ECLI:NL:RBGEL:2015:7923

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
18 december 2015
Zaaknummer
05/840236-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Driessen
  • mr. Van der Mei
  • mr. Kropman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijke geweldpleging in vereniging tegen een minderjarige

Op 18 december 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee jongemannen van 22 en 23 jaar uit Winterswijk, die zijn veroordeeld tot taakstraffen van 80 uur voor openlijke geweldpleging in vereniging tegen een 14-jarige jongen. De verdachten hebben op 28 januari 2015, samen met drie andere medeverdachten, de jongen bedreigd en mishandeld in een bos nabij de Grevinkweg in Winterswijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachten een ernstige inbreuk hebben gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. De zaak van de andere drie medeverdachten is aangehouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten zich schuldig hebben gemaakt aan openlijke geweldpleging, maar heeft niet bewezen geacht dat er een mes is getoond aan het slachtoffer. De rechtbank heeft de straffen gematigd, rekening houdend met de omstandigheden van de verdachten en de impact van het delict op het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/840236-15
Datum uitspraak : 18 december 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 december 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 28 januari 2015, in de gemeente Winterswijk, op of aan de openbare weg, te weten in het bos en/althans op/aan/in de buurt van de Grevinkweg, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het - omsingelen van die [slachtoffer] en/of - meermalen, althans eenmaal, (met kracht) slaan in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] en/of - op een zeer bedreigende en/of intimiderende wijze van ondervragen met/van die [slachtoffer] en/of - het tonen/voorhouden van een (zak)mes aan die [slachtoffer] ;
art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op of omstreeks 28 januari 2015, in de gemeente Winterswijk, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, en/althans alleen een persoon genaamd [slachtoffer] heeft mishandeld door voornoemde [slachtoffer] , meermalen, althans eenmaal, (met kracht) in/op/tegen het gezicht heeft
geslagen;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 30 januari 2015 werd door [slachtoffer] aangifte gedaan van een incident in Winterswijk op 28 januari 2015 tussen 05.00 en 07.00 uur, waarbij hij in aanwezigheid van zes andere personen is geslagen in zijn gezicht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer] , zoals primair ten laste is gelegd. Immers heeft verdachte, evenals aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] , verklaard dat hij met [medeverdachte 1] naar de plaats is gereden waar aangever is ondervraagd en dat aangever bij hen in de auto zat. Ook [medeverdachte 2] en aangever hebben verklaard dat verdachte aanwezig was toen aangever werd ondervraagd en geslagen. Dat aangever is mishandeld blijkt voorts uit de aanwezige medische informatie. Aangever werd geconfronteerd met zes fors oudere jongens en hij kon geen kant op toen hij door hen onder druk werd gezet om informatie te verstrekken over degenen die hadden ingebroken bij ‘ [naam 1] ’. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij aangever zag trillen en dat aangever bang was. Dat enkel sprake zou zijn geweest van een vriendelijk onderhoud tussen verdachten en aangever wordt daarom niet gevolgd. Voorts is aangever volgens een vooropgezet plan uit zijn woning gelokt en bewust door slechts één van de verdachten thuis opgehaald, waarna verdachten in verschillende auto’s bij elkaar zijn gekomen en aangever gezamenlijk hebben ondervraagd. Gelet hierop is sprake van een bewuste en nauwe samenwerking. Dat aan aangever een mes is getoond kan echter niet wettig worden bewezen.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat aangever uit vrije wil is meegegaan om te praten over de inbraak, dat er niets is gebeurd en dat aangever vervolgens weer thuis is afgezet. Voorts heeft verdachte erop gewezen dat er veel chaos, commotie en woede heerste toen hij en medeverdachten ontdekten dat er opnieuw was ingebroken in zijn nieuwe zaak ‘ [naam 1] ’ en de politie aankondigde de zoektocht naar de daders te staken. Hij weet daarom niet meer waarom hij bij het tankstation uit de auto van [medeverdachte 1] is gestapt. Er was alleen chaos, geen plan en ze hadden niets met elkaar afgesproken. Verder ging alles heel snel. Volgens verdachte stond iedereen verspreid en is aangever niet omsingeld toen hem vragen werden gesteld. Verdachte wilde aangever alleen maar een paar vragen stellen. Voorts hebben aangever noch anderen verklaard dat hij aangever heeft geslagen. Verder heeft de raadsman van [medeverdachte 1] naar voren gebracht dat [medeverdachte 1] beperkingen heeft. Gelet hierop kunnen de verklaringen die [medeverdachte 1] bij de politie heeft afgelegd, niet voor het bewijs worden gebruikt.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangever [slachtoffer] , geboren op 29 juni 2000, heeft verklaard dat hij op 28 januari 2015 werd gewekt door berichtjes via facebook en telefoontjes afkomstig van de broers [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over een inbraak gepleegd bij videotheek ‘ [naam 1] ’, aan de Kloetenseweg in Winterswijk. [medeverdachte 1] vroeg aangever of hij met hem face to face wilde praten over wie er achter de inbraak zat en zei daarbij dat hij bij aangever voor de deur stond. Aangever zag dat [medeverdachte 1] in een grijze Hyundai voor zijn woning stond. Hij zei tegen aangever: “Kom maar binnen in de auto zitten”. Aangever ging op de passagiersstoel zitten en dacht dat de auto zou blijven staan. Zonder iets te zeggen reed [medeverdachte 1] direct weg naar tankstation Avia aan de Koningsweg 30 te Winterswijk, waar [verdachte] bij hun in de auto stapte en achter aangever ging zitten. Vervolgens reed [medeverdachte 1] door naar het bos aan de Geversweg (lees: Grevinkweg). Al die tijd werd er niets gezegd.
Bij een groot ijzeren hek bij het bos aangekomen, werd aangever verteld dat hij moest uitstappen, wat hij deed. Direct hierop kwamen er twee auto’s aanrijden: een grijze Volkswagen Golf en een witte bestelbus Peugeot. Aangever herkende de Volkswagen als het voertuig van [verdachte] en [medeverdachte 3] . Uit het bestelbusje stapte [medeverdachte 2] . Uit de Golf stapten [medeverdachte 3] en nog 2 personen, onder wie [medeverdachte 6]
,zo heeft aangever later teruggevonden via facebook
.In totaal zag aangever 6 personen.
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] zeiden tegen aangever dat hij tegen de grijze Hyundai moest gaan staan aan de bestuurderskant bij de achterdeur, hetgeen aangever heeft gedaan. Vervolgens kwamen alle 6 personen om verdachte heen staan. [medeverdachte 6] kwam recht voor aangever staan en voerde het woord samen met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 6] vroeg aangever waarom aangever zo vroeg wakker was. Aangever zei dat hij zijn wekker altijd om 05:00 uur zet. Hierop sloeg [medeverdachte 6] aangever met zijn vlakke rechterhand links in het gezicht en zei tegen aangever dat hij niet moest liegen. Aangever voelde direct pijn. Hij voelde dat zijn beugel door deze klap los raakte. [medeverdachte 6] sloeg een arm om aangever heen, voerde hem weg van de groep en vroeg aangever of hij wist wie er achter de inbraak zaten. Aangever antwoordde dat hij het niet wist. Al lopend kreeg aangever een klap in zijn gezicht. Vervolgens zette [medeverdachte 6] aangever weer tegen de auto aan en vroeg hem opnieuw wie er had ingebroken
.Iedere keer als aangever zei dat hij het niet wist, kreeg hij een klap van [medeverdachte 6] . Dat gebeurde ongeveer 5 keer. Daar aangever heel erg bang was en niet langer mishandeld wilde worden, heeft aangever bevestigd dat de door [medeverdachte 6] genoemde personen hebben ingebroken. Vervolgens zei [medeverdachte 1] tegen verdachte dat hij weer in de Hyuandai moest stappen. [2] [medeverdachte 1] ging achter het stuur zitten en [verdachte] ging achter aangever zitten. Aangever zag dat ze naar zijn huis reden. Omstreeks 07:00 à 07:15 werd aangever op ongeveer 20 m van zijn huis afgezet.
Op 29 januari 2015 heeft een arts bij aangever schaafplekjes op de wangen en lokale drukpijn (links meer dan rechts) geconstateerd. [3]
Uit een nota van 29 januari 2015 blijkt dat brackets van aangevers beugel los zijn geraakt en dat draden zijn verbogen ten gevolge van klappen op de wang. [4]
[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij aangever op 28 januari 2015 omstreeks 04.00 of 05.00 uur een berichtje met de vraag wie had ingebroken, heeft gestuurd via facebookmessenger. Vervolgens werd [medeverdachte 2] ’s nachts gebeld door [medeverdachte 1] met de mededeling dat zij aangever bij zich hadden en dat aangever zou gaan praten. [medeverdachte 2] moest van [medeverdachte 1] naar de Vreehorstweg in Winterswijk komen. [medeverdachte 2] is daar vervolgens in zijn witte Peugeot Partner alleen naartoe gereden. Bij aankomst zag [medeverdachte 2] een auto staan met aangever in het midden en meerdere personen om hem heen. Om aangever heen stonden [medeverdachte 7] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 1] . [medeverdachte 2] zag en hoorde dat aangever aan het vertellen was. [medeverdachte 2] zag ook dat aangever met de vlakke hand op de wangen werd geslagen door [medeverdachte 6] . Dat waren goede klappen, geen zachte klappen. Ze zijn daar zo’n uur tot anderhalf uur geweest. [5]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij via facebook contact heeft opgenomen met aangever omdat hij met hem wilde praten. [medeverdachte 1] heeft toen tegen [verdachte] en [medeverdachte 3] gezegd dat hij wegging om even wat te regelen. Zij wisten dat [medeverdachte 1] bezig was met aangever. [medeverdachte 1] wilde zonder andere personen naar aangever toe gaan, want hij vertrouwde het niet. [medeverdachte 1] hoorde [verdachte] zeggen dat hij ook mee wilde gaan naar aangever. [verdachte] stapte bij [medeverdachte 1] in de auto. [medeverdachte 3] , [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] , allen gezeten in een grijze Golf, volgden hem. [medeverdachte 1] heeft [verdachte] bij een tankstation afgezet en aangever vervolgens thuis opgehaald. Toen aangever bij hem in de auto zat, heeft hij [verdachte] weer bij het tankstation opgehaald. [medeverdachte 1] wilde met aangever gaan praten in de Ambachtsstraat. Opeens kwamen [medeverdachte 7] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] aan in de Golf. Een van hen zei: “Niet hier, te druk, camera’s”. [medeverdachte 7] , [medeverdachte 3] of [medeverdachte 6] zei: “Hij is nu van ons”. Een van hen drieën zei vervolgens dat ze op een rustig plekje moesten gaan praten. [medeverdachte 1] zei dat hij wel een plekje wist en dat ze achter hem aan moesten rijden. Ze zijn toen naar het terrein van [naam 2] gereden. Alle personen in de auto van [medeverdachte 3] stapten uit. Ook [medeverdachte 1] , [verdachte] en aangever stapten uit. Hij zag dat aangever bang was omdat hij aan het trillen was. Toen ze gingen praten, belde [medeverdachte 1] [medeverdachte 2] om te zeggen dat ze aangever hadden gevonden en vertelde hij hem waar zij stonden. [medeverdachte 2] kwam ongeveer 15 minuten later aan. Op een gegeven moment zag [medeverdachte 1] dat [medeverdachte 7] en [medeverdachte 6] met aangever in gesprek waren. [6]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij aangever hadden gebracht naar een bos, gelegen aan een 60 kilometerweg zonder verlichting. Het was heel donker. [7]
Bij de politie heeft [medeverdachte 6] verklaard dat hij bij [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] in de auto zat. [medeverdachte 1] had contact opgenomen met [medeverdachte 3] om door te geven dat zij bij de kruising ter hoogte van [naam 3] waren. Hij, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 7] zijn toen achter [medeverdachte 1] aangereden. [8]
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben gerelateerd dat zij op 28 januari 2015 omstreeks 03:23 uur een melding kregen van een verdachte situatie aan de Kloetenseweg 60 Winterswijk, waar videotheek ‘ [naam 1] ’ is gelegen. Bij aankomst bij de videotheek heerste er volgens verbalisanten een gespannen sfeer. [verdachte] vertelde verbalisanten dat zojuist opnieuw was getracht in te breken in zijn zaak ‘ [naam 1] ’ en dat hij twee personen bij het pand had zien wegrennen. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde [verdachte] zeggen dat de jongens die bij hem hebben ingebroken wel eens in zijn zaak komen dat hij dit zelf wel op zal lossen. Verbalisant [verbalisant 2] heeft verdachte meerdere malen gewaarschuwd niet voor eigen rechter te gaan spelen en merkte dat verdachte hier niet op reageerde. [9]
Specifieke bewijsoverwegingen
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van het openlijk in vereniging plegen van geweld door verdachte. Daartoe is het volgende van belang.
Volgens verdachte was in de bewuste nacht sprake van een (poging tot) inbraak in zijn zaak. Toen hij ter plaatse kwam, zag hij de vermoedelijke inbrekers wegrennen. Met hulp van een aantal anderen en de inmiddels ter plaatse aanwezige politie is gezocht naar de daders. Tevergeefs. Omdat verdachte een idee had van wie de inbrekers zouden kunnen zijn, maar ondanks de waarschuwing van de politie om niet voor eigen rechter te spelen, heeft hij via [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] die nacht contactberichten naar aangever laten versturen waarin [medeverdachte 1] aangaf dat hij met aangever wilde praten over de inbraak.
Na het leggen van dit contact is men naar de woning van aangever gereden. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij verdachte op de heenweg doelbewust heeft afgezet zodat hij aangever zonder andere personen thuis kon ophalen. Nadat aangever bij [medeverdachte 1] in de auto is gestapt, heeft [medeverdachte 1] verdachte weer opgehaald en is hij doorgereden om aangever te ondervragen. Uit de aangehaalde bewijsmiddelen is verder op te maken dat verdachte en zijn mededaders in 3 afzonderlijke auto’s naar dezelfde plaats zijn gereden om aangever over de inbraak te ondervragen en dat zij de plaats waar aangever is ondervraagd op de weg naar de uiteindelijke bestemming gezamenlijk hebben besproken. Tevens betrekt de rechtbank hierbij dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] heeft gebeld om door te geven op welke plaats zij met aangever stonden en dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 1] ook daarnaartoe moest komen. Voorts heeft [medeverdachte 6] verklaard dat [medeverdachte 1] contact had opgenomen met [medeverdachte 3] om door te geven dat zij zich bij de kruising ter hoogte van [naam 3] bevonden. Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat bewust gekozen is voor een afgelegen plaats, buiten het zicht van eventuele camera’s.
Verdachte heeft dus samen met anderen een toen 14-jarige jongen op een voor de nachtrust bestemd tijdstip naar het bos, gelegen aan de Vreehorstweg, nabij de Grevinkweg, zijnde een openbare/publieke ruimte, geleid om van die jongen doelbewust informatie over een kort daarvoor gepleegde inbraak te verkrijgen. Verdachte zat immers bij [medeverdachte 1] in de auto toen aangever naar de plaats waar de ondervraging op bedreigende en intimiderende wijze heeft plaatsgevonden, werd gebracht en hij was ervan op de hoogte dat aangever zou worden bevraagd. Verdachte is samen met de andere verdachten om aangever, die tegen de auto stond, heen gaan staan toen aangever werd ondervraagd. Dit levert aldus als het ware een omsingeling op die voor aangever, mede gelet op diens jonge leeftijd, bedreigend was. Door te kiezen voor deze aanpak op deze plaats en tijd moet voor verdachte duidelijk zijn geweest dat geweld bij de beoogde ondervraging niet geschuwd zou worden.
Verdachte was ook aanwezig toen verdachte werd geslagen door [medeverdachte 6] . Verdachte heeft niets ondernomen om dit te voorkomen en ook niet om de angst van aangever weg te nemen. Gezien het voorgaande heeft verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het geweld, gepleegd tegen aangever.
Gezien het vorenstaande komt de rechtbank tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.
Op grond van de aanwezige bewijsmiddelen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat aan verdachte een mes is getoond. Verdachte zal in zoverre dan ook worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primaire ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks28 januari 2015, in de gemeente Winterswijk, op of aan de openbare weg, te weten in het bos en/
althans op/aan/in de buurt van de Grevinkweg, openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] , welk geweld bestond uit het
-omsingelen van die [slachtoffer] en/
of-meermalen,
althans eenmaal,(met kracht) slaan in/op/tegen het gezicht/hoofd van die [slachtoffer] en
/of -op een zeer bedreigende en
/ofintimiderende wijze van ondervragen
met/van die [slachtoffer]
en/of - het tonen/voorhouden van een (zak)mes aan die [slachtoffer] ;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Het openlijk in vereniging geweld gebruiken tegen personen.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 180 uur, subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Hierbij heeft de officier van justitie ten nadele van verdachte betrokken dat sprake is van een volstrekt onaanvaardbare vorm van eigenrichting. Ten voordele van verdachte heeft de officier van justitie meegewogen dat verdachte geen relevant strafblad heeft.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft aangevoerd dat hij reeds voldoende is gestraft. Na de inbraak is zijn zaak ‘ [naam 1] ’ gesloten. Inmiddels heeft verdachte alle schulden afgelost en heeft hij zijn leven weer op de rit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 2 november 2015.
Verdachte was aanwezig toen aangever, destijds 14 jaar oud, op een voor de nachtrust bestemd tijdstip naar een donker bosrijk gebied werd gevoerd en daar in het bijzijn van 6 meerderjarige jongens in het gezicht werd geslagen alsook op bedreigende wijze werd ondervraagd over de inbraak bij videotheek ‘ [naam 1] ’. Aangever heeft ten gevolge hiervan letsel aan zijn wang opgelopen. Dat dit letsel mede het gevolg was van het feit dat aangever een beugel droeg, maakt dit niet minder ernstig. Gelet op het tijdstip, de locatie, het getalsmatige overwicht van de verdachten en het leeftijdsverschil tussen aangever en verdachten gaat de rechtbank ervan uit dat deze confrontatie intimiderend, traumatiserend en zeer bedreigend voor aangever is geweest, hetgeen ook blijkt uit de brief die de moeder van aangever heeft geschreven. Door zijn handelen heeft verdachte samen met anderen een situatie gecreëerd, waarin een grove inbreuk kon worden en ook is gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van aangever. Daarnaast brengt openlijke geweldpleging gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving. Tevens heeft verdachte zich mede schuldig gemaakt aan eigenrichting daar aangever welbewust buiten de politie om is meegenomen en op dreigende en gewelddadige wijze is ondervraagd, hetgeen de rechtbank hem zwaar aanrekent.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, zoals onder meer tot
uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum, te weten vier jaar en zes
maanden. In de toepasselijke LOVS-oriëntatiepunten wordt als handvat voor straftoemeting
voor de meest voorkomende verschijningsvorm van zo een strafbaar feit een werkstraf voor de
duur van 150 uur vermeld.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee dat hij geen relevante justitiële documentatie heeft.
Ten nadele van verdachte betrekt de rechtbank dat verdachte het initiatief heeft genomen voor het leggen van contact met aangever teneinde de inbrekers zelf op te sporen en dat hij mede de omstandigheden heeft gecreëerd waarin een ander fysiek geweld tegen aangever kon gebruiken en dit heeft gebruikt. Mede gelet op het feit dat het fysieke geweld is beperkt gebleven tot enkele klappen met de vlakke hand, komt de rechtbank evenwel tot een lagere straf dan vermeld in voormelde LOVS-oriëntatiepunten en lager dan geëist door de officier van justitie.
Alles overwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 80 uur passend en geboden.
8. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij, [slachtoffer] , heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 861,71, te vermeerderen met de wettelijke rent. € 600,-- van dit bedrag bestaat uit immateriële schade, € 24,30 uit reiskosten voor het bezoeken van een psycholoog en het resterende bedrag ziet op vergoeding van materiële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde schade voldoende is onderbouwd en rechtstreeks is veroorzaakt door het bewezenverklaarde feit zodat de vordering in haar geheel dient te worden toegewezen. Voorts heeft de officier van justitie verzocht verdachte en zijn medeverdachten hoofdelijk aansprakelijk te stellen voor de gezamenlijke betalingsverplichting van voormeld bedrag. Tevens heeft de officier van justitie oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Het standpunt van verdachte
Verdachte heeft geen standpunt ingenomen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank zal de door de benadeelde partij [slachtoffer] ingediende vordering toewijzen tot een bedrag van € 624,30, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag ziet op de gevorderde immateriële schade en de gemaakte reiskosten. Daar onvoldoende is onderbouwd dat de overige gevorderde schade rechtstreeks is voortgekomen uit het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de vordering in zoverre niet-ontvankelijk verklaren. De benadeelde partij kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de civiele rechter.
Tevens zal de rechtbank bepalen dat wanneer dit bedrag door de andere verdachten is betaald, verdachte niet is gehouden dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen.
Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank voorts aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 27, 36f en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
80 (tachtig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 (veertig) dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de
werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in
mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht
2 uur in mindering wordt gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer]tot een bedrag van
€ 624,30 (zeshonderdvierentwintig euro en dertig cent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2015 (datum bewezenverklaarde feit) tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verstaat dat indien en voor zover door een mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd;
 verklaart de
benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag
te betalen van € 624,30
(zeshonderdenvierentwintig euro en dertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 28 januari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom
2 (twee) dagen hechteniszal kunnen worden toegepast zonder dat de hoofdelijke betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
 verstaat dat indien en voor zover door een mededader en/of mededaders het betreffende schadebedrag is betaald, veroordeelde daarvan zal zijn bevrijd
.
Dit vonnis is gewezen door mr. Driessen, (voorzitter), mr. Van der Mei en mr. Kropman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2015.
mr. Kropman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/840236-15
Uitspraak d.d.: 18 december 2015
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van
18 december 2015
Tegenwoordig:
mr. rechter,
mr. officier van justitie,
en griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te Winterswijk,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig
.
Tot op heden heeft zich geen raadsman of raadsvrouw gesteld.
De voorzitter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost- Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015051411, gesloten op 18 mei 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 100-102.
3.Geneeskundige verklaring, p. 204.
4.Brief van [naam 4] in Lichtenvoorde van 29 januari 2015.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 178-179.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 163, 172-173.
7.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 155.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 6] , p. 129.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 120-121.