster duwde verdachte weg en vroeg hem om te stoppen. Hij ging gewoon door. [3] Aangeefster heeft hem met haar elleboog weggeduwd en heeft gezegd dat verdachte niet aan haar mocht zitten. Verdachte bleef doorgaan. Aangeefster is hierop weggelopen. [4] Toen verdachte weg was, belde aangeefster haar vader en vervolgens de politie. [5]
De buurvrouw van aangeefster, [buurvrouw], heeft verklaard dat de monteur van het ‘[naam bedrijf]’ ook voor onderhoud aan haar CV-installatie bij haar kwam. Op enig moment benoemde [buurvrouw] dat de politie voor de deur stond. Verdachte zei daarop dat dat wel voor hem zou zijn. [buurvrouw] ging vervolgens naar haar buurvrouw, aangeefster, toe. Aangeefster vertelde haar dat verdachte haar bij haar heupen en borsten had aangeraakt en dat hij haar nek had gekust. [6]
Tegen een verbalisant die ter plaatse kwam, heeft verdachte verklaard dat hij verliefd was op aangeefster en dat hij verkering met haar wilde. [7]
Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij met aangeefster aan het flirten was. [8] Verdachte vond haar een mooie vrouw en begon haar te versieren. [9] Nadat ze een gesprekje waren aangegaan, kreeg verdachte het idee dat hij verder kon gaan. [10]
Verdachte heeft verklaard dat hij aangeefster een handkus en nog een kus heeft gegeven. Verdachte dacht dat hij op de wang heeft gekust, maar het kan ook de nek zijn geweest. Tijdens het verhoor heeft verdachte voorts aangegeven zich te kunnen voorstellen dat hij aangeefster bij haar heupen heeft aangeraakt en dat het zou kunnen dat hij haar borst en bovenbeen heeft aangeraakt. Verdachte weet dat hij aangeefster heeft aangeraakt, maar weet niet meer waar. [11]
Verdachte zegt dat hij spijt heeft. Hij heeft zichzelf laten gaan en had haar niet moeten aanraken, kussen en vast moeten pakken. [12]
Gelet op vorenstaande oordeelt de rechtbank dat er voldoende wettig bewijs aanwezig is dat verdachte aangeefster gedwongen heeft om ontuchtige handelingen te dulden. De rechtbank neemt de hiervoor aangehaalde onderdelen van de aangifte als uitgangspunt. Deze aangifte is naar het oordeel van de rechtbank betrouwbaar, ook voor zover deze inhoudt dat aangeefster verdachte heeft weggeduwd, hem gevraagd heeft te stoppen en hem heeft gezegd dat hij niet aan haar mocht zitten. De aangifte wordt op wezenlijke onderdelen in voldoende mate ondersteund door andere verklaringen. Zo heeft verdachte bij de politie zelf verklaard dat hij aangeefster niet had moeten aanraken, kussen en vastpakken. De rechtbank neemt in haar beoordeling voorts mee dat aangeefster vrijwel direct na het voorval de politie heeft gebeld en de buurvrouw op de hoogte heeft gebracht.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat bewezen wordt geacht dat:
hij op 10 september 2013 te Lobith, gemeente Rijnwaarden, door
andere feitelijkheden
[slachtoffer] heeft gedwongen tot het
dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het
betasten van en wrijven over de (linker) borst van die [slachtoffer]
en aanraken van het bovenbeen van die [slachtoffer] en vastpakken van de heup en zij van die [slachtoffer] en zoenen in de nek en bestaande die andere feitelijkheden
uit het onverhoeds uitvoeren van voornoemde handelingen en doorgaan met het plegen van voornoemde handelingen nadat die [slachtoffer] hem had weggeduwd en hem had gevraagd te stoppen
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
“feitelijke aanranding van de eerbaarheid”
Het feit is strafbaar.

5.De strafbaarheid van verdachte

Niet is gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is dus strafbaar.

6.De motivering van de sanctie(s)

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het hem tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en voorts tot het verrichten van 150 uren werkstraf subsidiair 75 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de werkstraf te matigen. Een gevangenisstraf is in de ogen van de verdediging een te hoge strafmodaliteit.
Beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met:
 de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan;
 een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland (rechtszitting), d.d. 16 december 2014, betreffende verdachte;
 de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister betreffende verdachte, gedateerd 5 december 2014.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.
Verdachte heeft zich tijdens zijn werk als onderhoudsmonteur schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een klant door aan haar borst, been en heup te zitten en door haar in de nek te zoenen. Door het onverhoeds uitvoeren van deze handelingen, werd de vrouw gedwongen om dit te dulden. Ook toen de vrouw aangaf dat verdachte moest stoppen, ging hij door.
Verdachte was in de hoedanigheid van onderhoudsmonteur bij het slachtoffer in de woning aanwezig. Hij had zich in zijn professionele rol moeten onthouden van enig lichamelijk contact met haar. Verdachte heeft met zijn handelen de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden en wel op een plaats, de woning, waar men zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen. De verdachte heeft zijn handelen zelf geduid als flirten. Volgens hem deed hij een poging om aangeefster te versieren. De rechtbank wil wel aannemen dat verdachte met zijn gedragingen geen kwade bedoelingen had. Uit de verklaring van aangeefster valt echter op te maken dat zij van deze gedragingen niet was gediend en dat ook heeft aangegeven. Verdachte had zich daarvan dan ook dienen te onthouden. Wel zal de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen dat hij bij de politie spijt heeft betuigd voor zijn handelen.
Ook neemt de rechtbank mee in de straftoemeting dat het een ouder feit betreft. Daarbij heeft verdachte geen documentatie. Blijkens het rapport van de reclassering is er geen sprake van een delictpatroon.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats is. De rechtbank acht een werkstraf van 100 uur passend en geboden.

7.7. De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d en 246 van het Wetboek van Strafrecht.

8.De beslissing

De rechtbank, rechtdoende:
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot het verrichten van een werkstraf gedurende 100 (honderd) uren.
Bepaalt dat deze werkstraf binnen 1 (één) jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis moet worden voltooid.
De termijn binnen welke de werkstraf moet worden verricht, wordt verlengd met de tijd dat de veroordeelde rechtens zijn vrijheid is ontnomen alsmede met de tijd dat hij ongeoorloofd afwezig is.
Beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast.
Stelt deze vervangende hechtenis vast op 50 (vijftig) dagen.
Aldus gewezen door:
mr. T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. J. Wiersma en mr. T. Bertens (rechters), in tegenwoordigheid van mr. H.L. Miedema, griffier
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 februari 2015.
mr. T. Bertens is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten[verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de regiopolitie Gelderland-Midden, KL/Leiding/Staf, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL07AH 2013097418, gesloten op 15 december 2013 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Een proces-verbaal van aangifte van mevrouw [slachtoffer], p. 21-25 en de verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting, d.d. 26 januari 2015.
3.Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], p. 22, 3e alinea.
4.Idem, p. 23, 7e alinea.
5.Idem, p. 22, 3e alinea.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [buurvrouw], p. 26, laatste alinea en p. 27, 1e alinea.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
8.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 34, laatste alinea.
9.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 35, 1e alinea.
10.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 35, 3e alinea.
11.Idem, p. 37, 5e, 8e, 9e en 10e alinea.
12.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 37, 11e alinea.