ECLI:NL:RBGEL:2015:8057

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 155
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortijdig ontslag van een aspirant politiemedewerker tijdens de initiële opleiding wegens onvoldoende geschiktheid en ontwikkeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 24 december 2015 uitspraak gedaan over het beroep van eiseres, een aspirant politiemedewerker, tegen haar voortijdige ontslag tijdens de initiële opleiding. Eiseres had vanwege privéproblemen een herkansingsmogelijkheid gekregen voor het derde tertiel van de opleiding, maar vertoonde onvoldoende groei op de ontwikkelpunten. De rechtbank oordeelde dat de verweerder, de korpschef van politie, terecht had geoordeeld dat eiseres niet voldeed aan de geschiktheidseisen voor de functie van politiemedewerker. Eiseres had onvoldoende gecommuniceerd met haar coaches, stond niet open voor feedback en vertoonde onprofessioneel gedrag. Ondanks de geboden begeleiding en de herkansingsmogelijkheid, bleek zij niet in staat om de vereiste competenties op het gewenste niveau te brengen. De rechtbank concludeerde dat het ontslag op grond van artikel 89, lid 3 van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) rechtmatig was en verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/155

uitspraak van de meervoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] eiseres

(gemachtigde: mr. M. Scheggetman),
en

de korpschef van politie, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 5 augustus 2014 (het primaire besluit) heeft verweerder eiseres eervol ontslag verleend met ingang van drie maanden na uitreiking van het besluit.
Bij besluit van 1 december 2014 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 oktober 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door [collega] , collega van de gemachtigde van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. N.G.M. Roothans en R. le Fèvre, trajectbegeleider van eiseres.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.1
Eiseres is in januari 2013 gestart met de opleiding tot politiemedewerker (niveau 3) op basis van een tijdelijke aanstelling voor de duur van één jaar. Blijkens het eindtertielverslag van 18 januari 2014 heeft eiseres op de competenties Samenwerking en Vakkundigheid een score C (hetgeen betekent: nadrukkelijk ontwikkelpunt) behaald. Blijkens het trajectformulier van 27 januari 2014 heeft eiseres daarnaast onvoldoende gecommuniceerd met haar regiecoach en trajectbegeleider en kan ze onvoldoende samenwerken met haar medestudenten. Daarbij komt dat eiseres niet openstaat voor feedback waardoor ze niet coachbaar is. De opleiding van eiseres is per 27 januari 2014 stopgezet.
1.2
Vanwege privéproblemen die invloed hebben gehad op haar functioneren heeft eiseres bij wege van hoge uitzondering van de Examencommissie Politieacademie een herkansings-mogelijkheid gekregen voor het derde tertiel in de periode van 27 januari 2014 tot en met 16 mei 2014. Concrete afspraken daartoe zijn opgenomen in het trajectformulier van 27 februari 2014, dat (mede) door eiseres is ondertekend. De tijdelijke aanstelling van eiseres is verlengd met de duur van het derde tertiel.
1.3
Eiseres is op 27 januari 2014 gestart op de afdeling Verkeershandhaving te [plaats1] , waar zij op 6 februari 2014 voortijdig is gestopt met haar werkzaamheden. Op 12 februari 2014 is eiseres aangevangen met haar werkzaamheden in team [plaats2] , die zouden voortduren tot 16 mei 2014. Eiseres is aldaar twee weken afwezig geweest; in de week voorafgaand aan 25 februari 2014 (vakantieverlof) en in de week van 5 tot en met 9 maart 2014 (ziekteverlof).
1.4
Bij brief van 20 februari 2014 heeft verweerder de afspraken die zijn opgenomen in het trajectverslag aangevuld. Zo dient eiseres aan het einde van het derde tertiel op alle competenties minimaal een D te scoren. Eiseres heeft daartegen niet geageerd.
1.5
Op 20 maart 2014 heeft, conform de afspraken vervat in het trajectformulier van 27 januari 2014, het half tertielgesprek plaatsgevonden tussen eiseres en trajectbegeleider R. le Fèvre en praktijkcoach M. Linssen. Daarvan is op 20 maart 2014 een formulier opgemaakt, waaruit blijkt dat de competenties Inschattingsvermogen, Zelfbeheersing en Vakkundigheid
- dit laatste met name op het gebied van de Nederlandse taal, maar ook op wetgeving en bevoegdheden - onvoldoende en naar verwachting niet-ontwikkelbaar zijn (score B, negatieve verwachting). Ook scoort eiseres onvoldoende op de competenties Organisatiecommitment, Integriteit en Samenwerking (score C, nadrukkelijk ontwikkelpunt). Beschreven is dat eiseres geen stijgende lijn heeft laten zien wat betreft basisvaardigheden, klantverzoeken en het opnemen van aangiftes. Eiseres vertoont onprofessioneel gedrag waar het haar houding betreft. Eiseres wordt als niet eerlijk, onbetrouwbaar en niet consistent in woord en daad aangemerkt. Eiseres mist over de gehele breedte te veel kennis en vaardigheden. De coaches zien geen constructieve of vruchtbare basis de herkansingsperiode van eiseres voort te zetten.
1.6
Op 11 april 2014 heeft verweerder eiseres meegedeeld voornemens te zijn eiseres eervol ontslag te verlenen als aspirant van de politie. Na ontvangst van de zienswijze van 30 april 2014 heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder, onder overneming van het advies van de bezwarenadviescommissie, ten grondslag gelegd dat eiseres niet de geschiktheid bezit die vereist is voor de functie van politiemedewerker, zodat zij op grond van artikel 89, derde lid, van het Besluit algemene rechtspositie politie (Barp) kon worden ontslagen. De taalvaardigheid van eiseres voor de uitoefening van de werkzaamheden schiet ernstig tekort. Enige substantiële verbetering gedurende de opleidingsperiode heeft niet dan wel nauwelijks plaatsgevonden.
Het had op de weg van eiseres gelegen een zodanige inspanning te plegen dat in de herkansing een positief resultaat zou worden behaald. Van een dergelijke inspanning door eiseres is niet gebleken. Ook ten aanzien van het overige kennisniveau voldoet eiseres niet aan het gewenste niveau en gelet op de begeleiding en de rapportage is het gewenste niveau ook niet binnen redelijke termijn haalbaar. Een aantal competenties van eiseres zijn onder het niveau (B of C), terwijl alle competenties minimaal op niveau D (ontwikkelpunt) dienen te zijn. Niet aannemelijk is dat het niveau D voor het einde van het derde tertiel wel bereikt kan worden. Door onvoldoende openheid over haar privésituatie heeft eiseres een integriteitsprobleem gecreëerd, waardoor het noodzakelijke wederzijds vertrouwen ontbreekt. Ten slotte acht verweerder niet aannemelijk dat het functioneren van eiseres uitsluitend door de gestelde ongewenste intimiteit door de begeleider op de afdeling Verkeershandhaving te [plaats1] is beïnvloed, gelet op het gehele traject van de studievoortgang van eiseres dan wel haar functioneren, ook voorafgaand aan het incident.
3. Eiseres kan zich met het bestreden besluit niet verenigen en heeft in beroep het volgende aangevoerd. Na het oorspronkelijke derde tertiel heeft eiseres een beoordeling ontvangen waarin zij op twee onderdelen, Samenwerken en Vakkundigheid, een C score heeft behaald. Deze beoordeling was goed genoeg om de opleiding te vervolgen, maar eiseres heeft ervoor gekozen gebruik te maken van de haar geboden mogelijkheid het derde tertiel opnieuw te doen. Eiseres is een verbeterkans in het vooruitzicht gesteld, echter een reële kans om te verbeteren heeft verweerder haar niet geboden. Op de afdeling Verkeershandhaving is eiseres onheus bejegend door de haar toegewezen coach. Eiseres voelde zich nadien niet serieus genomen en onvoldoende gehoord door haar trajectbegeleider, toen zij dit bij hem aankaartte. In [plaats2] ontbrak het eiseres aan mogelijkheden om zich te ontplooien en haar ontwikkelpunten op te pakken, omdat zij daar uitsluitend baliewerkzaamheden verrichtte wegens personeelstekort. Ook ontbrak het eiseres aan (intensieve) begeleiding door haar coach. De afspraak dat om de veertien dagen met de trajectbegeleider over de voortgang zou worden gesproken, is niet nagekomen. Toen eiseres haar bezwaren in haar mail van 18 maart 2014 uitte, is haar opleiding kort daarna in het geheel stopgezet.
4. Ingevolge artikel 89, derde lid, van het Barp, voor zover van belang, kan aan de aspirant die gedurende de initiële opleiding niet de geschiktheid blijkt te bezitten die voor de dienst wordt vereist, eervol ontslag worden verleend mits een opzegtermijn in acht wordt genomen.
5. Allereerst stelt de rechtbank vast dat nu eiseres op 27 januari 2014 heeft ingestemd met de herkansingsmogelijkheid van het derde tertiel, zij daarmee heeft erkend dat zij op dat moment, te weten aan het einde van het oorspronkelijke derde tertiel, niet voldeed aan alle eisen die op dat punt in de opleiding aan een aspirant politiemedewerker worden gesteld, zoals gespecificeerd in het mede door eiseres ondertekende trajectverslag van 27 januari 2014. Eiseres beschikte derhalve aan het einde van het oorspronkelijke derde tertiel niet over de geschiktheid die voor de dienst wordt vereist.
6. Voorts stelt de rechtbank vast dat eiseres niet is opgekomen tegen de verlenging van haar tijdelijke aanstelling voor de duur van het derde tertiel, zodat deze verlenging in rechte vast staat.
7. De rechtbank oordeelt dat verweerder eiseres met de herkansing van het derde tertiel de mogelijkheid heeft geboden zich te verbeteren, in die zin dat eiseres de kans heeft gekregen om de competenties Samenwerking en Vakkundigheid op het in de brief van 20 februari 2014 genoemde vereiste niveau (D score, ontwikkelpunt) te brengen. Daartoe is eiseres intensieve coaching door haar praktijkcoaches en intensieve begeleiding van het leerproces door haar trajectbegeleider geboden, zoals beschreven in het trajectformulier van 27 januari 2014. Ook is vanaf 27 januari 2014 om de twee weken een functioneringsgesprek met eiseres gevoerd over haar gedrag en om haar te ondersteunen bij haar reflectie op het eigen functioneren. De stelling van eiseres dat deze intensieve begeleiding niet is gerealiseerd, volgt de rechtbank niet. Uit het dossier blijkt dat talrijke gesprekken tussen eiseres enerzijds en respectievelijk de teamchef, de praktijkcoach en de trajectbegeleider anderzijds hebben plaatsgevonden, waarvan in ieder geval de gesprekken op 14 februari 2014, 26 februari 2014, 12 maart 2014 en 19 maart 2014 functioneringsgesprekken tussen eiseres en de praktijkcoach en trajectbegeleider waren. Tijdens alle gesprekken is, blijkens de verslaglegging daarvan die is opgenomen in het dossier, telkenmale voldoende concreet gemaakt op welke punten verbetering noodzakelijk was.
Daarnaast is van de zijde van verweerder getracht de privéproblematiek van eiseres in goede banen te leiden, waarmee - naar de rechtbank aannemelijk voorkomt - verweerder de weg vrij heeft willen maken voor een gunstige ontwikkeling van eiseres in professioneel opzicht.
8. Eiseres daarentegen is de voorwaarden waaraan zij diende te voldoen op grond van het trajectformulier van 27 januari 2014 in onvoldoende mate nagekomen.
8.1
Door - blijkens de mail van [naam] van 19 maart 2014 en de daarbij gevoegde mailwisseling tussen eiseres en [naam2] van 19 maart 2014 - pas op 12 februari 2014 te reageren op een mail afkomstig van de politieacademie van 1 oktober 2013 inzake extra begeleiding bij het opmaken van processen-verbaal en taalvaardigheid, heeft eiseres het aspect van taalvaardigheid, dat uitdrukkelijk aan de orde komt in het trajectformulier, niet met de vereiste daadkracht opgepakt.
Ook heeft eiseres zich veelal niet gehouden aan de afspraken met betrekking tot het indienen van reflectieverslagen.
8.2
Voorts heeft eiseres met de teamchef gemaakte afspraken over het voeren van privé telefoongesprekken tijdens de diensttijd meermaals geschonden. De rechtbank wijst in dit verband op de mail van 17 maart 2014, waarin [naam3] , werkverdeler in [plaats2] , bij Le Fèvre zijn beklag doet over het gedrag van eiseres. Hij maakt melding van bezoekjes aan de huisarts en aan de woningbouwstichting onder werktijd en privé-telefoontjes die eiseres onder werktijd pleegt. De werkverdeler geeft aan dat hij niet weet waar eiseres is en dat ze dan in de dameskleedkamer aan het telefoneren blijkt te zijn. Deze telefoontjes duren geen minuten, maar eerder een kwartier tot een half uur.
8.3
Ondanks de zinsnede in het trajectformulier dat eiseres zich bewust is van de impact van het traject, lijkt zij zich niet te hebben gerealiseerd dan wel niet goed te hebben ingeschat dat ook deze gedragingen betrekking hebben op de competenties Inschattingsvermogen, Samenwerking, Integriteit en Organisatiecommitment en daarmee relevant zijn voor de beoordeling van de geschiktheid van eiseres voor de functie van politiemedewerker.
8.4
De onduidelijkheid die eiseres heeft gecreëerd dan wel heeft laten voortbestaan rond haar privésituatie en haar relatie met een collega heeft eveneens afbreuk gedaan aan de betrouwbaarheid van eiseres. Ditzelfde geldt naar het oordeel van de rechtbank voor het onjuiste beeld dat eiseres heeft geschetst over de afwikkeling van het incident met de begeleider op de afdeling Verkeershandhaving te [plaats1] .
9. In het trajectformulier van 27 januari 2014 is verder geconcludeerd dat eiseres niet open stond voor feedback en daardoor niet coachbaar was. In plaats van dat de herkansingsmogelijkheid eiseres tot inkeer heeft gebracht en eiseres heeft aangezet tot het wijzigen van haar opstelling ten opzichte van het omgaan met feedback, heeft eiseres haar koers op dit punt voortgezet, waardoor de situatie gaandeweg is verergerd.
9.1
Al tijdens het gesprek op 21 januari 2014 waarin eiseres werd meegedeeld dat zij het derde tertiel moest overdoen in [plaats2] , reageerde eiseres boos en gaf zij enkel nog wenselijke antwoorden, zo blijkt uit het verslag van R. le Fèvre van 13 februari 2014. Deze boosheid en het gebrek aan zelfbeheersing ziet de rechtbank bevestigd in de toonzetting van de (ongedateerde) brief van eiseres aan [naam6] , die zich eveneens in het dossier bevindt, waarin eiseres ingaat op de herkansing in [plaats2] .
9.2
Tijdens de werkzaamheden bij de afdeling Verkeershandhaving te [plaats1] stak dit probleem wederom de kop op. Blijkens voormeld verslag van 13 februari 2014, opgemaakt door Le Fèvre was de inzet van eiseres op de afdeling Verkeershandhaving onvoldoende en weigerde zij hulp die zij kreeg aangeboden te accepteren. Eiseres ging in tegen gemaakte afspraken en zij stond tijdens haar werk niet open voor feedback. Omdat eiseres niet coachbaar was en zich onvoldoende had ingezet, zijn de werkzaamheden van eiseres op deze afdeling zelfs voortijdig gestaakt, zo blijkt uit het verslag van 13 februari 2014. De rechtbank benadrukt dat eiseres voormeld gedrag tentoon heeft gespreid, terwijl zij zich op dat moment al in de herkansingsperiode bevond. De rechtbank ziet daarin concrete aanwijzingen voor het onvermogen van eiseres om een dusdanige wijziging van houding en gedrag teweeg te brengen, die daadwerkelijk leidt tot verbetering van de competenties die beneden het vereiste niveau waren. De door eiseres gestelde omstandigheid dat zij onheus is bejegend door een collega, wat daarvan verder ook zij, ziet de rechtbank als losstaand van de competentie om feedback te kunnen incasseren, zelfreflectie toe te passen en daarmee op een dusdanige wijze aan de slag te gaan dat dit ten gunste van de ontwikkelpunten komt.
9.3
Ook in het vervolg van de herkansing bij de afdeling [plaats2] is een substantiële verbetering op dit vlak uitgebleven. De rechtbank wijst op de mail van [naam4] van 19 maart 2014 aan M. Linssen waaruit blijkt dat eiseres een gesprek aan de balie niet kon terugkoppelen aan [naam4] . [naam4] beschrijft in de mail dat, nadat hij verduidelijkende vragen had gesteld aan eiseres, hij de houding van eiseres zag veranderen. Eiseres werd onverschillig en eigenlijk boos omdat [naam4] deze vragen stelde. Ook de mail van [naam4] van 19 maart 2014 en de mailwisseling tussen eiseres en [naam5] van 18 maart 2014 getuigen van het onvoldoende in staat zijn feedback te ontvangen en te geven en het onvermogen om tot een soepele samenwerking te komen. Blijkens deze mails is eiseres door [naam4] aangesproken op het vaak weglopen bij de balie. Eiseres heeft hierover [naam5] benaderd, zonder eerst met [naam4] daarover in gesprek te gaan.
Voorts noemt de rechtbank nog het functioneringsgesprek van 19 maart 2014, tijdens welk gesprek - zo blijkt uit het verslag van 20 maart 2014 -, eiseres zichtbaar emotioneel was en iedereen beschuldigde. Ze gaf aan dat ze “genaaid” was. Ze riep dat ze grote fouten had gemaakt en dat ze niet goed begeleid werd. Eiseres heeft tijdens dit gesprek alle zelfbeheersing verloren. Niet alleen getuigt dit naar het oordeel van de rechtbank van een gebrek aan inschattingsvermogen ten aanzien van de betamelijkheid, ook blijkt hieruit het gebrek aan het kunnen ontvangen van feedback en zelfinzicht bij eiseres.
Ten slotte blijkt uit de omstandigheid dat eiseres zich veelal niet gehouden heeft aan de in het trajectformulier vervatte afspraak met betrekking tot het indienen van reflectieverslagen, waarin eiseres reflecteert op haar verbeterpunten, niet alleen een gebrek aan inzet. Ook blijkt daaruit dat eiseres niet voldoende bereid is te reflecteren op haar eigen gedrag, waardoor zij niet coachbaar is en niet kan toekomen aan haar ontwikkelpunten.
10. Op grond van al het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich tijdens de tussentijdse beoordeling in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiseres onvoldoende groei heeft laten zien op de ontwikkelpunten als gevolg van haar houding en gedrag. De inzet van eiseres was niet daadkrachtig en eiseres stond niet open voor feedback waardoor ze niet coachbaar bleek te zijn en niet aan haar ontwikkelpunten kon toekomen. In plaats van een verbetering van de competenties Vakkundigheid en Samenwerking, is het niveau van de competentie Vakkundigheid nog verder gedaald en zijn daarnaast de competenties Inschattingsvermogen, Zelfbeheersing, Organisatiecommitment en Integriteit niet langer op het vereiste niveau. De beoordeling van deze competenties met een B score en een C score heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank, zoals uit het vorenoverwogene ook blijkt, met voldoende concrete voorbeelden onderbouwd. Verweerder heeft dan ook in redelijkheid kunnen oordelen dat eiseres niet geschikt is voor de functie en dit ook niet binnen afzienbare tijd kan worden.
11. De stelling van eiseres dat het haar aan mogelijkheden heeft ontbroken om zich te ontplooien en haar ontwikkelpunten op te pakken, omdat zij in [plaats2] uitsluitend baliewerkzaamheden verrichtte wegens personeelstekort, volgt de rechtbank niet. De rechtbank ziet in deze stelling veeleer een bevestiging van het gebrek aan zelfinzicht en inschattingsvermogen. Blijkens het verslag van het functioneringsgesprek dat is gehouden op 26 februari 2014 is juist afgesproken dat eiseres voornamelijk baliewerkzaamheden zou gaan uitvoeren en dat zij zou gaan oefenen met het opnemen van aangiftes aan de hand van casussen. Aan eiseres is herhaaldelijk uitgelegd dat de basiswerkzaamheden voldoende moeten zijn, voordat zij zich verder kan ontwikkelen.
12. In de brief van 20 februari 2014 is eiseres erop geattendeerd dat zowel tussentijds als aan het einde van het derde tertiel een verslag zal worden opgesteld over haar functioneren. Voorts is eiseres in deze brief gewaarschuwd dat aan het einde van dit derde tertiel zij alle competenties op minimaal niveau D dient te scoren. Cruciaal acht de rechtbank hierbij dat verweerder hieraan heeft toegevoegd dat indien aan het einde of tussentijds van dit tertiel duidelijk blijkt dat eiseres niet in staat is het gewenste niveau te behalen dat voor de opleiding wordt vereist, verweerder zich zal beraden over de voortzetting van de opleiding en het dienstverband, waarbij rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid van ontslag.
13. Gelet op deze scherpe waarschuwing en in aanmerking nemende de verslechtering in het functioneren tijdens het eerste deel van de herkansingsperiode tot uitdrukking komend in een zestal competenties die niet op het vereiste niveau zijn, heeft verweerder vanwege de fase van de opleiding, de geboden intensieve coaching en begeleiding en de desondanks in onvoldoende mate veranderde houding van eiseres, het niet aannemelijk kunnen achten dat eiseres deze zes competenties binnen het restant van de herkansingsperiode op een voldoende niveau zou weten te brengen. Gelet daarop hoefde verweerder eiseres niet het restant van de vastgelegde herkansingsperiode tot 16 mei 2014 te gunnen. In het verlengde daarvan en gelet op het feit dat een herkansingsmogelijkheid bij hoge uitzondering wordt verleend, kon verweerder in redelijkheid afzien van het opnieuw bieden van een nieuwe volledige herkansingsperiode.
14. De rechtbank heeft, net als verweerder, kennis genomen van de problemen en weerstand in de privé-situatie van eiseres. Deze hebben het voor eiseres niet eenvoudig gemaakt om zich ten volle op de opleiding te concentreren. De aard en omvang van de geconstateerde tekortkomingen is echter zodanig, dat niet gezegd kan worden dat verweerder daar meer rekening mee had moeten houden.
15. De rechtbank komt tot de slotsom dat verweerder in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om eiseres eervol ontslag te verlenen op grond van artikel 89, derde lid, van het Barp.
16. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Vermeulen, voorzitter, mr. J.M. Hamaker en
mr. M.J.P. Heijmans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. de Vries, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.