In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 19 augustus 2015 uitspraak gedaan in een handelszaak waarbij de curator van Den Bosch Innovatie B.V. (DBI) vorderde dat Interphase Holding B.V. de rekening courant schuld van € 17.800,00 aan de boedel zou terugbetalen. De curator, mr. Robbert Gerard Roeffen, stelde dat Interphase niet had voldaan aan een sommatie om deze schuld binnen zeven dagen te betalen. Interphase voerde verweer en stelde dat zij tegenvorderingen had op DBI, onder andere uit hoofde van pensioenaanspraken en betalingen aan crediteuren van DBI. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde tegenvorderingen, met name omdat er geen bewijs was dat aan de pensioenafspraken uitvoering was gegeven en dat de betalingen aan EDC Holding niet konden worden verrekend met de vordering van DBI. De rechtbank wees de vordering van de curator toe en veroordeelde Interphase tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Tevens werd Interphase in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering bij het stellen van tegenvorderingen in faillissementszaken.