ECLI:NL:RBGEL:2016:2602

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
12 mei 2016
Zaaknummer
291853
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen tenuitvoerlegging van dwangbevelen en inherente afwijkingsbevoegdheid in belastingkwestie

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 april 2016 uitspraak gedaan in een verzetprocedure van een eiseres tegen de tenuitvoerlegging van dwangbevelen die door de Ontvanger van de Belastingdienst waren uitgevaardigd. De eiseres, die een onderneming exploiteert, had een aanzienlijke belastingschuld opgebouwd en was in verzet gekomen tegen de executoriale verkoop van haar woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres niet over voldoende middelen beschikte om haar belastingschuld te voldoen en dat de gevolgen van een executoriale verkoop onevenredig zwaar zouden zijn voor haar, gezien haar leeftijd en de afhankelijkheid van de overwaarde van de woning voor haar pensioen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die een afwijking van de beleidsregels rechtvaardigden. Het verzet is gegrond verklaard, en de dwangbevelen zijn buiten werking gesteld tot 1 januari 2017, op voorwaarde dat de eiseres vóór 30 april 2016 een bedrag van € 20.000,- aan de Ontvanger betaalt. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/291853 / HA ZA 15-613
Vonnis van 6 april 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
eiseres in het verzet,
advocaat mr. M. van Zijtveld te Haarlem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST/KANTOOR ARNHEM,
zetelend te Arnhem,
gedaagde in het verzet,
advocaat mr. drs. J.C.G. Vestjens te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Ontvanger genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 6 januari 2016
  • het proces-verbaal van comparitie van 1 maart 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] exploiteert een onderneming genaamd [naam] . Deze onderneming voert beleidsonderzoek uit voor organisaties in de publieke sector. In het jaar 2007 heeft zij drie mensen in dienst genomen omdat zij een grote opdracht had gekregen. De met die opdracht behaalde omzet bleef achter bij de verwachte omzet, waarna [eiseres] in 2011 deze personeelsleden heeft ontslagen.
2.2.
[eiseres] heeft een schuld aan de Belastingdienst, die op 16 december 2015 in totaal € 73.699,- inclusief rente en kosten bedroeg.
2.3.
De schuld heeft betrekking op naheffingsaanslagen Loonheffing over de periode van maart 2009 tot en met december 2011, aanslagen Inkomstenbelasting over de jaren 2008, 2009, 2011, 2012 en 2013, een naheffingsaanslag Omzetbelasting over het jaar 2010, alsmede een naheffingsaanslag Motorrijtuigenbelasting. [eiseres] heeft deze aanslagen niet (volledig) betaald.
2.4.
De Ontvanger heeft ter zake van de niet betaalde belastingaanslagen in 2009, 2010 en 2011 dwangbevelen uitgevaardigd en vervolgens executoriaal beslag gelegd op onroerende zaken van [eiseres] en heeft de openbare verkoop van de onroerende zaken aangezegd tegen 3 oktober 2011. Deze openbare verkoop heeft geen doorgang gevonden.
2.5.
In 2013 is er contact geweest tussen de Ontvanger en [eiseres] over de openstaande belastingschuld. [eiseres] zegde toe een BBZ krediet aan te zullen vragen en betalingen te zullen doen ter aflossing van de belastingschuld.
2.6.
Bij brief van 22 augustus 2014 schrijft de Ontvanger aan [eiseres] :
In 2013 hebben wij enkele malen contact gehad over uw belastingschuld. U zou een BBZ krediet aanvragen en betalingen doen op deze schuld. Ik heb hierna niets meer van u vernomen ook zijn er geen betalingen gedaan op de oude schuld.
Indien u niet binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief met een echte oplossing komt, zodat op korte termijn de schuld wordt voldaan, rest mij niets anders de invordering ter hand te nemen.
2.7.
[eiseres] heeft niet gereageerd op de brief van de Ontvanger van 22 augustus 2014.
2.8.
De Ontvanger heeft op 8 september 2014 26 dwangbevelen aan [eiseres] doen betekenen.
2.9.
De Ontvanger heeft op 11 september 2014 uit hoofde van de dwangbevelen executoriaal beslag gelegd op twee aan [eiseres] in eigendom toebehorende onroerende zaken aan de [adres] te [woonplaats] (het woonhuis van [eiseres] ), kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 1] , groot 10 are en 50 centiare en op een natuurterrein, kadastraal bekend gemeente [woonplaats] , [kadastrale aanduiding 2] , groot 51 centiare.
2.10.
Bij brief van 7 januari 2015 heeft de Ontvanger aan [eiseres] gemeld:
Ik heb u 22 augustus 2014 nog in de gelegenheid gesteld om een oplossing aan te dragen voor de openstaande belastingschuld. Ik heb hierover niets meer van u vernomen. Ik ga een notaris aanstellen om de executieverkoop van uw woning op te starten. U kunt deze executieverkoop voorkomen door binnen 14 dagen na dagtekening van deze brief de volledige schuld ten bedrage van € 45.537,00 (exclusief invorderingsrente) te voldoen.
2.11.
In een opdracht tot dienstverlening staat vermeld dat [eiseres] op 17 september 2015 aan [bedrijf] o.g. te [plaats] opdracht heeft gegeven tot het verlenen van diensten bij de verkoop van het onroerend goed aan de [adres] te [woonplaats] . Het gaat om het woonhuis van [eiseres] .
2.12.
Bij exploot van 18 september 2015 is aan [eiseres] de openbare verkoop aangezegd van de woning aan de [adres] te [woonplaats] en van het natuurterrein op 20 oktober 2015.
2.13.
[eiseres] is in verzet gekomen van de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen. Door het verzet is de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen geschorst.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de rechtbank voor recht zal verklaren dat het verzet deugdelijk is gedaan, dat zij goed opposant is tegen de tenuitvoerlegging van de door de Ontvanger uitgevaardigde dwangbevelen, de dwangbevelen buiten effect te stellen, uitvoerbaar bij voorraad, en het beslag op de onroerende zaak binnen twee dagen na betekening van het vonnis op te heffen, met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van het geding.
3.2.
[eiseres] voert ter onderbouwing van de vordering aan, samengevat weergegeven, dat de Ontvanger in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur handelt door haar niet een termijn te gunnen om haar woning zelf te verkopen. In afwachting van de verkoop kan zij maandelijks een bedrag op de belastingschulden aflossen. De gevolgen voor haar van een executieverkoop wegen zwaarder dan het belang van de Ontvanger. Zij kan zekerheid aanbieden, gelet op de overwaarde in de woning. Subsidiair beroept zij zich op artikel 4.84 Awb, op grond van welk artikel de Ontvanger kan afwijken van de beleidsregels. Een afweging van de belangen moet in haar voordeel uitvallen, zodat een afwijking van de beleidsregels gerechtvaardigd is.
3.3.
De Ontvanger voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Het verzet is tijdig en op de juiste wijze ingesteld, zodat [eiseres] in zoverre in haar verzet kan worden ontvangen.
4.2.
Op grond van artikel 4:84 Algemene wet bestuursrecht (Awb) geldt als hoofdregel dat in beginsel overeenkomstig een beleidsregel moet worden besloten (in dit geval gaat het om de tenuitvoerlegging van de dwangbevelen op grond van de Leidraad Invordering 2008). Slechts indien toepassing van de beleidsregel voor een belanghebbende gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, kan afwijking van die beleidsregel geboden zijn. [eiseres] doet een beroep op deze zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid.
Aldus moet beoordeeld worden of sprake is van bijzondere omstandigheden en, als dat het geval is, of sprake is van onevenredig nadeel voor [eiseres] , in relatie tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
4.3.
[eiseres] heeft aangevoerd dat zij niet over contante middelen beschikt, noch daarover heeft beschikt in de periode waarop de aanslagen zien. Zij heeft toegelicht dat haar onderneming ernstig te lijden heeft gehad onder de economische crisis, als gevolg waarvan zij personeel heeft moeten ontslaan en zij de belastingaanslagen niet kon betalen. Op haar woning rust een relatief lage hypotheek, zodat zij naar verwachting bij onderhandse verkoop van die woning over overwaarde kan beschikken, waarmee zij de belastingschulden volledig kan aflossen. [eiseres] wijst erop dat zij als (kleine) zelfstandige groot belang heeft bij reguliere verkoop van haar woning, omdat zij voor haar pensioen afhankelijk is van de overwaarde. Naar verwachting zal de woning echter niet heel snel verkocht worden, omdat deze niet heel courant is. Voor deze verkoop heeft zij daarom meer tijd nodig.
4.4.
[eiseres] heeft aangeboden onmiddellijk een bedrag van € 20.000,- aan de Ontvanger te betalen, welk bedrag zij voor dit doel heeft kunnen lenen van een derde, mits zij de gelegenheid krijgt haar huis in 2016 zelf te verkopen. De Ontvanger weigert dit. De rechtbank zal daarom beoordelen of de Ontvanger in verband met dit aanbod in het kader van de inherente afwijkingsbevoegdheid gehouden kan worden hieraan mee te werken.
4.5.
Ten aanzien van de door [eiseres] gestelde bijzondere omstandigheden wordt als volgt overwogen. Vaststaat dat de WOZ-waarde van de woning van [eiseres] over 2015 € 247.000,- bedroeg. [eiseres] heeft ter comparitie te kennen gegeven dat de WOZ-waarde van de woning voor het jaar 2016 op € 253.000,- is vastgesteld. De woning is belast met twee hypothecaire leningen van in totaal € 95.500,-. De marktwaarde van de woning is getaxeerd op een bedrag van ongeveer € 255.000,-. Gelet op de totale belastingschuld van [eiseres] , volgens de Ontvanger ter comparitie op dat moment € 67.477,-, resteert bij verkoop van de woning voor een bedrag van € 250.000,- een overwaarde van ruim € 150.000,-, waarvan na betaling van de belastingschuld een bedrag van ongeveer € 80.000,- voor [eiseres] overblijft. Het ligt in de lijn der verwachting dat de verkoopopbrengst van de woning bij executoriale verkoop aanzienlijk lager zal zijn dan de verkoopopbrengst bij onderhandse verkoop. Bij executoriale verkoop zal er mogelijk te weinig overblijven om ook de (volledige) belastingschuld te kunnen voldoen. Daarbij komt dat [eiseres] onweersproken heeft gesteld dat zij voor haar pensioen afhankelijk is van de in de woning opgebouwde overwaarde. Inmiddels is [eiseres] 58 jaar oud en heeft zij amper mogelijkheden een nieuw pensioen op te bouwen. Zij zal dan ook door een executoriale verkoop van de woning bijzonder zwaar worden getroffen. In zoverre is naar het oordeel van de rechtbank sprake van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 4:84 Awb.
Vervolgens moet beoordeeld worden of toepassing van de beleidsregel gevolgen heeft die wegens die bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Daarvoor moet een belangenafweging worden gemaakt.
4.6.
De Ontvanger heeft in dit kader gewezen op de noodzaak van een effectieve invordering en op het concurrentieaspect. Met dat laatste aspect doelt de Ontvanger op de omstandigheid dat [eiseres] , door een onderneming te drijven en niet aan haar belastingverplichtingen te voldoen, een concurrentievoordeel heeft ten opzichte van ondernemers die wel aan hun belastingverplichtingen voldoen.
Het belang van een effectieve invordering is naar het oordeel van de rechtbank evident, en dat is als zodanig ook niet door [eiseres] betwist. Wat betreft het concurrentieaspect is onvoldoende weersproken dat [eiseres] slechts een marginale onderneming drijft. De onderneming is nooit goed van de grond gekomen. [eiseres] heeft in dat kader onweersproken aangevoerd dat zij weinig winst maakt. [eiseres] heeft toegelicht dat haar onderneming te lijden heeft gehad onder de economische crisis en dat zij eenvoudigweg niet de middelen had en heeft om de belastingheffingen te betalen. Gelet op de beperkte omvang van de activiteiten en het feit dat al langere tijd afscheid is genomen van het personeel, kan naar het oordeel van de rechtbank aan het concurrentieaspect niet veel gewicht worden toegekend.
4.7.
Het voorgaande laat onverlet dat [eiseres] kan worden verweten dat zij lange tijd onvoldoende heeft gereageerd op aanzeggingen van de fiscus en dat zij niet eerder dan tijdens deze procedure met concrete voorstellen is gekomen, of haar woning eerder heeft geprobeerd te verkopen, zoals de Ontvanger haar eveneens tegenwerpt.
4.8.
Wat betreft de belangen van [eiseres] is het volgende van belang. Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er een aanzienlijke kans dat een executoriale veiling van het onroerend goed zeer ernstige gevolgen zal hebben voor [eiseres] . De kans is reëel dat [eiseres] bij executoriale verkoop na betaling van de hypothecaire leningen en de belastingschuld met een restschuld geconfronteerd zal worden. Hoe dan ook zal zij niet over het voor haar pensioen bestemde deel van de overwaarde kunnen beschikken. Daarbij is in aanmerking genomen dat er geen enkele aanwijzing is dat [eiseres] ooit wel over voldoende liquide middelen heeft beschikt om de belastingschuld te betalen, maar deze voor andere doelen dan het betalen van belasting heeft aangewend. De Ontvanger verliest in het voorstel van [eiseres] voorts geen aanspraken op betaling, omdat slechts sprake zal zijn van een in tijd begrensd verder uitstel van betaling. Bovendien heeft [eiseres] een reëel aanbod gedaan om nu € 20.000,- te betalen aan de Ontvanger.
4.9.
Alle omstandigheden in aanmerking nemende en vooral gelet op het aanbod om nu een bedrag van € 20.000,- te betalen en op de omstandigheid dat het verzoek om uitstel is beperkt tot 1 januari 2017, is de rechtbank van oordeel dat de belangen van [eiseres] bij executoriale verkoop van haar woning onevenredig worden geschaad in relatie tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
4.10.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is het verzet gegrond. De overige door [eiseres] aangevoerde grondslagen behoeven daarom geen bespreking.
Partijen hebben op de comparitie besproken dat in het geval het verzet zou slagen, de Ontvanger afziet van een recht van tweede hypotheek op het onroerend goed zoals door [eiseres] aangeboden, en partijen zijn het erover eens dat in geval van gegrondverklaring van het verzet, een schorsing van de tenuitvoerlegging van de gelegde beslagen tot uiterlijk 1 januari 2017 zal duren, onder de voorwaarde dat [eiseres] vóór 1 mei 2016 een bedrag van € 20.000,00 aan de Ontvanger heeft betaald ter aflossing van de belastingschulden. Aldus zal hierna worden beslist.
Het beslag zal niet worden opgeheven, waarbij de rechtbank ervan uitgaat dat in het geval [eiseres] zal slagen in de verkoop van haar woning, de Ontvanger zondermeer zal meewerken aan tijdige opheffing van het beslag.
4.11.
[eiseres] heeft pas in de procedure een voorstel gedaan tot betaling van een deel van de belastingschuld en heeft haar woning pas onlangs te koop aangeboden. Onder die omstandigheden zullen partijen als over en weer in het ongelijk gesteld ieder de eigen kosten van de procedure moeten dragen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart het verzet gegrond,
5.2.
stelt de dwangbevelen waarvoor cumulatief beslag is gelegd buiten werking tot uiterlijk 1 januari 2017, onder de voorwaarde dat [eiseres] uiterlijk op 30 april 2016 een bedrag van € 20.000,00 aan de Ontvanger heeft betaald,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A.M Vaessen en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2016.
Coll. AEP