ECLI:NL:RBGEL:2015:8039

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
05/740161-15 en 05/740057-14 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor aanranding, vrijheidsberoving en huisvredebreuk met gebruik van een mes

Op 22 december 2015 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 24-jarige man uit Vaassen, die werd beschuldigd van het binnendringen van een woning in Apeldoorn, het aanranding van een vrouw en het wederrechtelijk ontnemen van haar vrijheid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 maart 2015, onder invloed van alcohol, de woning van het slachtoffer is binnengedrongen en haar met een mes heeft bedreigd. De vrouw, die in bed lag te slapen, werd door de verdachte overrompeld en onder druk gezet om seksuele handelingen toe te staan. Ondanks de verklaring van de verdachte dat hij zich niet alles kon herinneren, oordeelde de rechtbank dat er voldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De rechtbank hield rekening met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals vastgesteld door een psycholoog, en zijn eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, en stelde bijzondere voorwaarden aan de voorwaardelijke straf, waaronder een meldplicht en een verbod op alcoholgebruik. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers : 05/740161-15 en 05/740057-14 (tul)
Datum uitspraak : 22 december 2015
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] .
Raadsman: mr. W.L.M Fleuren, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 september 2015 en 8 december 2015.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2015 te Apeldoorn, door geweld en/of één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden, [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borsten en/of haar billen en/of het kussen op haar mond, waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of bedreiging met geweld en/of één of meer andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte
- wederrechtelijk is ingeklommen in de woning waarin die [slachtoffer 1] zich bevond en/of
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij lag te slapen, heeft overrompeld in haar bed en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en haar heeft geboden stil te zijn en/of haar te beletten alarm te slaan, terwijl verdachte daarbij een mes in zijn hand had en/of
- die [slachtoffer 1] toevoegde "Je gaat niet proberen wat te doen" of woorden van die strekking en/of
- die [slachtoffer 1] is beginnen te kussen en te strelen en haar daarbij toevoegde: "Dat vind je altijd zo lekker" of woorden van die strekking,
- terwijl verdachte voorbij is gegaan aan (verbale of non-verbale) uitingen van onwil/verzet van die [slachtoffer 1] , en verdachte zodoende een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 1] heeft doen ontstaan;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 22 maart 2015 te Apeldoorn, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling en/of met verkrachting, immers heeft verdachte, opzettelijk dreigend,
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij lag te slapen, overrompeld in haar bed en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] gelegd en haar geboden stil te zijn en/of haar te beletten alarm te slaan, terwijl verdachte daarbij een (vlees)mes in zijn hand had en/of
- die [slachtoffer 1] toegevoegd "Je gaat niet proberen wat te doen" of woorden van die strekking en/of
- die [slachtoffer 1] ontuchtig betast en haar daarbij toegevoegd: "Dat vind je altijd zo lekker" of woorden van die strekking;
2.
hij op of omstreeks 22 maart 2015 te Apeldoorn, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij lag te slapen, overrompeld in haar bed en/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] gelegd en haar geboden stil te zijn en/of haar belet alarm te slaan en/of weg te gaan (terwijl verdachte daarbij een mes in zijn hand had) en/of
- die [slachtoffer 1] toegevoegd "Je gaat niet proberen wat te doen" of woorden van die strekking;
3.
hij op of omstreeks 22 maart 2015 te Apeldoorn, in een woning, gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 2] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, wederrechtelijk is binnengedrongen door een raam te forceren, althans te openen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 22 maart 2015, omstreeks 8:30 uur, is een telefonische melding binnengekomen bij de politie. [slachtoffer 1] vertelde dat ze net was aangerand onder bedreiging van een mes. Dit zou zijn gebeurd in de woning aan de [adres 2] in Apeldoorn gegaan. Toen verbalisanten ter plaatse kwamen, troffen zij [slachtoffer 1] aan, die zichtbaar ontdaan was en vertelde dat zij was aangerand door [verdachte] uit Vaassen, verdachte. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten 1 primair, 2 en 3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 2 verweten gedragingen niet bewezen kunnen worden omdat niet wordt voldaan aan het criterium als bedoeld in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Er is alleen sprake van een aangifte, de overige verklaringen zijn de auditu. Mocht de rechtbank tot het oordeel komen dat er wel voldoende bewijs is, dan moet volgens de raadsman rekening worden gehouden met de korte duur en de aard van de handelingen. Het is bovendien de vraag of bewezen kan worden dat verdachte geweld heeft gebruikt. Verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, er is geen sprake geweest van feitelijke aanranding van de eerbaarheid noch van enige bedreiging.
Verdachte zou ook moeten worden vrijgesproken van feit 2. Ook hier geldt dat er alleen een aangifte ligt. En al zou verdachte het mes in handen hebben gehad, dan nog is er te weinig bewijs dat hij het mes zou hebben gebruikt om [slachtoffer 1] te beletten de kamer te verlaten.
De raadsman heeft zich ten aanzien van feit 3 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 en 2
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van aanranding en gijzeling door verdachte, op 22 maart 2015 in de woning aan de [adres 2] in Apeldoorn. Zij heeft daarin verklaard dat zij op die datum in het huis van een vriendin, [slachtoffer 2] , sliep. Zij werd wakker omdat, naar later bleek verdachte, met zijn gezicht over haar heen hing. [slachtoffer 1] lag op haar zij en verdachte draaide haar op haar rug en drukte een hand voor haar mond. Hij droeg alleen een zwarte boxershort. Hij drukte eerst haar mond dicht, hij lag bovenop haar, zijn bovenlichaam iets hoger. [slachtoffer 1] zag dat hij een keramisch mes in zijn hand had, dat ongeveer 30 centimeter groot en helemaal rood was. Verdachte hield het mes met het lemmet naar [slachtoffer 1] gericht, ter hoogte van haar nek. Hij zei: “Je gaat niet proberen wat te doen.” [slachtoffer 1] mocht geen geluid maken en zij mocht niet weg. Verdachte begon aan [slachtoffer 1] te zitten en heeft haar gekust op haar mond, gezicht, armen, borstkas en handen. Op deze plekken streelde hij haar ook. Met zijn handen zat hij ook aan haar borsten. “Met zijn hand is hij ook echt in mijn bh naar mijn rechter borst gegaan”, zo heeft [slachtoffer 1] verklaard. Het leek alsof verdachte haar kende, aldus [slachtoffer 1] , omdat hij zei: “Dat vind je altijd zo lekker”. [slachtoffer 1] heeft verdachte naar zijn naam gevraagd en hij antwoordde: “Ik ben [verdachte] , [verdachte] ”. [slachtoffer 1] heeft tegen verdachte gezegd dat zij het niet fijn vond en heel bang was en zij heeft gevraagd of hij het mes uit het raam wilde gooien. Dat wilde hij niet. Zij heeft geprobeerd hem af te leiden met stomme gesprekken over koetjes en kalfjes. Het mes lag nog daar waar hij het heeft laten liggen. Op een gegeven moment zei verdachte dat hij naar de wc moest. [slachtoffer 1] heeft toen een app gestuurd naar vrienden. Later heeft zij ook 112 gebeld. [slachtoffer 1] is naar de woning van de buren gegaan. [3]
Verdachte heeft over de bewuste avond verklaard dat hij zes flesjes bier en twee flessen wijn had gedronken. Hij is naar de woning van [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt [slachtoffer 1] ) gegaan. In de woning heeft hij zijn kleding uitgedaan, op zijn zwarte boxershort en zijn sokken na. In een slaapkamer is hij naast een meisje op het matras gaan liggen. Verdachte heeft niet bovenop haar gelegen en er zijn geen seksuele handelingen geweest. Hij heeft alleen met het meisje, dat hij verder niet kende, gepraat. [4]
De rechtbank stelt vast dat verdachte heeft bekend bij [slachtoffer 1] in de slaapkamer te zijn geweest. Daar waar [slachtoffer 1] heeft verklaard over door verdachte verrichte seksuele handelingen en het hanteren van een mes, heeft hij op die onderdelen geen bekennende verklaring afgelegd. De rechtbank moet daarom beoordelen of de aangifte van [slachtoffer 1] voldoende steun vindt in ander bewijsmateriaal. Hiervoor is voldoende dat de verklaring van [slachtoffer 1] op specifieke punten steun vindt in ander bewijsmateriaal, zodat die verklaring "niet op zichzelf staat", maar als het ware is ingebed in een concrete context die wordt bevestigd door een andere bron.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende steunbewijs aanwezig voor die concrete context. Zij wijst allereerst op de verklaring van verdachte zelf, dat hij bij de hem onbekende [slachtoffer 1] in bed is gestapt met alleen een boxershort en sokken aan, hetgeen overeenkomt met de verklaring van [slachtoffer 1] . Verder vindt de rechtbank de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] van belang. [getuige 1] , die ook bij [slachtoffer 1] in de woning verbleef, heeft verklaard dat zij [slachtoffer 1] bij de buren zag en dat [slachtoffer 1] helemaal overstuur was en zei: “Hij heeft me bedreigd met een mes. Hij was bij mij in de kamer. Hij heeft aan me gezeten.” [5] [getuige 2] , die als zorgverlener bij de buren aanwezig was, heeft verklaard dat [slachtoffer 1] duidelijk in paniek was en vertelde dat ze in de woning was bedreigd met een mes. [6] De rechtbank betrekt ook het door [slachtoffer 1] verstuurde app-bericht bij de beoordeling. [slachtoffer 1] heeft hierin het volgende aangegeven: “Iemand bel politie, ben bij [slachtoffer 2] , is iemand op m’n kamer nu, [verdachte] , heeft mes, geen grap, in Apeldoorn bij [slachtoffer 2] ”. [7] Hoewel [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard over hetgeen [slachtoffer 1] tegen hen heeft gezegd en [slachtoffer 1] het app-bericht ook zelf heeft gestuurd, hecht de rechtbank hier, in het kader van de vraag of de door [slachtoffer 1] gestelde context bevestiging vindt, wel degelijk waarde aan. Tegenover zowel [getuige 1] als [getuige 2] als in het app-bericht noemt [slachtoffer 1] het mes. Naar het oordeel van de rechtbank versterkt dit haar aangifte.
Over het gebruik van het mes overweegt de rechtbank ook nog het volgende. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat mes nog lag daar waar verdachte het heeft laten liggen. [8] Verbalisant [verbalisant 1] heeft gerelateerd dat hij op 22 maart 2015 op aanwijzing van [slachtoffer 1] naar de slaapkamer van de woning aan de [adres 2] is gegaan waar de aanranding had plaatsgevonden. Daar zag hij een groot keukenmes op de grond liggen. Het mes is veiliggesteld. [9] Verbalisant [verbalisant 2] heeft aan het mes SIN AAIH8379NL toegekend. [10]
Het Nederlands Forensisch Instituut heeft in het aanvullend DNA-onderzoek van 1 december 2015 de resultaten van onderzoek naar het heft van het mes neergelegd. Geconcludeerd is dat er op het heft een DNA-mengprofiel van minimaal vier personen, waarvan minimaal één man, is aangetroffen. De bevindingen van het vergelijkend DNA-onderzoek zijn ongeveer 10.000 tot 1.000.000 keer waarschijnlijker als hypothese 1, te weten dat de bemonstering celmateriaal van verdachte en drie willekeurige onbekende personen bevat, waar is, dan als hypothese 2, te weten dat de bemonstering celmateriaal van vier willekeurige onbekende personen bevat, waar is. In verbale termen betekent dit dat het resultaat van het onderzoek zeer veel waarschijnlijker is als hypothese 1 waar is dan als hypothese 2 waar is. [11]
Gelet op het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat er voldoende steunbewijs is dat de aangifte van [slachtoffer 1] ondersteunt. De rechtbank wil het resultaat van het onderzoek door het NFI van bemonsteringen van het lichaam van [slachtoffer 1] hier wel noemen, maar hecht daaraan geen bijzondere bewijswaarde, omdat ook verdachte heeft verklaard bij [slachtoffer 1] in bed te hebben gelegen, waardoor zeker niet ondenkbaar is dat zijn DNA op haar lichaam zou kunnen worden aangetroffen. Over de door hem verrichte handelingen zegt dit echter niets.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] heeft aangerand, zoals door haar is beschreven, en haar wederrechtelijk van haar vrijheid heeft beroofd. Met betrekking tot dit laatste overweegt de rechtbank dat [slachtoffer 1] enige tijd niet kon gaan en staan waar zij wilde omdat verdachte haar heeft belet de kamer te verlaten door op haar te gaan liggen, een mes te hanteren en dreigende teksten te uiten. Dat niet helemaal duidelijk is hoe lang die vrijheidsberoving heeft geduurd, acht de rechtbank in deze minder van belang.
Voor de bewijsmiddelen van de onder feit 1, eerste gedachtestreepje, genoemde feitelijkheid, het wederrechtelijk binnendringen van de woning, verwijst de rechtbank naar de hiernavolgende overwegingen over feit 3.
Feit 3
[voorletters slachtoffer 2] [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van huisvredebreuk. Zij heeft verklaard eigenaresse en hoofdbewoonster te zijn van de woning aan de [adres 2] in Apeldoorn. Op
22 maart 2015 is verdachte die woning wederrechtelijk binnengedrongen. Hij is via een raam op de begane grond de woning ingeklommen. Dit nadat [slachtoffer 1] hem eerder die dag had medegedeeld dat hij niet welkom was. [12] Daarover heeft [slachtoffer 1] verklaard dat verdachte door middel van een app-bericht had gevraagd of hij mocht langskomen en dat zij had gereageerd met “nope”. Later die nacht werd er aangebeld bij haar woning. [slachtoffer 1] heeft uit het raam boven geschreeuwd: “Opgesodemieterd, hoe durf je zo laat te bellen, ik ga de politie bellen als je nu niet weg gaat”. Ze is blijven wachten en heeft vermoedelijk verdachte gezien, de persoon droeg namelijk dezelfde jas als die ze later bij verdachte zag. Daarna is [slachtoffer 1] gaan slapen. Toen ze rond 8:23 uur wakker werd, zag ze dat haar slaapkamerdeur open ging en dat verdachte binnen kwam in zijn boxershort. [slachtoffer 1] zei tegen verdachte dat ze niet waardeerde dat hij binnen was gekomen, dat zij zich er niet prettig bij voelde en dat ze de politie kon bellen.
Met de politie heeft [slachtoffer 1] gekeken naar het raam van de waskamer. Dat raam stond op een kier, hoewel de hendel op de stand ‘gesloten’ stond. Maar het raam moet heel hard worden dichtgeduwd om goed af te sluiten, anders zit de hendel niet goed vast. Dan is het raam met een beetje kracht open te duwen. [13]
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de woning van [slachtoffer 1] is geweest en heeft aangebeld. Hij hoorde wel geschreeuw en zag iemand uit het raam kijken. Vervolgens is verdachte weggelopen. [14] Later is hij teruggegaan naar de woning en is via een raam aan de zijkant van het huis, dat gewoon los in het kozijn was, naar binnen gegaan. [15]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte via een raam de woning van [slachtoffer 1] binnen is gegaan, terwijl hij wist dat hij daar niet welkom was.

3. Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
hij op
of omstreeks22 maart 2015 te Apeldoorn, door
geweld en/oféén of meer
anderefeitelijkheden en
/ofbedreiging met geweld
en/of één of meer andere feitelijkheden,[slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, te weten het betasten van haar borsten
en/of haar billenen
/ofhet kussen op haar mond, waarbij
dat geweld en/ofdie
één of meer anderefeitelijkheden en
/ofbedreiging met geweld
en/of één of meer andere feitelijkhedener in hebben bestaan dat verdachte
- wederrechtelijk is ingeklommen in de woning waarin die [slachtoffer 1] zich bevond en
/of
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij lag te slapen, heeft overrompeld in haar bed en
/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] heeft gelegd en haar heeft geboden stil te zijn en/of haar te beletten alarm te slaan, terwijl verdachte daarbij een mes in zijn hand had en
/of
- die [slachtoffer 1] toevoegde "Je gaat niet proberen wat te doen" of woorden van die strekking en
/of
- die [slachtoffer 1] is beginnen te kussen en te strelen en haar daarbij toevoegde: "Dat vind je altijd zo lekker" of woorden van die strekking,
- terwijl verdachte voorbij is gegaan aan (verbale of non-verbale) uitingen van onwil/verzet van die [slachtoffer 1] , en verdachte zodoende een bedreigende situatie voor die [slachtoffer 1] heeft doen ontstaan;
2
hij op
of omstreeks22 maart 2015 te Apeldoorn, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd
en/of beroofd gehouden, immers heeft verdachte
- die [slachtoffer 1] , terwijl zij lag te slapen, overrompeld in haar bed en
/of
- een hand op de mond van die [slachtoffer 1] gelegd en haar geboden stil te zijn en/of haar belet alarm te slaan en/of weg te gaan
(terwijl verdachte daarbij een mes in zijn hand had
)en
/of
- die [slachtoffer 1] toegevoegd "Je gaat niet proberen wat te doen" of woorden van die strekking;
3
hij op
of omstreeks22 maart 2015 te Apeldoorn, in een woning, gelegen aan de [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer 2]
, althans bij een ander of anderen dan bij verdachte,wederrechtelijk is binnengedrongen door een raam te forceren, althans te openen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

1.primair: feitelijke aanranding van de eerbaarheid;

2: opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
3: het in de woning, bij een ander in gebruik, wederrechtelijk binnendringen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van verdachte

Psycholoog drs. [naam] heeft op 20 november 2015 gerapporteerd over verdachte. Zij heeft geconcludeerd dat sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de zin van een zeer geremd verlopen ontwikkeling waarbij elke behoefte aan separatie onderdrukt werd, hetgeen heeft geleid tot afhankelijke en vermijdende trekken in de persoonlijkheid en het vermoedelijke bestaan van een ziekelijke stoornis in de zin van seksueel sadisme. Verder is sprake van misbruik van alcohol.
Geadviseerd wordt verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar te achten. Hierbij is van belang dat verdachte zich onder invloed van alcohol impulsief, agressief en dominant heeft getoond, waarbij hij uiting gegeven lijkt te hebben aan zijn sterk onderdrukte behoefte aan controle en macht. Hierbij zou sprake kunnen zijn van een (sterk verdrongen) seksueel sadisme maar daarvoor zijn nu nog te weinig aanwijzingen. Verdachte lijkt zich details niet meer te kunnen herinneren. Dit zou kunnen passen binnen een amnesie geïnduceerd door de alcohol. Maar feitelijk past het beter bij het feit dat elk geweld voor hem als zo ego-dystoon wordt ervaren dat het wordt geweerd uit zijn beleving; het is sterk verdrongen en daarmee ‘vergeten’. Het alcoholmisbruik is passend bij de drang zich af en toe te uiten en daarmee passend binnen de problematiek waarbij hem dit, ondanks het feit dat verdachte reeds ervaring heeft met een dergelijke situatie en zou hebben kunnen voorzien dat hij onder invloed sterk ongeremd verdrag vertoond, niet volledig toegerekend kan worden omdat hij simpelweg niet kan geloven agressief te kunnen zijn.
De rechtbank neemt dit deskundigenadvies over en concludeert dat verdachte strafbaar is, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Zij zal rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden, waarvan tien maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel zouden de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering moeten worden gekoppeld, maar dan zonder elektronisch toezicht. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aandacht gevraagd voor de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Uit het onderzoek door psycholoog [naam] is naar voren gekomen dat de feiten hem in verminderde mate zijn toe te rekenen. Verdachte heeft verder geen noemenswaardige antecedenten, de kwestie met zijn ex-vriendin was situatief bepaald en kan nu ook beter worden verklaard, gelet op de rapportage van [naam] . Verdachte gebruikt sinds zijn schorsing geen alcohol meer en zijn behandeling verloopt naar tevredenheid. Voor verder elektronisch toezicht bestaat geen noodzaak meer. Verdachte is bezig zijn leven weer goed op de rit te krijgen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan aanranding, wederrechtelijke vrijheidsberoving en huisvredebreuk. Verdachte heeft, door het binnengaan van de woning van [slachtoffer 1] , terwijl hij wist dat hij niet welkom was, inbreuk gemaakt op het huisrecht van [slachtoffer 1] en haar privacy, en die van haar huisgenoten. Eenmaal in de woning is hij, met alleen een boxershort en sokken aan, bij een slapende, nietsvermoedende vrouw in bed gestapt en heeft haar vervolgens betast en gezoend. Mede door het gebruik van een mes heeft hij een zeer bedreigende situatie voor het slachtoffer gecreëerd.
In het uittreksel uit het justitieel documentatieregister staat dat verdachte op 23 december 2014 door de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland is veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van acht maanden en een werkstraf van 120 uur wegens een poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid, bedreiging, vernieling en het wederrechtelijk binnendringen van een woning. Daarnaast heeft verdachte op 22 februari 2012 een strafbeschikking gekregen van € 140,00 vanwege rijden onder invloed.
De reclassering heeft enkele rapporten over verdachte opgemaakt, te weten op 25 maart 2015,
8 april 2015 en 20 mei 2015. Er lijkt sprake te zijn van alcoholmisbruik, verdachte lijkt geen grens te kennen. Ook heeft hij een verleden van antisociaal gedrag. Verdachte is sociaal wat onhandig en heeft moeite zijn emoties en gevoelens te tonen. Verdachte stond onder toezicht van Tactus vanwege een veroordeling voor een soortgelijk feit. Hoewel hij zich hield aan de afspraken is hij binnen een jaar gerecidiveerd. De behandeling bij JusTact richtte zich in het verleden op thema’s als grenzen aangeven, verantwoordelijkheid nemen en keuzes leren maken. Nu zal deze zich meer gaan richten op analyse van delictgedrag, agressiehantering, emotieregulering, seksualiteit in combinatie met middelengebruik en de verwevenheid tussen deze aspecten.
Verdachte is geschorst uit voorlopige hechtenis en hij houdt zich aan de gestelde voorwaarden. Hij is voornemens zich volledig in te zetten voor zijn behandeling. Verdachte heeft een positief ondersteunend netwerk en hij is gemotiveerd voor school en werk. Op dit moment heeft verdachte structuur in zijn leven. Het risico op recidive is toch nog laag/gemiddeld omdat verdachte niet voldoende is behandeld en er onvoldoende zicht is op eventuele bijkomende psychische problematiek.
De reclassering heeft geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met enkele bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, verplichting tot ambulante behandeling (bij forensische verslavingspolikliniek JusTact, waar verdachte al onder behandeling staat), een drugs- en alcoholverbod, een contactverbod met [slachtoffer 1] (ondersteund door GPS), een locatieverbod voor de [adres 3] +5 km en voor de [adres 2] Apeldoorn en omliggende straten ( [straten] ), allebei met elektronisch controlemiddel, een locatiegebod voor de [adres 4] en de verplichting mee te werken aan urinecontroles.
Psycholoog [naam] heeft geadviseerd de al lopende behandeling voort te zetten in het kader van bijzondere voorwaarden. Van belang voor de voortgang van deze behandeling is wel dat verdachte middelenvrij blijft. De behandeling zal erop gericht moeten zijn de onderdrukte behoefte aan controle, macht en dominantie te integreren in het gevoelsleven. Hierbij zal zeker ook de feitelijke onzelfstandigheid van verdachte in beschouwing moeten worden genomen, nu hij afhankelijk is en deze afhankelijkheid vermoedelijk zijn onmacht versterkt. Bij dit laatste wordt concreet gedacht aan toewerken naar zelfstandig wonen.
Alles overwegende acht de rechtbank acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk, passend en geboden. De rechtbank heeft bij het bepalen van de strafmaat het LOVS-oriëntatiepunt voor verkrachting als uitgangspunt genomen. De rechtbank heeft vervolgens rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, maar rekent het verdachte wel zwaar aan dat hij voor de tweede keer binnen een jaar tijd voor een vergelijkbaar feit met justitie in aanraking komt. Hij heeft drie strafbare feiten gepleegd door een woning binnen te dringen, terwijl hij wist dat hij daar niet gewenst was, en heeft een toevallige logee van de bewoonster, die hij verder niet kende, aangerand onder bedreiging van een mes. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] komt naar voren dat zij enorm angstig is geweest, ook omdat zij niet wist of verdachte haar vriendinnen iets had aangedaan.
De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel enkele bijzondere voorwaarden verbinden, te weten een meldplicht, een verplichting voor verdachte om zich ambulant te laten behandelen (bij forensische verslavingspolikliniek JusTact), een drugs- en alcoholverbod en de verplichting om mee te werken aan urinecontroles, een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod ( [adres 3] + 5 km en [adres 2] Apeldoorn en omliggende straten ( [straten] ). De rechtbank ziet geen meerwaarde in een locatiegebod en in elektronisch toezicht op de naleving van het opgelegde locatieverbod.
De rechtbank is van oordeel dat de gestelde voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moeten worden verklaard. Zij overweegt hierbij dat de bescherming van de veiligheid en lichamelijke integriteit van personen dit rechtvaardigt. Verdachte is namelijk binnen een periode van een jaar twee keer veroordeeld voor in hoge mate vergelijkbare feiten, waarbij hij vrouwen in hun lichamelijke integriteit heeft aangetast. De rechtbank acht van groot belang dat de noodzakelijke behandeling van verdachte niet wordt onderbroken en dat gecontroleerd blijft worden dat hij geen alcohol gebruikt.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partij [slachtoffer 1] , vertegenwoordigd door mr. F.A. ten Berge, heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten. Gevorderd wordt een bedrag van € 2.463,19, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 713,19 aan materiële schade, te weten de eigen bijdrage ziektekosten, reiskosten en verlies van verdienvermogen, en een bedrag van
€ 1.750,00 aan immateriële schade.
Ook benadeelde partij [voorletters] [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 328,90, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 78,90 aan materiële schade, te weten de aanschaf van een eenvoudige beveiligingsinstallatie, en
€ 250,00 aan immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat beide vorderingen volledig zouden moeten worden toegewezen.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op de bepleite vrijspraak dient [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. Mocht zij wel ontvankelijk zijn, dan is de vordering onvoldoende onderbouwd. De gevorderde immateriële schade zou gematigd moeten worden.
Voor zover het gaat om de vordering van [slachtoffer 1] heeft de raadsman aangegeven niet te kunnen zien dat het gevorderde bedrag betrekking heeft op een beveiligingsinstallatie. De gevorderde immateriële schade komt voor matiging in aanmerking.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat [slachtoffer 1] als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de vordering volledig voor toewijzing in aanmerking komt, nu deze voldoende is onderbouwd en de gevorderde bedragen de rechtbank niet onredelijk voorkomen. De rechtbank wijst hierbij ook op de slachtofferverklaring die ter zitting door [slachtoffer 1] is voorgelezen en waarin zij de gevolgen van het gebeuren voor haar naar voren heeft gebracht.
De vordering van [slachtoffer 1] komt deels voor toewijzing in aanmerking. Voor zover de vordering ziet op de materiële schade wordt deze afgewezen, omdat de rechtbank dit onderdeel van de vordering niet afdoende onderbouwd vindt. Wel wordt het gevorderde bedrag aan immateriële schade toegekend. De rechtbank heeft hierbij de omstandigheden van het geval, namelijk dat verdachte eigenlijk in de woning was om [slachtoffer 1] te zien en hij vervolgens haar vriendin heeft aangerand, in aanmerking genomen. Voorts heeft zij in aanmerking genomen dat de vordering met betrekking tot het immateriële gedeelte daarvan niet is weersproken.

9.De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 december 2014 van de meervoudige kamer van de rechtbank Gelderland voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering moet worden afgewezen omdat een gevangenisstraf van acht maanden contraproductief is, nu verdachte bezig is zijn leven weer op de rit te krijgen.
Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een soortgelijk strafbaar feit, is de rechtbank van oordeel dat deze straf ten uitvoer gelegd dient te worden. De door de raadsman aangedragen persoonlijke omstandigheden van verdachte leiden de rechtbank niet tot een andere conclusie of tot het slechts gedeeltelijk toewijzen van de vordering. Verdachte was een ter dege gewaarschuwd mens en had beter moeten stilstaan bij de consequenties van zijn gedrag.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 14g, 27, 36f, 57, 138, 246 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de onder
1 primair, 2 en 3tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig)maanden;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
8 (acht) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat verdachte:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarden dat verdachte:
- zich moet blijven melden bij Tactus reclassering (Stationsstraat 47a Apeldoorn), zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
- op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer 1] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden binnen straal van 5 kilometer van het adres [adres 3] en niet in de [adres 2] en omliggende straten ( [straten] ) in Apeldoorn;
- zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- zich zal laten behandelen voor zijn middelengebruik in combinatie met zijn delictgedrag en psychische problematiek bij forensische verslavingspolikliniek JusTact of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/
behandelaar zullen worden gegeven;
geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de op grond van artikel 14c gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
navolgende benadeelde partijenvan de hierna genoemde bedragen, telkens
te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2015en met de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden steeds begroot op nihil.
Benadeelde partij Bedrag
1. [slachtoffer 1] € 2.463,19;

2. [voorletters] [slachtoffer 1] € 250,-

Legt aan verdachte tevens de verplichting op aan de Staat ten behoeve van de navolgende benadeelde partijen te betalen, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal hechtenis zal kunnen worden toegepast van na te melden duur zonder dat de betalingsverplichting vervalt.
Benadeelde partij Bedrag Vervangende hechtenis
1. [slachtoffer 1] € 2.463,19 34 dagen;
2. [voorletters] [slachtoffer 1] € 250,- 5 dagen.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 december 2014, te weten van:
een gevangenisstraf voor de duur van 8 (acht) maanden;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.G.J. Welbergen, voorzitter, mr. M.J. Ouweneel en
mr. J.C. van der Hooft, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 22 december 2015.
mr. Van der Hooft is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/740161-15 en 05/7401057-14 (tul)
Uitspraak d.d.: 22 december 2015
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 22 december 2015.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte], is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. W.L.M Fleuren, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Oost Nederland, dienst Regionale Recherche, afdeling Thematische Opsporing, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015193755, gesloten op 12 mei 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen, pagina’s 35-37
3.Proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 1] , pagina’s 53-61
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina’s 108-113
5.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , pagina 67
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 2] , pagina 81
7.Printscreen van app-bericht, pagina 48
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , pagina 57
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 9A
10.Proces-verbaal van sporenonderzoek, pagina’s 90-92
11.Rapport van aanvullend DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Apeldoorn op 22 maart 2015 van het NFI van 1 december 2015
12.Proces-verbaal van aangifte [voorletters] [slachtoffer 1] , pagina’s 184-185
13.Proces-verbaal van verhoor van getuige [voorletters] [slachtoffer 1] , pagina’s 174-178
14.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina’s 126-127
15.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 112