ECLI:NL:RBGEL:2016:1439

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2016
Publicatiedatum
9 maart 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 4375
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Recht op kinderopvangtoeslag afhankelijk van bewijs van betaling gemaakte kosten

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 10 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ouder die kinderopvangtoeslag heeft aangevraagd, en de Belastingdienst/Toeslagen. Eiser had in de jaren 2011 en 2012 gebruik gemaakt van kinderopvang en had voorschotten kinderopvangtoeslag ontvangen. De Belastingdienst herzag echter de voorschotten en stelde deze op nihil vast, omdat eiser niet alle benodigde gegevens had verstrekt om de hoogte van de kosten van de kinderopvang vast te stellen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser niet kon aantonen dat hij de volledige kosten van de kinderopvang daadwerkelijk had betaald. Dit is in strijd met de vereisten van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp), die stelt dat ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag mits zij kunnen bewijzen dat zij de kosten hebben betaald. De rechtbank heeft ook verwezen naar eerdere rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat zonder bewijs van betaling er geen recht op toeslag bestaat.

Tijdens de zitting op 26 januari 2016 was eiser niet aanwezig, maar de Belastingdienst was vertegenwoordigd. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser voldoende gelegenheid heeft gehad om de benodigde gegevens aan te leveren, maar dit niet heeft gedaan. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard voor zover het betrekking heeft op de kinderopvangtoeslag voor een specifiek kindercentrum, en heeft de Belastingdienst opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen. Tevens is de Belastingdienst veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: 15/4375

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. E.J. Joosten),
en

Belastingdienst/Toeslagen te Utrecht, verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 2 april 2013 (het primaire besluit I) en 8 mei 2013 (het primaire besluit II) heeft verweerder de aan eiser verstrekte voorschotten kinderopvangtoeslag over respectievelijk de jaren 2011 en 2012 herzien en op nihil vastgesteld.
Bij besluit van 18 juni 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen beide besluiten ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 januari 2016. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J.C. Muhlenbaumer.

Overwegingen

1.1
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten.
1.2
Eiser heeft in de jaren 2011 en 2012 gebruik gemaakt van kinderopvang voor [naam] bij het kindercentrum [naam] en het kindercentrum van [naam] [woonplaats] ( [naam] ).
1.3
Eiser heeft in de jaren 2011 en 2012 gebruik gemaakt van gastouderopvang voor [naam] bij gastouder [naam] via [naam]
2. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiser niet al de gevraagde gegevens die nodig waren voor de bepaling van de hoogte van het voorschot heeft verstrekt en de voorschotten voor de jaren 2011 en 2012 daarom ambtshalve vastgesteld op nihil. Van de opvang bij het kindercentrum [naam] heeft eiser volgens verweerder geen overeenkomst verstrekt, heeft hij niet aangetoond wat de hoogte is van de gemaakte kosten en evenmin of hij die kosten daadwerkelijk heeft betaald. Van de kinderopvang bij het kindercentrum [naam] en de gastouderopvang bij [naam] via gastouderbureau [naam] heeft eiser volgens verweerder niet aangetoond wat de hoogte is van de gemaakte kosten en of hij die kosten daadwerkelijk heeft betaald.
3. Eiser kan zich niet verenigen met dit standpunt. Op hetgeen hij heeft aangevoerd zal de rechtbank hierna voor zover nodig nader ingaan.
4.1
Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp), zoals die luidde ten tijde van belang, heeft een ouder jegens het Rijk aanspraak op kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten van kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum, dan wel van gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau. Ingevolge artikel 1.7, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wkkp is de hoogte van de kinderopvangtoeslag afhankelijk van de kosten van kinderopvang per kind die worden bepaald door het aantal uren kinderopvang per kind in het berekeningsjaar, de voor de kinderopvang te betalen prijs in het berekeningsjaar en de soort kinderopvang.
4.2
Ingevolge artikel 1.52, eerste lid, van de Wkkp geschiedt de kinderopvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder en de ouder. In geval er sprake is van gastouderopvang dan geschiedt de opvang op basis van een schriftelijke overeenkomst tussen de houder van het gastouderbureau en de ouder (artikel 1.56, vierde lid, van de Wkkp).
4.3
Ingevolge artikel 18, eerste lid, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regeling, (Awir) verstrekt een belanghebbende verweerder desgevraagd alle gegevens en inlichtingen die voor de beoordeling van de aanspraak op of de bepaling van de hoogte van de tegemoetkoming van belang kunnen zijn.
5. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) bestaat er geen recht op kinderopvangtoeslag indien de ouder niet kan aantonen dat hij het volledige bedrag aan kosten ook daadwerkelijk heeft betaald. In geval van contante betaling, dient een verklaring van een gastouder te worden gestaafd met aanvullende bewijsstukken zoals bewijzen van geldopnames in combinatie met kwitanties. Bij wijze van voorbeeld van deze vaste rechtspraak verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:88).
Kindercentrum [naam]
6. Op basis van het verweerschrift en het besprokene ter zitting stelt de rechtbank vast dat niet in geschil is dat eiser recht heeft op kinderopvangtoeslag voor genoten kinderopvang bij [naam] , dat het bestreden besluit in zoverre dient te worden vernietigd en dat verweerder een nieuw besluit moet nemen.
Kindercentrum [naam]
7.1
Eiser voert aan dat het hem bevreemdt dat verweerder in de bezwaarfase geen gegevens heeft gevraagd over de opvang bij kindercentrum [naam] en heeft aangeboden deze gegevens alsnog aan te leveren.
7.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder eiser wel degelijk om de gegevens van kindercentrum [naam] heeft gevraagd. In zijn brief van 30 september 2014 heeft verweerder eiser verzocht om het contract met de opvanginstelling over de jaren 2011 en 2012 en om betaalbewijzen waaruit blijkt dat de eigen bijdrage in het jaar 2011 is betaald. Blijkens het verslag van de hoorzitting die plaatsvond op 26 mei 2015 heeft gemachtigde van eiser verweerder meegedeeld dat hem vlak voor de zitting bekend is geworden dat eiser ook gebruik heeft gemaakt van de diensten van een gastoudercentrum. De bewijsstukken waren volgende de gemachtigde opgevraagd en zouden worden nagestuurd, waarna namens verweerder is meegedeeld dat de beslistermijn na ontvangst van de bewijsstukken ongeveer twee weken zal zijn. De rechtbank stelt vast dat eiser de gevraagde gegevens van de genoten kinderopvang bij kindercentrum [naam] niet voorafgaand aan het bestreden besluit heeft verstrekt en is van oordeel dat eiser daar destijds voldoende gelegenheid voor heeft gehad. Overigens heeft eiser ook in beroep de gevraagde stukken niet aangeleverd. De beroepsgrond faalt.
Gastouder [naam] en gastouderbureau [naam]
8.1
Eiser voert tot slot aan dat onduidelijk is waarom voor de gastouderopvang bij [naam] via gastouderbureau [naam] niet aan de gevraagde gegevensverstrekking is voldaan en dat het besluit daarom onvoldoende is gemotiveerd.
8.2
De rechtbank overweegt dat, zoals onder 4.1 en 5 is vermeld, er alleen recht op kinderopvangtoeslag bestaat als een belanghebbende kan aantonen dat hij alle gemaakte kosten daadwerkelijk heeft betaald. In geval van contante betaling, dient de betaling te worden aangetoond door middel van bewijzen van geldopnames in combinatie met kwitanties.
8.3
Verweerder heeft bij zijn verweerschrift een overzicht gevoegd dat is samengesteld aan de hand van de gedingstukken. Uit dit overzicht en uit de gedingstukken kan worden afgeleid welke kosten door [naam] volgens de jaaropgaven aan eiser in rekening zijn gebracht, welke kosten eiser volgens de bankafschriften giraal heeft voldaan, welke kosten eiser volgens de kwitanties contant heeft voldaan en in hoeverre daar bewijzen van bankopnames aan ten grondslag liggen. Verder staat in het overzicht vermeld welk bedrag aan voorschotten kinderopvangtoeslag in 2011 en 2012 aan eiser is verstrekt. Voor het jaar 2012 is vermeld op wiens bankrekening de voorschotten zijn gestort. Verweerder heeft ter zitting aangegeven dat voor het jaar 2011 verweerder een bedrag van € 1.176 direct op de bankrekening van [naam] heeft gestort.
8.4
De rechtbank is van oordeel dat eiser voor de maanden december 2011 tot en met augustus 2012 kwitanties heeft overgelegd die in voldoende mate worden ondersteund door bewijzen van geldopnames. Voor de maanden september en oktober 2012 wordt een substantieel deel van het volgens de kwitantie contant betaalde bedrag niet ondersteund met bewijzen van geldopnames. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser onvoldoende heeft aangetoond het volgens de kwitanties voor de maanden september en oktober 2012 voldane bedrag, daadwerkelijk te hebben betaald. Gelet op het hiervoor overwogene en aan de hand van de gedingstukken, het overzicht bij het verweerschrift en het door verweerder verwoorde ter zitting leidt de rechtbank het volgende af.
2011
€ 4.692,00 Totale kosten kinderopvang via [naam] volgens jaaropgave
€ 1.000,00 - Giraal betaald door eiser aan [naam]
€ 305,00 - Contant betaald door eiser aan gastouder blijkens kwitantie en bewijs van geldopname
€ 1.176,00- Voorschot kinderopvangtoeslag gestort op de bankrekening van [naam]
€ 2.211,00 Betaling kosten niet aangetoond
2012
€ 11.730,00 Totale kosten kinderopvang via [naam] volgens jaaropgave
€ 0,00 - Giraal betaald door eiser aan [naam]
€ 2.233,00 - Contant betaald door eiser aan gastouder blijkens kwitanties en bewijzen van geldopname
€ 1.672,00- Voorschot kinderopvangtoeslag gestort op de bankrekening van [naam]
€ 7.825,00 Betaling kosten niet aangetoond
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser voor wat betreft de kinderopvang via [naam] in 2011 en 2012 de betaling van een deel van de gemaakte kosten voor gastouderopvang niet heeft aangetoond en daarom in zoverre geen recht heeft op kinderopvangtoeslag voor gastouderopvang in die jaren. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder zijn besluit voldoende heeft gemotiveerd. Verweerder heeft in het bestreden besluit immers vermeld dat eiser niet alle te betalen kosten van gastouderopvang middels bankafschriften en kwitanties heeft aangetoond. De beroepsgrond faalt. Het door verweerder eerst in het verweerschrift ingenomen standpunt dat in dit geval de wettelijk vereiste kassiersfunctie niet juist is toegepast behoeft gezien het voorgaande geen bespreking.
9. Gelet op het overwogene onder 6 verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt zij het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de kinderopvangtoeslag voor kinderopvang genoten bij [naam] . Nu er geen aanleiding bestaat om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten en de rechtbank geen mogelijkheid ziet om zelf in de zaak te voorzien, zal de rechtbank verweerder opdragen om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
11. Gelet op het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht acht de rechtbank termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van dit beroep. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift; met een waarde per punt van € 496,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de kinderopvangtoeslag voor kinderopvang genoten bij [naam] ;
- draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak in zoverre een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht ten bedrage van € 45,00 aan hem vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser ten bedrage van € 496,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J. Wasmann, rechter, in tegenwoordigheid van mr. I. Nikkels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.