ECLI:NL:RBGEL:2016:2558
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.J. Jue
- Rechtspraak.nl
Machtiging tot binnentreden in het kader van handhavend optreden tegen permanente bewoning van een recreatiewoning
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 12 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente. De zaak betreft een machtiging tot binnentreden in recreatiewoningen in het kader van handhavend optreden tegen permanente bewoning. Eiser, die eigenaar is van woning 2, heeft bezwaar gemaakt tegen de machtiging tot binnentreden in zowel woning 1 als woning 2. Het primaire besluit van verweerder, dat op 9 juni 2015 werd genomen, verleende de machtiging tot binnentreden in beide woningen. Het bestreden besluit van 9 december 2015 verklaarde het bezwaar van eiser tegen woning 1 niet-ontvankelijk en dat tegen woning 2 ongegrond.
Tijdens de zitting op 15 maart 2016 is eiser verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door A. Oosterhout en M. Beuken. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 12 van de Grondwet binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner alleen geoorloofd is in de gevallen die bij wet zijn bepaald. Eiser is ingeschreven op het adres van woning 1, maar is geen eigenaar van deze woning. Verweerder heeft gesteld dat eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt voor woning 1, omdat hij geen eigenaar of bewoner is. De rechtbank concludeert dat eiser ten onrechte niet als belanghebbende is aangemerkt voor de machtiging tot binnentreden in woning 1, maar ziet geen aanleiding om het bestreden besluit te vernietigen, omdat eiser geen procesbelang meer had op het moment van het besluit.
De rechtbank oordeelt verder dat de machtiging tot binnentreden in woning 2 rechtmatig was, omdat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat er geen minder ingrijpende middelen beschikbaar waren om de overtreding van het bestemmingsplan vast te stellen. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.