ECLI:NL:RBGEL:2016:1039

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
23 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
05/720096-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en klinische behandeling voor brandstichting in eigen woning

Op 23 februari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 april 2015 opzettelijk brand heeft gesticht in zijn flatwoning in Arnhem. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, door terpentine over goederen in zijn woning te sprenkelen en deze in brand te steken, gemeen gevaar heeft veroorzaakt voor de inventaris van de woning en voor de bewoners van het flatgebouw. De verdachte is eerder in aanraking gekomen met de politie en heeft een geschiedenis van problematisch gedrag, waaronder alcoholafhankelijkheid en een gokstoornis. Tijdens de zittingen op 14 juli 2015, 29 september 2015, 17 november 2015 en 9 februari 2016 is het bewijs tegen de verdachte besproken. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 23 maanden geëist, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde klinische behandeling. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan opzettelijk brand stichten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 23 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft ook bepaald dat de verdachte zich moet houden aan de aanwijzingen van de reclassering en zich moet laten opnemen in een forensisch psychiatrische instelling. De rechtbank heeft de beslissing gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/720096-15
Datum uitspraak : 23 februari 2016
Tegenspraak
verkort vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [woonplaats]
Raadsman: mr. J.F. Schouwenaar, advocaat te Velp.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen
Van 14 juli 2015, 29 september 2015, 17 november 2016 en 9 februari 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 05 april 2015 te Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht in een (flat)woning (gelegen aan [adres] ) door terpentine op/over een of meer goederen in (de slaapkamer en/of in de woonkamer van die) woning te sprenkelen en/of vervolgens die/dat goed(eren) (met een aansteker) in brand te steken, althans open vuur in aanraking te brengen met (een) brandbare stof(fen) ten gevolge waarvan een of meer goederen in (de slaapkamer en/of de woonkamer van) die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (de inventaris van ) voornoemde woning en/of voor het flatgebouw, waar voornoemde woning deel van uitmaakt, in elk geval gemeen gevaar voor een of meer goederen en/of levensgevaar voor een of meer bewoners van voornoemd flatgebouw, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
Subsidiair
hij op of omstreeks 05 april 2015 te Arnhem ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een (flat)woning (gelegen aan [adres] ) met dat opzet terpentine op/over een of meer goederen in (de slaapkamer en/of
in de woonkamer van die) woning heeft gesprenkeld en/of vervolgens die/dat
goed(eren) (met een aansteker) in brand heeft gestoken, in elk geval met dat opzet open vuur in aanraking heeft gebracht met (een) brandbare stof(fen), en daarvan gemeen gevaar voor (de inventaris van ) voornoemde woning en/of voor het flatgebouw, waar voornoemde woning deel van uitmaakt, in elk geval gemeen gevaar voor een of meer goederen en/of levensgevaar voor een of meer bewoners van voornoemd flatgebouw, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, in elk geval gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Meer Subsidiair
hij op of omstreeks 05 april 2015 te Arnhem opzettelijk en wederrechtelijk een (flat)woning (gelegen aan [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stichting Volkshuisvesting Arnhem, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt (door in/binnen deze woning brand te stichten);

2.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks 05 april 2015 te Arnhem opzettelijk brand heeft gesticht in een
(flat
)woning
(gelegen aan [adres]
)door terpentine op/over een of meer goederen in (de slaapkamer en/of in de woonkamer van die) woning te sprenkelen en
/ofvervolgens die/dat goed(eren) (met een aansteker) in brand te steken,
althans open vuur in aanraking te brengen met (een) brandbare stof(fen)ten gevolge waarvan een of meer goederen in (de slaapkamer en/of de woonkamer van) die woning geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, en daarvan gemeen gevaar voor (de inventaris van ) voornoemde woning en
/ofvoor het flatgebouw, waar voornoemde woning deel van uitmaakt,
in elk geval gemeen gevaar voor een of meer goederen en/of levensgevaar voor een of meer bewoners van voornoemd flatgebouw, in elk geval levensgevaar voor een ander of anderen, en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, in elk geval gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderente duchten was;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De beslissing dat verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
4. De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 23 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde de voorwaarden zoals voorgesteld door de reclassering in haar rapportage van 1 februari 2016, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De verdediging heeft verzocht een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde klinische behandeling.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 11 januari 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 1 februari 2016;
- een multidisciplinair rapport van [psycholoog] , GZ-psycholoog, gedateerd 9 november 2015 en van [psychiater] , psychiater, gedateerd 5 november 2015.
De rechtbank overweegt als volgt.
Verdachte heeft brand gesticht in zijn woning. Dit is een ernstig feit. Verdachte woont in een flatwoning op de eerste verdieping. Wanneer het vuur niet door zuurstofgebrek was gedoofd had de brand kunnen overslaan naar de vier woningen naast, onder en boven de woning van verdachte, met alle gevolgen van dien. Naar het oordeel van de rechtbank is voor dit feit alleen een gevangenisstraf passend.
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met hetgeen door de deskundigen in de pro justitia rapportage is vastgesteld. De psycholoog concludeert dat bij verdachte sprake is van alcoholafhankelijkheid, een gokstoornis, neuro-cognitieve stoornissen op het gebied van concentratie en geheugen en voorts van persoonlijkheidsproblematiek met antisociale en paranoïde trekken. Volgens de psycholoog kan verdachte tot gevaarlijk en onvoorspelbaar gedrag komen en heeft hij hulp nodig. De kans op recidive bij onveranderde omstandigheden wordt erg groot geschat, waarbij een meer ernstig agressief derailleren niet wordt uitgesloten. Om dat risico in te dammen is een klinisch behandeltraject binnen een op zijn cognitieve beperkingen afgestemde gesloten forensisch psychiatrische behandelsetting geïndiceerd. De conclusies van de psychiater sluiten op deze conclusies aan.
Naar aanleiding van de conclusies in het pro justitia rapport is verdachte via IFZ aangemeld voor een klinische behandeling. Verdachte kan worden opgenomen op de FPA van [instelling] . Hij is daar geaccepteerd en kan per 29 februari 2016 daar terecht.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te noemen duur passend, met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals voorgesteld in eerdergenoemd reclasseringsrapport, waaronder klinische behandeling in een FPA.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
- zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde, en zich gedurende de door Reclassering Nederland bepaalde periode blijft melden, zo frequent en zolang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling laat opnemen in [instelling] of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, voor een periode van maximaal 15 maanden, waarbij de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die de veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.

heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 29 februari 2016 op het moment dat veroordeelde met justitieel vervoer in [instelling] is gearriveerd.
Dit verkort vonnis is gewezen door mr. C. van Linschoten (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en mr. M.C. Gerritsen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.T.P.M. van Aarssen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 februari 2016.