ECLI:NL:RBGEL:2016:2260

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
05/881405-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en afdreiging met bedreiging van geweld

Op 14 april 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Arnhem, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen, een 32-jarige man uit Apeldoorn en een 29-jarige man uit Deventer. De rechtbank heeft de 32-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden wegens bedreiging van een politieagent met de dood en afdreiging van de eigenaar van een restaurant. De 29-jarige man is veroordeeld tot 20 maanden gevangenisstraf voor afpersing en afdreiging van dezelfde restauranthouder. Beide mannen zijn ook verplicht om schadevergoeding te betalen aan het slachtoffer van de afdreiging en afpersing. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten gedurende een lange periode geld hebben geëist van het slachtoffer onder bedreiging van geweld en het openbaar maken van compromitterende foto's. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks enkele inconsistenties. De rechtbank heeft de verdachten schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de 32-jarige man is vrijgesproken van het medeplegen van afpersing, maar wel schuldig is bevonden aan afdreiging. De rechtbank heeft de straffen opgelegd met inachtneming van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/881405-15
Datum uitspraak : 14 april 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
thans gedetineerd te [adres 2]
Raadsman: mr. K. Karakaya, advocaat te Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 december 2015, 18 februari 2016 en 31 maart 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2012 tot en met 20 augustus 2015, in ieder geval in de periode van 24 december
2012 tot en met 01 april 2013 en/of de periode van november 2014 tot en met
20 augustus 2015 te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich
en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
(grote) geldbedrag(en) (van in totaal 20.000 euro á 30.000 euro), in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s)
- meermalen geld heeft/hebben geëist van die [slachtoffer] om "mensen bij hem weg
te houden" en/of voor bescherming en/of "om het spul rustig te houden" en/of
- naar het restaurant van die [slachtoffer] is/zijn gekomen en daar een kogel voor
die [slachtoffer] heeft/hebben neergelegd en/of
- met meerdere imposant uitziende mannen naar het restaurant van die [slachtoffer]
is/zijn gekomen en/of (terwijl er gasten aanwezig waren) op luide toon geld
heeft/hebben geëist en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd over een personeelslid van het
restaurant van die [slachtoffer] die de deur van het restaurant had
dichtgegooid/dichtgedaan voor verdachte ( [verdachte] ): "als dat rooie wijf dat nog 1
keer flikt dan snij ik haar strot door" en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij "zomaar in elkaar geslagen kon
worden";
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 december
2012 tot en met 20 augustus 2015, in ieder geval in de periode van 24 december
2012 tot en met 01 april 2013 en/of de periode van november 2014 tot en met 20
augustus 2015 te Apeldoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, (meermalen) met het oogmerk om zich of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot
afgifte van (een) geldbedrag(en), door die [slachtoffer] (telkens) te bedreigen met
smaad, smaadschrift en/of de openbaring van een geheim, immers
is/zijn/heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) gedreigd
- een foto van het geslachtsdeel van die [slachtoffer] (die [slachtoffer] gestuurd had
naar [naam 1] (minderjarig)) openbaar te maken en/of
- openbaar te maken dat [slachtoffer] een seksueel voorstel heeft gedaan aan voornoemde
[naam 1] , te weten:
"voor 75 euro mag je mij pijpen" en/of
"voor 75 euro neuk ik je in je kont" en/of
"ik wil seks met jou voor 70 euro in de wijnkelder",
althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
tenzij die [slachtoffer] (telkens) (grote) geldbedrag(en) (van in totaal 20.000 euro
á 30.000 euro) zou overhandigen aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot vorenbedoelde afgifte;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Aangever [slachtoffer] heeft in december 2012 per telefoon een foto van zijn geslachtsdeel aan [naam 1] gezonden. [2]
Verdachte is in een periode tot 22 augustus 2015 enige keren bij het restaurant [naam restaurant] in Apeldoorn (waarvan [slachtoffer] de eigenaar is [3] ) geweest. Hij heeft daar gesproken met [slachtoffer] . Hij heeft een geldbedrag van [slachtoffer] gekregen bij de overhandiging van een telefoon aan [slachtoffer] . [4] Verdachte wordt ook (de) [naam 10] genoemd. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van afpersing en afdreiging, meermalen gepleegd, gelet op de bewijsmiddelen in het dossier. De officier van justitie acht niet bewezen dat verdachte deze handelingen heeft gepleegd in de eerste ten laste gelegde periode en evenmin dat hij deze feiten in vereniging heeft gepleegd en is daarom van oordeel van verdachte van die onderdelen moet worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten lastegelegde. Op onderdelen van het verweer wordt, voor zover nodig, hieronder ingegaan.
Beoordeling door de rechtbank

1.Seksueel voorstel door [slachtoffer] aan [naam 1]

Zoals reeds bij de vaststaande feiten is opgenomen, heeft [slachtoffer] in december 2012 een foto aan [naam 1] gestuurd.
[getuige 1] heeft verklaard dat [naam 1] hem in het najaar van 2012 op de telefoon van [naam 1] een onzedelijke tekst en een foto van een geslachtsdeel toonde. [getuige 1] las dat [slachtoffer] (de baas van [naam 1] ) naar [naam 1] had gestuurd “Voor 75 € mag je me pijpen”. [6] [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij bij [naam 1] en [getuige 1] in de auto de telefoon van [naam 1] te zien kreeg. Daarop stond een foto van een blote penis en daar stond bij dat [naam 1] voor 75 euro in de kont geneukt kon worden. [7] heeft verklaard dat [slachtoffer] in het What’sApp-gesprek vroeg of hij wat meer wilde verdienen en zei dat hij 70 euro kon verdienen als ze seks zouden hebben in de wijnkelder. [8]
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat [slachtoffer] een seksueel voorstel heeft gedaan aan [naam 1] en daarbij de bovenstaande woorden dan wel woorden van gelijke strekking heeft geuit.

2.Verklaringen [slachtoffer] , [naam 1] en medewerkers restaurant [naam restaurant]

Verklaring [slachtoffer]
Aangever [slachtoffer] heeft ten overstaan van de politie het volgende verklaard.
Volgens hem is alles begonnen rond 28 of 29 december 2012, in ieder geval na de kerstdagen. Nadat hij één van zijn werknemers, [naam 1] , had ontslagen, werden er tussen hen over en weer nog wat foto’s en filmpjes verstuurd. [slachtoffer] stuurde onder meer een foto van zijn penis. Een half uur nadat hij die foto had verstuurd, kwam er een jongen binnen in de zaak. Hij zei dat hij [naam 3] heette en met [slachtoffer] wilde praten. [naam 3] zei tegen [slachtoffer] : “Je hebt een foto gestuurd naar [naam 1] en daar moet je voor betalen anders maak ik hem openbaar.” [slachtoffer] zag dat [naam 3] een telefoon bij zich had en hij zei dat die telefoon van [naam 1] was. [naam 3] zei dat de bewuste foto (met daarop de penis van [slachtoffer] ) op die telefoon stond. [naam 3] zei dat [slachtoffer] er vanaf zou zijn als hij hem 500 euro betaalde. [slachtoffer] heeft toen 500 euro aan [naam 3] betaald. Hij heeft dat geld uit de kas van het restaurant gepakt en aan [naam 3] gegeven. Hij heeft verschillende telefoonnummers van [naam 3] gehad en het laatste telefoonnummer was [telefoonnummer] en schijnt van de vriendin van [naam 3] te zijn. Verder heeft [slachtoffer] een kopie van de ID-kaart van [naam 3] .
In de dagen daarna is [naam 1] twee of drie keer bij [slachtoffer] geweest en was steeds in het gezelschap van een of andere oom (een andere dan [naam 3] ). [slachtoffer] heeft [naam 1] bij die twee of drie gelegenheden om en nabij de 200 of 300 euro betaald. [9]
Rond 7 januari 2013 werd [slachtoffer] gebeld door [naam 1] . Hij vertelde [slachtoffer] dat hij met iemand moest komen praten in het Oranjepark in Apeldoorn. [slachtoffer] is daar naartoe gegaan en zag daar een scooter aan komen rijden. De man op die scooter had een jas aan en een capuchon op zijn hoofd en liet aan [slachtoffer] de telefoon van [naam 1] zien. De man liet [slachtoffer] op die telefoon de bewuste foto van de penis zien en zei dat hij van [slachtoffer] een bedrag in de orde van grootte van 25 a 50.000 euro wilde hebben, omdat hij het anders openbaar zou maken. [slachtoffer] zei dat hij niet zoveel geld had en ze kwamen uit op een bedrag van 7000 of 7500 euro. [slachtoffer] heeft dit geld van zijn Flexibel Krediet opgenomen en de volgende dag contant aan de man betaald. Tijdens het eerste gesprek in het park hebben ze afgesproken dat het geld de volgende dag in het Oranjepark zou worden betaald. De man was een Turk, een klein gedrongen mannetje. Hij is kaal en heeft zijn armen vol tatoeages. Hij heeft een fors postuur, is klein en gezet en heeft een bolle kop. Hij is wel gespierd maar wel een buikje. Hij heeft gouden tanden in zijn mond en heeft wel eens verteld dat zijn vader vroeger een stuk of 3 shoarmazaken in Apeldoorn heeft gehad. [slachtoffer] schat dat hij rond de 30 -35 jaar oud is. Hij zei tegen [slachtoffer] dat hij hem " [naam 10] " kon noemen. [10]
Nadien zijn [naam 1] en [naam 3] , maar vooral [naam 3] , nog een paar keer op de zaak langs geweest. Op 1 februari 2013 was [naam 1] weer geweest om geld. [slachtoffer] heeft toen met [naam 1] afgesproken dat [slachtoffer] nog één keer zou betalen maar dat [slachtoffer] dan een briefje wilde opstellen dat [naam 1] zou ondertekenen zodat ze van het gedoe af waren. Hij heeft [naam 1] toen nog ongeveer 300 euro (aan losse bedragen) gegeven en dacht dat het toen klaar was. Hij kreeg toen nog een briefje van [naam 1] waarin deze [slachtoffer] vroeg om 20 euro. [11]
[slachtoffer] heeft bij zijn aangifte kopieën overgelegd van de hiervoor genoemde brieven: een (ongedateerde) brief van [naam 1] [12] en een kopie van een brief/overeenkomst gedateerd 1 februari 2013 [13] . In laatstgenoemde brief/overeenkomst staat dat [naam 1] [slachtoffer] twee keer heeft laten afpersen, dat hij geld heeft ontvangen om de foto’s niet te laten zien en dat hij vanaf 1 februari 2013 geen contact meer met [slachtoffer] op zal nemen.
Verder heeft [slachtoffer] het volgende verklaard.
Daarna zei [naam 3] dat [slachtoffer] aan [naam 1] en die Turk geld had gegeven en vond hij dat ook hij recht had op een bedrag. [slachtoffer] heeft toen bij de zij ingang van Orpheus, de schouwburg te Apeldoorn, nog een keer 1000 euro betaald aan [naam 3] . Daarbij stelde [slachtoffer] als eis dat [naam 1] erbij zou zijn en dat hij een kopie van [naam 3] ’s ID-kaart zou krijgen. [naam 3] borduurde door op het openbaar maken van die foto en zei dan dat hij ervoor kon zorgen dat “het spul” rustig bleef. Die dag kwam [naam 1] echter niet mee met [naam 3] . [slachtoffer] had van tevoren een brief gemaakt die hij wilde laten ondertekenen. In die brief had hij gesteld dat het een laatste betaling betrof van 500 euro en dat het "telefoon incident" een uit de hand gelopen geintje was en dat [naam 3] , [naam 1] en die Turk geen contact meer met [slachtoffer] op zouden nemen. [14]
[slachtoffer] heeft bij zijn aangifte ook een kopie overgelegd van de hiervoor genoemde brief/verklaring getekend op 9 maart 2013 met daaronder de namen van [slachtoffer] , medeverdachte [medeverdachte 1] (die hij in zijn verklaringen [naam 3] noemt) en [naam 1] [15] en een kopie van het paspoort van [medeverdachte 1] [16] . In deze verklaring staat dat na diverse eerdere betalingen die dag (9 maart 2013) de laatste betaling van € 500,- plaatsvindt. Verder staat daarin dat het telefoonincident eigenlijk een uit de hand gelopen geintje was en dat [naam 1] , [slachtoffer] en [medeverdachte 1] niets meer van elkaar te vorderen hebben en geen contact meer op zullen nemen.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat dit inderdaad een kopie van zijn paspoort is. Verder heeft hij verklaard dat het (eerder genoemde) telefoonnummer [telefoonnummer] het telefoonnummer van zijn vriendin is. [17]
Verder heeft [slachtoffer] nog het volgende verklaard.
Na het voorgaande heeft [slachtoffer] tot november 2014 [naam 1] , [naam 3] en de Turk niet meer gezien. Rond november 2014 kwam de Turk in een keer weer opdagen. Hij was die keer samen met een andere kerel en stond te schreeuwen en lawaai te maken in de zaak. Hij zei toen dat hij had gehoord dat [naam 3] ook weer geld had gehad en hij wilde ook weer geld hebben. [slachtoffer] vond het vreselijk intimiderend. De zaak zat vol gasten. Die Turk wilde geld hebben en zou er dan voor zorgen dat [naam 3] niet meer zou komen. Later kwam hij ook met twee hele grote kleerkasten, ook Turkse mannen. Ook was er een keer een Turkse kerel bij die en beetje mank liep. [slachtoffer] ging dan met hem praten en dan stuurde hij die kleerkasten even weg. [18]
Ergens in maart van dit jaar (de rechtbank begrijpt: 2015) kwam die Turk weer langs. Hij stond toen voor de zijdeur en [naam 4] heeft toen de deur dicht gedaan en het gordijn gesloten. De dag erna kwam die Turk weer terug. Hij stond bij de zijdeur en [slachtoffer] liep naar hem toe. Hij zei toen “Als dat rooie wijf dat nog één keer flikt dan snij ik haar de strot door”. Het zou de ruiten ingooien en het pand laten bekladden. Hij liet [slachtoffer] toen een klein kogeltje zien. Hij wilde 2000 euro hebben. [slachtoffer] heeft dat geld weer van de bank gehaald en hem dat de volgende dag cash betaald.
Ergens in april 2015 kwam die [naam 10] binnen met een langere Turkse man, die zich voorstelde als de stiefvader van [naam 1] . Die man zei dat hij van plan was om [slachtoffer] in elkaar te slaan maar dat die Turk hem daarvan had weerhouden. Ze eisten toen 5000 euro. Ze hebben afgesproken dat [slachtoffer] dat de volgende dag zou betalen. Die [naam 10] kwam de dag erna om ongeveer 11.00 uur. De [naam 10] had het er toen nog over dat de moeder van [naam 1] eerst nog bij [slachtoffer] wilde komen maar dat ze daarvan af had gezien. Later wilde ze dit toch niet meer maar had ze hem (die Turk) gestuurd. Hij zou het geld dan aan [naam 1] en zijn moeder geven. Een week later kwam die [naam 10] Turk weer. Hij vond dat hij het goed geregeld had en had alles heel rustig gehouden. Hij vond dat hij weer recht had op een paar duizend euro. [slachtoffer] had dat geld gewoon niet meer en heeft hem toen, weer een dag later, 1500 euro betaald. Ook dit gebeurde weer achter bij de zaak.
Op 23 april 2015 kwam [naam 3] weer. Hij had een brief bij zich, volgens de brief afkomstig van [naam 5] , de moeder van [naam 1] . Kort samengevat stond daarin dat [naam 5] en [naam 1] spijt hadden hoe het allemaal gelopen was. Ze zouden nooit aangifte doen en koesterden geen wrok. [naam 3] vertelde hem dat hij het hele afpersen van die Turk zat was en dat hij er mee stopte. Hij wilde anoniem aangifte doen. Hij vertelde dat hij de komende twee jaar weg zou zijn. [naam 3] vond dat hij, om er in een keer af te zijn, 25.000 euro moest krijgen. Hij zou dit delen met [naam 5] en [naam 1] . [slachtoffer] heeft gezegd dat hij dat geld niet had en hij heeft, omdat hij het echt niet meer wist en bang was voor alle bedreigingen en intimidaties, [naam 3] op 25 april 2015 achter bij de zaak 5.000 euro betaald. [19]
[slachtoffer] heeft bij zijn aangifte ook een kopie overgelegd van voornoemde brief met daaronder de namen van [naam 5] , [naam 1] en [medeverdachte 1] [20] . In die brief staat onder meer dat ze geen wrok hebben jegens [slachtoffer] en dat ze helemaal geen geld hebben gekregen behalve van [medeverdachte 1] . Er wordt in gevraagd om hen nog één laatste keer bij te staan.
Tot slot heeft [slachtoffer] nog het volgende verklaard.
Op 2 mei 2015 kwam die Turk weer aan de zaak. Hij vertelde [slachtoffer] dat hij zijn auto bij [plaatsaanduiding] in Apeldoorn had geparkeerd maar dat deze was weggesleept. Hij zei dat hij een Audi bij zich had. Hij kwam 80 euro te kort en vroeg [slachtoffer] hem daarmee te helpen. [slachtoffer] heeft hem weer 80 euro betaald en hij is weer vertrokken. Op 11 mei 2015 was die Turk er weer en had hij ook weer iets. [slachtoffer] weet niet meer waarom het ging maar heeft hem toen weer 2000 betaald. Op 4 juni 2015 heeft [naam 10] een andere kerel gestuurd, dit was een net uitziende Turkse jongen met een baardje. De auto was inbeslaggenomen door de politie en hij had 250 euro nodig. Het zou beter zijn als die auto weg was. [slachtoffer] heeft die 250 euro betaald. [slachtoffer] wist dat deze jongen namens die [naam 10] kwam, omdat die jongen de [naam 10] opbelde en de [naam 10] telefonisch bevestigde dat hij vast zat en daarom niet kon komen. Op 12 juni 2015 kwam die [naam 10] weer en heeft [slachtoffer] hem weer 500 euro betaald. Volgens [slachtoffer] was het toen voor het wegjagen van andere mensen die [slachtoffer] iets aan wilden doen.
Iedere keer dat die [naam 10] langskwam, kwam hij een dag later geld ophalen. Het laatste contact dat [slachtoffer] met [naam 10] had was op 30 juni 2015. [naam 10] zat toen op het terras. [slachtoffer] is bij hem gaan zitten omdat hij geen trammelant op het terras wilde. [naam 10] vertelde [slachtoffer] dat hij naar Turkije zou gaan om een handeltje beginnen. Hij zei dat hij er eigenlijk mee wilde kappen, dat hij het was. Hij vroeg [slachtoffer] hem toen nog één keer tussen de 5.000 en 10.000 euro te betalen, dan zou het klaar zijn. [slachtoffer] heeft hem toen 3.100 euro betaald en heeft sinds die tijd geen contact meer gehad. [21]
De raadsman heeft aangevoerd dat de verklaringen van [slachtoffer] onbetrouwbaar zijn en niet door andere bewijsmiddelen worden ondersteund. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat [slachtoffer] weliswaar op onderdelen wisselend heeft verklaard, maar dat zijn verklaringen in grote lijnen consistent zijn en dat deze op vele onderdelen steun vinden in overig bewijs (waaronder de – hierna opgenomen – verklaringen van [naam 1] en de medewerkers van restaurant [naam restaurant] en de overgelegde brieven).
Verklaring [naam 1]
Medeverdachte [naam 1] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij een keer met [verdachte] het Oranjepark in Apeldoorn is ingegaan. [naam 1] heeft toen gezien dat [verdachte] een gesprek had met [slachtoffer] . Later hoorde [naam 1] van [medeverdachte 1] dat [verdachte] van [slachtoffer] een geldbedrag van €1.000 had gekregen/afgeperst. [22]
[naam 1] denkt dat hij in totaal tien keer met [verdachte] en [medeverdachte 1] bij [slachtoffer] is geweest om hen te begeleiden om geld af te persen bij [slachtoffer] . Hij weet dat [verdachte] en [medeverdachte 1] ook zonder hem bij [slachtoffer] zijn geweest om geld af te persen van hem. Verder is [naam 1] een keer met zijn moeders neef [naam 6] bij [slachtoffer] geweest na het versturen van de foto. Dat was omdat hij nog geld van [slachtoffer] tegoed had. [slachtoffer] betaalde hem ongeveer 150 euro, die hij nog moest beuren als loon. Ook is hij een keer alleen bij [slachtoffer] geweest omdat hij een broek moest terugbrengen. Hij is nooit met anderen bij [slachtoffer] geweest. [23]
[naam 1] herkent de ongedateerde brief van hemzelf waarin hij [slachtoffer] om € 20,- vraagt en de brief met daaronder de namen van [naam 5] , [naam 1] en [medeverdachte 1] . Die laatste brief is volgens [naam 1] in zijn bijzijn geschreven door [medeverdachte 1] en was bedoeld voor [slachtoffer] . [medeverdachte 1] heeft die brief persoonlijk afgegeven aan [slachtoffer] . De ondertekeningen zijn door [medeverdachte 1] gemaakt; [naam 1] heeft de brief nooit getekend. [naam 1] herkent de brief/overeenkomst gedateerd 1 februari 2013 niet, maar wel zijn handtekening eronder. Hij heeft verklaard dat hij op die datum niet bij [slachtoffer] is geweest en dit geld nooit heeft gehad. Die brief heeft hij nooit gelezen, maar wel ondertekend. [24]
Volgens de verdediging zijn de verklaringen van [naam 1] onbetrouwbaar en moeten zij daarom van het bewijs worden uitgesloten. Er zijn fouten gemaakt bij de wijze van verhoren, zijn verklaringen zijn innerlijk tegenstrijdig en tegenstrijdig met andere verklaringen en hij heeft er (als medeverdachte) belang bij om zijn eigen rol zo klein mogelijk te houden en dus in strijd met de waarheid te verklaren.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe dat de verklaringen van [naam 1] in de kern consistent zijn en worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Er is niet gebleken van aperte onjuiste weergave van zijn verklaringen of van sturing door de verhorende verbalisanten. De verdediging is in de gelegenheid geweest hem vragen te stellen bij de rechter-commissaris over de tegenstrijdigheden in zijn verklaringen en de politieverhoren.
In het dossier bevindt zich verder nog een briefje afkomstig van ‘ [naam 1] ’ waarin staat: “Hierbij verklaart [naam 1] ook dat hij niet meer komt”. [25]
Verklaringen medewerkers restaurant
Getuige [naam 4] , gastvrouw bij [naam restaurant] , heeft op 21 augustus 2015 verklaard dat het haar opviel dat er de laatste 1,5 jaar geregeld een Turkse of Marokkaanse man in het restaurant kwam. Hij dronk dan whisky, die hij nooit betaalde. De Turk vroeg naar haar baas [slachtoffer] . Wanneer [slachtoffer] er was ging hij met die Turk aan een tafeltje in het restaurant zitten. Ze waren dan altijd met elkaar in een rustig gesprek.
Deze Turk kwam zeer onregelmatig. Of hij kwam 2 keer in de week of 1 keer in de maand. Hij kwam op wisselende tijden, maar vaak in de vroege avonduren. [naam 4] kan zich het signalement van deze Turk niet zo goed herinneren. Hij was iets groter dan zij; ze denkt een lengte van 1.70 meter, en had een gezet/stevig postuur en kort donker haar. Hij sprak goed Nederlands en was vaak gekleed in een grijs sweatshirt en een marineblauwe joggingbroek. Ze zag hem altijd lopend het terrein opkomen. Begin 2015, het kan in maart of april zijn geweest, kwam de Turk in de vroege avonduren weer naar het restaurant. [naam 4] zag dat de Turk weer naar de zijdeur van het restaurant liep. Ze liep snel naar deze toegangsdeur, opende die en zei tegen de Turk dat [slachtoffer] er niet was. Vervolgens heeft ze de deur dicht gedaan en afgesloten. Ook heeft ze de gordijnen, welke voor deze deur hingen dichtgedaan. De volgende dag was de Turk weer in het restaurant. Ze hoorde later van [slachtoffer] dat de Turk erg boos op haar was, omdat zij de zijdeur afgesloten had en hem had afgepoeierd.
Later vertelde [slachtoffer] haar dat hij gechanteerd werd door de Turk die steeds in het restaurant kwam. De Turk zou iets van [slachtoffer] weten waarmee hij hem chanteren kon. [slachtoffer] moest volgens hem geld aan de Turk betalen, omdat de Turk iets van hem wist dat hij anders in de openbaarheid zou brengen. [slachtoffer] vertelde dat hij de Turk onlangs een geldbedrag van € 3.500,- had betaald. [26]
Een andere medewerker, [naam 7] , heeft verklaard dat [naam 1] hem een keer een App stuurde dat hij die avond niet kwam werken. De volgende dag kwam [naam 1] in de zaak met een ‘neef’. Zij gingen in gesprek met [slachtoffer] in de serre van het restaurant. [naam 7] kreeg mee dat het over foto's ging. Hij dacht dat er iets niet klopte en er werd zacht gesproken. Hij heeft een keer gezien, dat [naam 1] geld van [slachtoffer] kreeg. Die ‘neef’ heeft hij later ook nog wel eens gezien. Het is ongeveer een jaar stil geweest, toen zich een Turk zich in de zaak meldde. Volgens [naam 7] is die Turk voordien ook wel in de zaak geweest. Voor de kerst 2014 kwam hij weer. Hij kwam soms weken niet en dan weer een paar keer achter elkaar. Meestal in de avond of middag.
De Turk dronk een whisky en ging met [slachtoffer] praten. Meestal spraken zij buiten met elkaar. Ook zaten ze wel aan de bar. Er werd dan over normale dingen gesproken.
De Turk praatte meestal normaal. [slachtoffer] was meestal onrustig als die Turk binnenkwam.
[naam 7] weet pas sinds kort dat [slachtoffer] aan de Turk geld moest betalen. [slachtoffer] heeft gezegd dat hij elke keer geld aan de Turk moest betalen; dat hij gechanteerd werd, omdat hij een foto van zijn lul gemaakt had en die aan [naam 1] had gestuurd. De Turk was klein (1.65 a 1.70m), breed/dik, dikke buik, had een bolle kale kop met gemillimeterd haar en 1 of 2 gouden tanden. Hij droeg een trainingspak. [27]
[slachtoffer] stond een keer buiten het restaurant met "De [naam 10] ", de Turkse man, die hem afperste.
De [naam 10] leek boos, hij had een rode kop. [slachtoffer] kwam binnen en zei tegen [naam 4] dat ze zich er niet meer mee mocht bemoeien, terwijl [naam 7] daarbij stond. Later, toen [naam 4] weg was, vertelde [slachtoffer] [naam 7] dat de [naam 10] [naam 4] had bedreigd. Dat had te maken met het feit dat [naam 4] een keer de deur voor de [naam 10] dicht had gegooid. De [naam 10] zou haar bedreigd hebben door te zeggen dat hij haar neer zou steken of haar op een andere manier wel zou pakken als ze het nog een keer zou doen. [28]
Getuige [naam 8] , ex-vrouw van [slachtoffer] , verzorgde de administratie van restaurant [naam restaurant] . Zij heeft verklaard dat [slachtoffer] haar een keer vroeg om € 7.500,- op te nemen. Hij had het snel nodig en [naam 8] heeft het toen van de rekening van de zaak opgenomen. Daarna hebben ze het privé vrij gemaakt en teruggestort naar de zakelijke rekening. Ze weet niet meer precies of het nu € 7.500 of € 9.500 was, maar het geld is contant opgenomen en binnen één week door hen privé teruggeboekt. Dit geldbedrag is in het Oranjepark door [slachtoffer] overhandigd aan een ‘duister typje’. [slachtoffer] heeft haar verteld dat hij daar naar toe moest om dit te overhandigen. Ze had het geld in een envelop gedaan. [29]
[naam 8] heeft na haar verklaring per e-mail bankafschriften naar de politie gestuurd. Op die bankafschriften is te zien dat
  • Op 7 januari 2013 een kasopname plaatsvindt vanaf de zakelijke rekening van [naam restaurant] van € 9.400,00, rekeningnummer NL881NGB0653363567;
  • Op 9 januari 2013 een bijschrijving plaatsvindt op de persoonlijke rekening van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] - [naam 8] van € 9.000,00, rekeningnummer NL831NGB0653319134. Het bedrag is afkomstig van de tegenrekening bij de ING nummer 5533000 onder vermelding Opname Krediethypotheek [naam 9] ;
  • Op 10 januari 2013 een bijschrijving plaatsvindt op de zakelijke rekening van [naam restaurant] van € 9.400,00, rekeningnummer NL881NGB0653363567. Als tegenrekening staat de voornoemde persoonlijke rekening van [slachtoffer] en/of [slachtoffer] [naam 8] vermeldt met daarbij de aantekening "terugstorten kasopname". Ook in de bankafschriften van deze persoonlijke rekening is deze overschrijving te zien.
Op 8 september 2015 heeft getuige [naam 8] aan de politie laten weten dat het bedrag van € 9.400,00 inderdaad had te maken met genoemde betaling. [slachtoffer] had haar gevraagd om € 9.000,00 van het krediet op te nemen. Hiervan was € 7.500 voor de overdracht in het Oranjepark en € 1.900,00 om opnames uit de kas te compenseren. Een bedrag van € 400,00 kwam daarvoor van zijn eigen rekening. [30]

3.Afspraak op 21 augustus 2015

Op 12 augustus 2015 belde [slachtoffer] de politie en vertelde dat de Turk dinsdag 11 augustus 2015 weer bij hem in de zaak was geweest. De Turk was binnen komen lopen, was alleen en ging aan de bar zitten. [slachtoffer] was met de Turk mee naar buiten was gelopen en de Turk had tegen hem had gezegd dat hij (de Turk) weer even in Nederland was en geld nodig had. [slachtoffer] vertelde dat hij met de Turk een afspraak had gemaakt om hem op zaterdag 22 augustus 2015 om 11.00 uur te ontmoeten op de parkeerplaats van restaurant [naam restaurant] in Apeldoorn om daar het geld aan hem over te dragen. [31] Op dinsdag 18 augustus 2015 belde [slachtoffer] de politie wederom om door te geven dat de Turk de afspraak voor zaterdag 22 augustus 2015 te 11.00 uur wilde vervroegen. Ze hadden een nieuwe afspraak gemaakt voor de overgave van het geld op vrijdag 21 augustus 2015 om 10.30 uur, bij restaurant “ [naam restaurant] ” in Apeldoorn. [32]
Op vrijdag 21 augustus 2015 om 10.25 uur zien verbalisanten verdachte de parkeerplaats van het restaurant [naam restaurant] op lopen. Om 10.26 uur werd hij aldaar aangehouden. [33]

4.Tussenconclusie

Weliswaar zijn er discrepanties in de verklaringen van [slachtoffer] , met name over de exacte bedragen, dagen waarop betaald is en aan wie precies, maar dat doet op zichzelf niet af aan het gegeven dat zijn verklaringen in de kern consistent zijn over het afpersen en afdreigen door [medeverdachte 1] , verdachte en [naam 1] in de genoemde periode en worden ondersteund, op essentiele punten, door de aangehaalde verklaringen van zijn personeel, zijn ex-vrouw en [naam 1] en door de overgelegde brieven/verklaringen.
Uit de bewijsmiddelen – waaronder de verklaring van [slachtoffer] – leidt de rechtbank met betrekking tot het tenlastegelegde het volgende af.
Rond 7 januari 2013 werd [slachtoffer] gebeld door [naam 1] . Ze maakten een afspraak in het Oranjepark in Apeldoorn. [verdachte] en [naam 1] gingen samen naar het Oranjepark in Apeldoorn. Aldaar ontmoette [verdachte] [slachtoffer] en liet hem de telefoon van [naam 1] zien met daarop de bewuste foto van de penis van [slachtoffer] . [verdachte] wilde geld hebben, omdat hij het anders openbaar zou maken. De volgende dag heeft [slachtoffer] een geldbedrag aan [verdachte] betaald in het Oranjepark.
Rond november 2014 kwam [verdachte] naar restaurant [naam restaurant] . Hij zei dat hij had gehoord dat [medeverdachte 1] weer geld had gehad en zei dat ook hij weer geld wilde hebben. [verdachte] zou er dan voor zorgen dat [medeverdachte 1] niet meer zou komen. Later kwam hij ook met twee hele grote kleerkasten.
In maart 2015 kwam [verdachte] weer langs. Hij stond toen voor de zijdeur en [naam 4] heeft toen de deur en gordijnen gesloten. De volgende dag zei [verdachte] tegen [slachtoffer] “Als dat rooie wijf dat nog één keer flikt dan snij ik haar de strot door”. Hij zou ook de ruiten ingooien en het pand laten bekladden. Hij liet [slachtoffer] toen een klein kogeltje zien. Hij wilde weer geld hebben en [slachtoffer] heeft hem volgende dag cash betaald.
In april 2015 kwam [verdachte] met een langere Turkse man, die zich voorstelde als de stiefvader van [naam 1] . Die man zei dat hij van plan was om [slachtoffer] in elkaar te slaan maar dat [verdachte] hem daarvan had weerhouden. Ze eisten weer geld. [slachtoffer] heeft [verdachte] de volgende dag betaald en [verdachte] zou het geld aan [naam 1] en zijn moeder geven.
Daarna is [verdachte] nog enkele malen langs geweest en heeft [slachtoffer] hem steeds de volgende dag geld betaald.
De laatste afspraak voor overdracht van geld was afgesproken op 21 augustus 2015. Daarbij is verdachte aangehouden.

5.Alternatief scenario

Verdachte heeft een alternatief scenario gegeven. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij niet in het Oranjepark was, maar dat hij begin 2015 wel eens in restaurant [naam restaurant] is geweest. Hij had een afspraak met [slachtoffer] dat hij [slachtoffer] tegen verschillende mensen, waaronder [medeverdachte 1] en [naam 1] , zou beschermen in ruil voor € 12.000,-. [slachtoffer] heeft [verdachte] € 6.000,- betaald toen [verdachte] een telefoon gaf met daarop de spijtbetuiging van [naam 1] . Eind 2015 zou [verdachte] de resterende € 6.000,- krijgen. Echter, [verdachte] had eerder al geld nodig en daarom was afgesproken dat [slachtoffer] in augustus 2015, op de dag van de aanhouding, al een voorschot van € 1.500,- zou betalen. De bescherming bood verdachte op verzoek van [slachtoffer] zelf.
[slachtoffer] heeft ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij verdachte niet heeft gevraagd om als een soort beveiliger op te treden. Wel heeft verdachte hem gezegd dat hij mensen bij hem weggehouden had en daar vroeg verdachte geld voor. [34] Verdachte heeft [slachtoffer] een keer een filmpje laten zien waarop [naam 1] spijt betuigde. Hij wilde geld hebben voor dat filmpje. [slachtoffer] heeft [verdachte] niet opgedragen een spijtbetuiging van [naam 1] op beeld te verkrijgen, omdat hij toch al een brief van [naam 1] had waarin hij aangaf dat het allemaal een dolletje was. [35]
De rechtbank overweegt dat, indien en voor zover al aannemelijk zou zijn dat vanaf 2015 door [slachtoffer] aan verdachte is betaald voor bescherming, die bescherming noodzakelijk was in verband met een mede door [verdachte] zelf gecreëerde afpersingssituatie. In de tussenconclusie is geconstateerd dat ook voor begin 2015 er contacten en betalingen tussen verdachte en [slachtoffer] zijn geweest die verband hielden met (dreigen met openbaarmaking van) de compromitterende foto van [slachtoffer] . Verdachte heeft bij [slachtoffer] om geld gevraagd omdat [slachtoffer] ook medeverdachte en/of [naam 1] (weer) zou hebben betaald. Vóór begin 2015 heeft verdachte in wezen [slachtoffer] , al dan niet onder dreiging met geweld, gechanteerd om hem geld afhandig te maken. Dat verdachte zichzelf in de loop van de tijd een andere rol heeft toegedicht, doet daar niet aan af. In de context van de eerdere rol van verdachte, komt het erop neer dat de chantage vanaf enig moment de vorm heeft gekregen van het bieden van ‘bescherming’ tegen anderen die [slachtoffer] ook chanteerden. Het is in dat geval in de gegeven omstandigheden zonder meer aannemelijk dat [slachtoffer] de hem tegen betaling opgedrongen ‘bescherming’ niet durfde te weigeren.
Op grond hiervan wijst de rechtbank het alternatieve scenario dat [slachtoffer] verdachte om bescherming tegen betaling had verzocht als onaannemelijk van de hand.

6.Conclusie

Bij het incident in het Oranjepark in januari 2013 was geen sprake van geweld dan wel dreiging van geweld. Wel is er gedreigd met openbaar maken van de foto. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte dit feit samen met [medeverdachte 1] heeft gepleegd. Echter, uit de feiten genoemd in de tussenconclusie blijkt wel dat verdachte heeft samengewerkt met [naam 1] . [naam 1] heeft de afspraak met [slachtoffer] gemaakt en is samen met verdachte naar de locatie (het Oranjepark) gegaan voor de afspraak. Naar het oordeel van de rechtbank is de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [naam 1] voldoende komen vast te staan. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich samen met [naam 1] schuldig heeft gemaakt aan afdreiging.
Daarna is verdachte nog verschillende malen naar het restaurant van [slachtoffer] gegaan. Daarbij heeft hij wel gedreigd met geweld. Deze bezoeken bracht hij alleen of met anderen dan [naam 1] of [medeverdachte 1] . Voor wat betreft die anderen blijkt uit het dossier onvoldoende dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking met verdachte. De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het medeplegen voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte zich (zonder medeplegers) meerdere malen schuldig heeft gemaakt aan afpersing.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 01 december
2012 tot en met 20 augustus 2015,
in ieder geval in de periode van 24 december
2012 tot en met 01 april 2013 en/of de periode van november 2014 tot en met
20 augustus 2015te Apeldoorn,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen, althans alleen,(telkens) met het oogmerk om zich
en/of (een) ander
(en)wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
(grote)geldbedrag
(en
) (van in totaal 20.000 euro á 30.000 euro), in elk geval
van enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan die [slachtoffer] ,
in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk
geweld en/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestond
(en)dat verdachte
en/of zijn mededader
(s)
- meermalen geld heeft/hebben geëist van die [slachtoffer] om "mensen bij hem weg
te houden" en
/ofvoor bescherming en
/of"om het spul rustig te houden" en
/of
- naar het restaurant van die [slachtoffer] is/zijn gekomen en daar een kogel voor
die [slachtoffer] heeft/hebben neergelegd en
/of
- met meerdere imposant uitziende mannen naar het restaurant van die [slachtoffer]
is/zijn gekomen en
/of(terwijl er gasten aanwezig waren) op luide toon geld
heeft/hebben geëist en
/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd over een personeelslid van het
restaurant van die [slachtoffer] die de deur van het restaurant had
dichtgegooid/dichtgedaan voor verdachte ( [verdachte] ): "als dat rooie wijf dat nog 1
keer flikt dan snij ik haar strot door" en
/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat hij "zomaar in elkaar geslagen kon
worden";
en
/of
hij op
een of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 01 december
2012 tot en met 20 augustus 2015,
in ieder geval in de periode van 24 december
2012 tot en met 01 april 2013 en/of de periode van november 2014 tot en met 20
augustus 2015te Apeldoorn,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
een ander
of anderen, althans alleen,
(meermalen)met het oogmerk om zich of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen, [slachtoffer] heeft gedwongen tot
afgifte van
(een)geldbedrag
(en
), door die [slachtoffer]
(telkens)te bedreigen met
smaad, smaadschrift en/ofde openbaring van een geheim, immers
is/zijn/heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader
(s)gedreigd
- een foto van het geslachtsdeel van die [slachtoffer] (die [slachtoffer] gestuurd had
naar [naam 1] (minderjarig)) openbaar te maken en
/of
- openbaar te maken dat [slachtoffer] een seksueel voorstel heeft gedaan aan voornoemde
[naam 1] , te weten:
"voor 75 euro mag je mij pijpen" en/of
"voor 75 euro neuk ik je in je kont" en/of
"ik wil seks met jou voor 70 euro in de wijnkelder",
althans (telkens) woorden van gelijke aard en/of strekking,
tenzij die [slachtoffer] (telkens)
(grote)geldbedrag
(en
) (van in totaal 20.000 euro
á 30.000 euro)zou overhandigen aan verdachte en/of zijn mededader
(s),
waardoor die [slachtoffer] werd bewogen tot vorenbedoelde afgifte;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing, meermalen gepleegd
en
afdreiging, gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is geen strafmaatverweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 8 januari 2016.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte gedurende lange periode [slachtoffer] geld afhandig gemaakt door te dreigen een geheim van [slachtoffer] (te weten: de door hem aan [naam 1] gestuurde foto en het seksuele voorstel) openbaar te maken als [slachtoffer] geen geld zou betalen. Over een dergelijk dreigement dient niet licht te worden gedacht. Wanneer een dergelijke foto immers openbaar zou zijn gemaakt, zou het risico zijn ontstaan dat de goede naam en reputatie van [slachtoffer] en daarmee de goede naam en reputatie van zijn restaurant ernstig zouden worden geschaad. Verdachte heeft hiermee op een bijzonder kwalijke wijze misbruik gemaakt van de situatie. Dat [slachtoffer] deze situatie had kunnen voorkomen door de foto niet aan [naam 1] te sturen, ontneemt aan de handelingen van verdachte niet het strafbare karakter.
Uit het aangehaalde uittreksel uit het algemeen documentatieregister blijkt voorts dat verdachte reeds eerder ter zake van geweldsdelicten is veroordeeld.
Verdachte wilde niet meewerken aan een reclasseringsrapport waardoor er geen rapport over hem is opgemaakt. De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van een door de verdediging ter onderbouwing van een schorsingsverzoek ingebracht advies van [adviesbureau] . Echter, dit is geen onafhankelijk deskundigenrapport en er is geen behandelplan opgesteld nu verdachte niet met de reclassering wilde spreken, zodat voor het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel met voorwaarden geen aanleiding bestaat.
Alle bovenstaande omstandigheden in aanmerking nemend, ziet de rechtbank aanleiding om enigszins af te wijken van de eis van de officier van justitie en een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van kortere duur op te leggen. Voor wat betreft de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij uitspraken waarin sprake was van afpersing dan wel diefstal met bedreiging van geweld. Daarbij werkt strafverhogend dat hier geen sprake is geweest van een impulsieve, onbezonnen en/of eendaagse actie, maar juist van een gecoördineerde en berekenende actie over lange periode gepleegd, waarbij telkens opnieuw de beslissing is genomen om door te gaan met de afpersing.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 31.930,-, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ter zitting heeft de vertegenwoordiger van de benadeelde partij de vordering bijgesteld naar € 25.630,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 16.130,- aan materiële schade toe te wijzen, en tot een bedrag van € 2.000,- (aan immateriële schade) hoofdelijk toe te wijzen, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot het totaalbedrag.
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is primair bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering in verband met vrijspraak. Subsidiair is aangevoerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering, omdat de vordering niet voldoende is onderbouwd nu enkel rekeningafschriften ter onderbouwing zijn overgelegd. Eventueel zou enig bedrag aan immateriële schade wel kunnen worden toegewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde handelen in ieder geval tot een bedrag van € 6.000,- (waarbij de rechtbank de verklaring van verdachte ter zitting als uitgangspunt neemt) aan materiële schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Verder is aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks nadeel toegebracht dat niet in vermogensschade bestaat. Dit is aan verdachte toe te rekenen. Aan de wettelijke vereisten, waaronder die genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek, is voldaan. Meer in het bijzonder geldt dat [slachtoffer] door de bewezenverklaarde gedragingen van verdachte ‘anderszins’ in zijn persoon is aangetast zoals bedoeld in art. 6:106 lid 1 aanhef en onder b BW, doordat deze gedragingen een vergaande inbreuk hebben gemaakt op niet alleen de zakelijke maar zeker ook de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , zoals uit diens verklaring ook blijkt. Naar maatstaven van billijkheid wordt deze schade begroot op € 500,-.
De vordering kan daarom tot een bedrag van in totaal € 6.500,- te worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert, nu met betrekking tot het meer gevorderde onvoldoende duidelijk is op welk moment aan wie hoeveel geld is betaald.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde wettelijke rente is, zowel bij de vordering van de benadeelde partij als bij de schadevergoedingsmaatregel, toewijsbaar vanaf 8 januari 2013 over een bedrag van € 500,- (het smartengeld) en vanaf 31 januari 2015 over een bedrag van € 6.000,- (de betaling door [slachtoffer] , die volgens verdachte begin januari 2015 heeft plaatsgevonden).

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 312, 317 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
 een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden;
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. N.K. van den Dungen-Dijkstra (voorzitter), mr. C.M.E. Lagarde en mr. G. Noordraven, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.C.C. van den Bosch, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 april 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015505346, gesloten op 3 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 377, proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , p. 264 en proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 483.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 374.
4.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2016 en een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 9 maart 2016 (p. 9).
5.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 maart 2016.
6.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 1] , p. 483.
7.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] , p. 184 en 185
8.Proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [naam 1] , p. 266 en 267.
9.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 377 en 378.
10.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 377 tot en met 380.
11.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 379.
12.Kopie van een brief, p. 387.
13.Kopie van een brief/overeenkomst, gedateerd 1 februari 2013, met daaronder de namen van [naam 1] en [slachtoffer] , p. 385 en 386.
14.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 380.
15.Kopie van een brief/verklaring, gedateerd 9 maart 2013, met daaronder de namen van [naam 1] , [medeverdachte 1] en [slachtoffer] , p. 388.
16.Kopie van een paspoort, p. 389.
17.Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 178.
18.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 380.
19.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 381.
20.Kopie van een brief/verklaring, gedateerd 9 maart 2013, met daaronder de namen van [naam 5] . [naam 1] , en [medeverdachte 1] , p. 390.
21.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 381 en 382.
22.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , p. 276.
23.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , p. 276 en 278.
24.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , p. 277 en 278.
25.Kopie van een brief, p. 415.
26.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 4] , p. 446 en 447.
27.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 7] , p. 455 en 456.
28.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 7] , p. 457.
29.Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 8] , p. 472
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 476 met bijlagen.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 394.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 395.
33.Proces-verbaal van aanhouding, p. 18 en proces-verbaal van bevindingen, p. 552.
34.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 9 maart 2016 (p. 10).
35.Een proces-verbaal van verhoor van aangever [slachtoffer] bij de rechter-commissaris op 9 maart 2016 (p. 9).