ECLI:NL:RBGEL:2015:967

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 februari 2015
Publicatiedatum
16 februari 2015
Zaaknummer
05/840852-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van belediging en veroordeling voor mishandeling van moeder en willekeurige persoon

Op 16 februari 2015 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling en belediging van haar moeder en een willekeurige persoon. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldiging van belediging, omdat niet kon worden bewezen dat zij haar moeder had bespuugd. Echter, de verdachte werd wel schuldig bevonden aan de mishandeling van zowel haar moeder als een andere persoon. De rechtbank hield rekening met het strafblad van de verdachte en haar verminderde toerekeningsvatbaarheid, wat leidde tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk. De proeftijd werd vastgesteld op twee jaar, met bijzondere voorwaarden waaronder een meldplicht en een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van € 412,50 aan het slachtoffer. De rechtbank baseerde haar beslissing op de verklaringen van de slachtoffers en getuigen, en concludeerde dat de verdachte een gevaar voor de samenleving vormde door haar gewelddadige gedrag.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Meervoudige kamer
Parketnummer: 05/840852-14
Uitspraak d.d. 16 februari 2015
Tegenspraak

VONNIS

in de zaak tegen:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum],
thans verblijvende in [verblijfplaats].
Raadsman: jhr. mr. E.A.C. Sandberg, advocaat te Vorden.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 februari 2015.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 05 september 2014, te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst, een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk heeft mishandeld door toen aldaar voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) bij haar ha(a)r(en) heeft vastgepakt/vastgegrepen en/of voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) naar de grond heeft gewerkt/getrokken (door haar bij de haren te hebben vastgegrepen) en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] aan haar ha(a)r(en) over de grond heeft meegesleurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht;
2.
zij op of omstreeks 29 oktober 2014, althans in de maand oktober 2014, te Hengelo (Gld), in de gemeente Bronckhorst, opzettelijk mishandelend haar moeder, althans een persoon, genaamd [slachtoffer 2], met de al dan niet geschoeide voet(en) meermalen, althans eenmaal, tegen de (het) be(e)n(en), althans het lichaam, heeft geschopt en/of getrapt, waardoor genoemde [slachtoffer 2] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
(pkn. 05.840997.14)
art 304 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
zij op of omstreeks 04 november 2014, te Hengelo (Gld), in de gemeente Bronckhorst, opzettelijk beledigend een persoon, genaamd [slachtoffer 2], in haar
tegenwoordigheid door een of meer feitelijkheden heeft beledigd door toen aldaar opzettelijk beledigend genoemde [slachtoffer 2] in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of haar kleding te spugen;
(pkn. 05.840997.14)
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Taal- en/of schrijffouten
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak van het tenlastegelegde onder 3
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 3 tenlastegelegde. Zij heeft de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 3 tenlastegelegde nu daartoe wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De verklaring van [getuige] (verder [getuige]) dat hij later zag dat zijn vrouw bespuugd was, biedt onvoldoende steun voor de aangifte van [slachtoffer 2] (verder: aangeefster), temeer nu verdachte het tenlastegelegde ten stelligste ontkent.
De rechtbank overweegt het volgende.
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 4 november 2014 in haar woning in Hengelo (Gld) was. Verdachte heeft aangeefster toen geslagen en bewust in haar gezicht gespuugd. Nadat verdachte haar bespuugd had, is aangeefster naar beneden gerend, in de richting van de kelder. Zij heeft naar haar partner [getuige] geroepen dat hij haar moest komen helpen. [getuige] is toen naar de garage gelopen om de politie te bellen.
[getuige] heeft onder meer het volgende verklaard. Toen hij, na in de garage de politie te hebben gebeld, weer terugkwam in de woning zag hij dat aangeefster was bespuugd in haar gezicht en op haar bovenkleding.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet bewezen worden verklaard dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft gepleegd. De verklaring van verdachte staat tegenover de verklaring van aangeefster. De enige ondersteuning van de aangifte, de verklaring van [getuige], is op dit punt erg summier en omvat niet meer dan dat hij “zag dat zij bespuugd was in haar gezicht en op haar bovenkleding”. [getuige] omschrijft niet wat hij precies gezien heeft. Temeer nu er tussen het spugen en de waarneming van [getuige] kennelijk enige tijd zou hebben gezeten levert dit onvoldoende steun op van de aangifte om tot een wettig en overtuigende bewezenverklaring te komen. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 3 tenlastegelegde.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs ten aanzien van het tenlastegelegde onder 1 en 2
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Ter terechtzitting heeft zij de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht.
Standpunt van de verdachte / de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 tenlastegelegde kan worden bewezen nu verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 tenlastegelegde nu wettig en overtuigend bewijs ontbreekt. De raadsman heeft hiertoe aangevoerd dat verdachte het tenlastegelegde ten stelligste ontkent. Immers, verdachte had op de tenlastegelegde datum al vroeg in de ochtend de woning van haar moeder verlaten en heeft haar moeder die ochtend niet gezien. Daarnaast is aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige] niet juist is. Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij de beweerdelijke mishandeling vanuit de kelder heeft gezien. Echter, door de inrichting van de kelder kan hij onmogelijk zicht hebben gehad op de hetgeen zich op de begane grond heeft afgespeeld.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van feit 1 [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] [2] ;
- de geneeskundige verklaring van [arts], arts, van 11 september 2014 met het rapport van de huisartsenpost Zutphen van 5 september 2014 [3] ;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 2 februari 2015 [4] .
Ten aanzien van feit 2 [5]
Aangeefster Korendijk heeft verklaard dat ze op woensdagochtend 29 oktober 2014 in haar woning in Hengelo (Gld) was. Verdachte was opeens boos. Aangeefster vluchtte naar de kelder. Daar was getuige [getuige] ook aanwezig. Aangeefster voelde dat verdachte haar schopte tegen haar zijbeen (links). Ze voelde dat zij op haar linkerzij een trap kreeg. Zij zag dat verdachte met opzet en kracht een trap gaf met haar rechterbeen. Dit deed zij voluit. Dit deed pijn. Aangeefster stond halverwege de trap. [6]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij op woensdag 29 oktober 2014 in zijn woning in Hengelo (Gld) was. Op een gegeven moment ging de kelderdeur open. Getuige zag dat aangeefster de keldertrap af kwam. Hij zag dat zij een trap kreeg van verdachte. Hij zag dat aangeefster geraakt werd op haar benen. [7]
Conclusie
De rechtbank is allereerst van oordeel dat zij geen redenen heeft te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster en getuige [getuige]. Verdachte heeft slechts algemene en niet onderbouwde stellingen naar voren gebracht. Uit het dossier blijkt niet dat aangeefster of getuige [getuige] onjuist over het incident hebben verklaard. De verklaringen van aangeefster en getuige [getuige] kunnen dan ook ten volle aan het bewijs bijdragen.
Gelet op de hiervoor weergegeven verklaringen van aangeefster en getuige [getuige], is de rechtbank van oordeel dat de onder 2 ten laste gelegde mishandeling kan worden bewezen verklaard. De stelling van verdachte dat getuige [getuige] vanuit zijn positie het incident niet heeft kunnen zien, heeft de verdachte niet aannemelijk gemaakt. Bovendien blijkt uit de verklaringen dat het incident juist op de keldertrap heeft plaatsgevonden, zodat het aannemelijk is dat getuige [getuige] dit heeft kunnen zien.
Gelet op de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij op 05 september 2014, te Hengelo (Gld), gemeente Bronckhorst, een persoon genaamd [slachtoffer 1] opzettelijk heeft mishandeld doordat zij toen aldaar voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) bij haar haren heeft vastgepakt/vastgegrepen en voornoemde [slachtoffer 1] (met kracht) naar de grond heeft gewerkt/getrokken (door haar bij de haren te hebben vastgegrepen) en (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] aan haar haren over de grond heeft meegesleurd, tengevolge waarvan die [slachtoffer 1] letsel heeft bekomen en pijn heeft ondervonden;
2.
zij op of omstreeks 29 oktober 2014, te Hengelo (Gld), in de gemeente Bronckhorst, opzettelijk mishandelend haar moeder, genaamd [slachtoffer 2], met de al dan niet geschoeide voet tegen het been, heeft geschopt of getrapt, waardoor genoemde [slachtoffer 2] pijn heeft ondervonden.
Vrijspraak van het meer of anders ten laste gelegde
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte behoort daarvan te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:

Feit 1:Mishandeling;

Feit 2:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder.
Strafbaarheid van de verdachte
Door D. Breuker, forensisch psycholoog, is op 29 januari 2015 ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde een rapport over verdachte opgemaakt. In dit rapport wordt – onder meer – het volgende geconstateerd/geconcludeerd.
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met borderline en narcistische trekken, en zwakbegaafdheid. Deze stoornissen waren ten tijde van het tenlastegelegde aanwezig.
Betrokkene heeft een gestoorde emotie- en agressieregulatie en impulscontroleproblemen, waardoor de kans op escalatie tijdens een conflictsituatie erg groot is. Ze raakt niet alleen snel verstrikt in conflicten maar is ook niet in staat tot een adequate conflicthantering, waardoor de kans op acting-out van onlustgevoelens en frustraties erg hoog is. Ze heeft weinig zicht op haar emoties en ook weinig controle over haar gedrag, hetgeen wordt versterkt vanwege de combinatie van de persoonlijkheidsstoornis en de zwakbegaafdheid. Er is beperkt zelfinzicht en weinig probleembesef waardoor te veel ruimte aanwezig is voor antisociale gedragskeuzes. Geadviseerd wordt om betrokkene ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt voormelde bevinding en conclusie van de psycholoog over zodat zij de verdachte ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde als verminderd toerekeningsvatbaar zal beschouwen. De rechtbank gaat er van uit dat, hoewel er geen eenduidig advies is in die richting, verdachte ook ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De verminderde toerekenbaarheid sluit de strafbaarheid van de verdachte niet uit. Nu ook overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit, is zij strafbaar.
Oplegging van straf en/of maatregel
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde op te leggen reclasseringstoezicht met een meldplicht, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De raadsman heeft bepleit dat bij oplegging van een eventuele op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf, deze niet van langere duur is dan reeds door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft geweld gebruikt jegens haar moeder en een willekeurige persoon. Verdachte heeft daarbij ernstig inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en geestelijke integriteit. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat verdachte eerder is veroordeeld voor mishandeling. Ook houdt de rechtbank rekening met de hiervoor vastgestelde verminderde toerekeningsvatbaarheid.
De rechtbank houdt verder rekening met de bevindingen van de psycholoog en met het reclasseringsadvies van 29 januari 2015.
Door de psycholoog is naar voren gebracht dat de kans op herhaling groot is. Betrokkene is vanaf 27 november 2014, in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis, bij [verblijfplaats], opgenomen. Risicofactoren voor een recidive hangen vooral samen met de gestoorde emotie- en agressieregulatie en de impulscontroleproblemen inherent aan de persoonlijkheidsproblematiek en versterkt door zwakbegaafdheid. Betrokkene reageert snel op situaties met heftige emotie, komt snel in conflict, maar beschikt niet over een goede conflicthantering. Betrokkene is niet in staat gebleken om zich buiten op een adequate wijze te handhaven binnen het opgelegde toezicht. Ondanks een ambivalente houding tegenover behandeling en begeleiding wordt dit wel nodig gevonden, omdat de kans dat ze weer snel recidiveert erg groot is. Inmiddels geeft betrokkene aan dat ze open staat voor een ambulante behandeling en voor plaatsing in de crisisopvang. Ter verkleining van de kans op recidive wordt geadviseerd om betrokkene in een deels voorwaardelijk strafkader een kortdurende klinische opname op te leggen bij een forensische behandelinstelling, specialistisch in de behandeling van persoonlijkheidsstoornissen en zwakbegaafdheid (bijvoorbeeld OBC Berkelland in Rekken). De opname dient ter overbrugging naar een ambulant behandel- en begeleidingskader. Vanuit de kliniek kan betrokkene namelijk worden toegeleid naar een eigen passende individuele woonplek en naar een ambulant behandelcontact bij een forensische polikliniek.
In het reclasseringsadvies is vermeld dat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat omdat betrokkene nog niet is behandeld voor haar problematiek. In het advies wordt vermeld dat er geen samenwerkingsrelatie tot stand is gekomen tussen betrokkene en de medewerkers van de afdeling [verblijfplaats]. Vanuit [verblijfplaats] is geadviseerd om betrokkene ambulant te behandelen met als kanttekening dat ook binnen een dergelijke behandeling, motivatie en medewerking van betrokkene vereist worden. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de bijzondere voorwaarde van een meldplicht. Een ambulante behandeling is overwogen. Het is van belang dat betrokkene een passende behandeling krijgt, waarbij oog is voor haar problematiek en haar verlatingsangst. Volgens de reclassering werkt een verplicht kader daarbij contraproductief ten aanzien van betrokkene. Dit gaat strijd opleveren met de toezichthouder en een eventuele behandelaar. Het gevolg zal zijn dat het toezicht geretourneerd moet worden, betrokkene de straf gaat uitzitten en daarna op straat zal komen zonder enige vorm van begeleiding. De dreiging van een eventuele hechtenis werkt bij betrokkene niet als gedragsbeïnvloeding.
De toezichthouder kan wederom als een anker voor betrokkene fungeren. Door het verdienen van wisselgeld en bijvoorbeeld naast haar te gaan staan in het realiseren van woonplek en inkomen, en door het opbouwen van contact met betrokkene, is zij meer te motiveren voor het aangaan van een ambulante behandeling. Een toezichthouder kan op deze manier een verbinding houden met betrokkene en passend ingrijpen wanneer dat nodig is.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard niet gemotiveerd te zijn voor een klinische behandeling. Zij staat alleen open voor reclasseringstoezicht als zij door haar huidige toegewezen reclasseringsmedewerker kan worden begeleid. Verder heeft zij nadrukkelijk verklaard dat zij alleen gemotiveerd is voor een behandeling als deze ambulant plaatsvindt.
De rechtbank leidt uit de bevindingen van de psycholoog en de reclassering af dat recidivegevaar aanwezig is en dat een (al dan niet klinische) behandeling van de verdachte noodzakelijk is. Uit de rapporten en hetgeen zij terechtzitting heeft verklaard, blijkt dat verdachte zich niet behandelbaar opstelt. Zij accepteert hulp van haar huidige toegewezen reclasseringsmedewerker.
De rechtbank vindt aanleiding om verdachte nog eenmaal de kans te geven zich te bewijzen zonder de bijzondere voorwaarden van een klinische opname of een op te leggen opname bij een forensische behandelinstelling. Wel zal de rechtbank in het kader van het door de reclassering te verrichten toezicht en de te geven begeleiding aan de reclassering de ruimte laten om te bepalen dat verdachte een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek moet volgen. Het is nu aan verdachte om echt waar te maken, wat zij ter terechtzitting heeft verkondigd.
Hoewel de rechtbank minder bewezen acht dan waarop de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd, zal zij aan de verdachte desondanks geen lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd nu deze straf passend en geboden is. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft verbleven, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de voorwaarden verbinden zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 29 januari 2015.
Vordering tot schadevergoeding
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 1.357,30 aan materiële schade gevoegd in het strafproces ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] toe te wijzen tot het gevraagde bedrag van € 1.357,30.
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, nu de raadsman eerst ter terechtzitting op de hoogte is gesteld van de vordering die door de benadeelde partij al op 21 november 2014 is ondertekend en op 26 november 2014 is ontvangen door het parket. De raadsman heeft aangevoerd dat de verdediging geen behoorlijke tijd is gegeven voor de voorbereiding van verweer tegen de vordering.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat de verzochte vergoeding voor de bril van de benadeelde partij kan worden toegewezen. De benadeelde partij dient in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten aanzien van de kosten voor negen fysiotherapiebehandelingen heeft de raadsman aangevoerd dat er geen causaal verband is gebleken tussen het bewezenverklaarde en de fysiotherapie, nu verdachte de benadeelde partij aan haar haren heeft getrokken en derhalve de noodzaak voor fysiotherapie ontbreekt. De post gederfde inkomsten en de kosten voor de huisartsenpost zijn door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. De raadsman heeft zich ten slotte op het standpunt gesteld dat de schadevergoedingsmaatregel dient te worden afgewezen omdat bij niet betaling het “CJIB” kan overgaan tot “gijzeling” van verdachte. De raadsman vindt het van belang dat in die situatie een rechterlijke toetsing mogelijk moet zijn.
De rechtbank overweegt het volgende.
De door de benadeelde partij gevorderde gederfde inkomsten ten bedrage van € 212,50 dienen te worden toegewezen nu deze schade aannemelijk is. De benadeelde partij heeft ter terechtzitting toegelicht dat zij een 1-uren contract heeft bij het bedrijf van haar vader en dat zij 17 uren had kunnen werken, maar door de gevolgen van het onder 1 bewezen verklaarde niet kon werken.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor een bril van € 630,- merkt de rechtbank op dat de benadeelde partij een nota van een bril van vóór het incident heeft overgelegd, te weten van 24 mei 2013. De kosten voor de bril kunnen niet volledig worden toegewezen, nu de benadeelde partij niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij schade heeft geleden ten bedrage van € 630,-. De rechtbank acht wel bewezen dat er schade is ontstaan aan de bril en aan ten minste één van de glazen. De rechtbank begroot deze schade schattenderwijs op tenminste € 200,- en zal dit bedrag toewijzen. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij voor het overige deel van deze vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van de gevorderde kosten voor fysiotherapie overweegt de rechtbank dat het causaal verband tussen het bewezen verklaarde en de behandeling in verband met kneuzingen onvoldoende is onderbouwd, temeer nu benadeelde ter zitting heeft verklaard ook voor andere klachten fysiotherapie te volgen. Een nadere beoordeling van deze schadepost zou een onevenredige belasting van het strafgeding meebrengen, zodat de benadeelde partij voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De verzochte kosten voor de huisartsenpost worden niet toegewezen nu deze kosten onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard voor dit deel van de vordering.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wordt derhalve toegewezen voor een bedrag van € 412,50 (€ 212,50,- + € 200,-).
Schadevergoedingsmaatregel
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van een som gelds ten behoeve van genoemd slachtoffer. Het belang van het slachtoffer tot herstel van de rechtmatige toestand weegt zwaarder dan het door de raadsman genoemde belang van verdachte. De rechtbank bepaalt de vervangende hechtenis op 8 dagen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Deze strafoplegging/beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank:
 verklaart
niet bewezen, dat verdachte het
onder 3 ten laste gelegdeheeft begaan en
spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als:

Feit 1: Mishandeling:

Feit 2:
Mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn moeder;
 verklaart verdachte strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
90 (negentig) dagen;
 bepaalt, dat een
gedeeltevan de gevangenisstraf, groot
60 (zestig)dagen
niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren de navolgende
algemenedan wel
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd;
 legt als
algemene voorwaardenop dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 legt als
bijzondere voorwaardenop dat de veroordeelde:
  • zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij de reclassering in Zutphen (Houtwal 16d, telefoonnummer 0575-58 27 44), zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich gedurende de proeftijd houdt aan de afspraken en aanwijzingen die haar door de reclassering worden gegeven, ook als dat inhoudt een ambulante behandeling bij een forensische polikliniek;
 geeft de reclassering opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
 beveelt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 tot betaling van
schadevergoedingaan de
benadeelde partij [slachtoffer 1], van een bedrag van
€ 412,50, met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], een bedrag
te betalen van € 412,50, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal 8 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

heft ophet -geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
Aldus gewezen door mr. Bak, voorzitter, mr. E.G. de Jong en mr. Van Groeningen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Buitenhuis, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 16 februari 2015.
Mr. Van Groeningen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0600-2014121314, Politie Regio Noord- en Oost Gelderland, district Achterhoek, team Oude IJsselstreek, gesloten en ondertekend op
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] van 6 september 2014, p. 1-3, ongenummerde dossierpagina’s.
3.Geneeskundige verklaring, p.1-3, ongenummerde dossierpagina’s.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 2 februari 2015.
5.Wanneer hierna verwezen wordt naar dossierpagina’s, betreft dit delen van in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij (stam)proces-verbaal, nummer PL0600-2014151833, Politie Regio Noord- en Oost Gelderland, district IJsselstreek, team Lochem, gesloten en ondertekend op 5 november 2014 door [verbalisant 2], hoofdagent van politie.
6.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2], p. 3.
7.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige], p. 7 en 8.