Op 7 januari 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een vonnis uitgesproken in een kort geding tussen de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, en twee besloten vennootschappen. De Staat der Nederlanden, eiser in deze zaak, had de gedaagden gedagvaard omdat zij niet verschenen waren. De procedure begon met een dagvaarding op 17 december 2015, gevolgd door een mondelinge behandeling. De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagden in gebreke waren gebleven en verleende het gevraagde verstek. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van de eiser niet onrechtmatig of ongegrond was en wees deze toe, met enkele beperkingen. De gedaagden werden veroordeeld om binnen drie dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan de ondertekening van de akte van levering van een schoolgebouw en de bijbehorende grond. Tevens werd een dwangsom van € 10.000,- per dag opgelegd voor het geval de gedaagden niet aan deze verplichting voldeden, tot een maximum van € 100.000,-. Daarnaast werden de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de koopsom van € 560.000,-, diverse contractuele boetes en kosten van gas en elektra, evenals de proceskosten van de eiser, die in totaal op € 4.550,81 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.