ECLI:NL:RBGEL:2016:2666

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 mei 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 7044
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Groverman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen omgevingsvergunning voor dakkapel in beschermd stadsgezicht Arnhem-Spijkerkwartier

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor de bouw van een dakkapel op een pand in Arnhem. Eiser, die in de nabijheid woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning die op 20 april 2015 door het college van burgemeester en wethouders van Arnhem was verleend. Eiser betoogde dat de dakkapel in strijd is met redelijke eisen van welstand, vooral gezien het beschermde stadsgezicht Arnhem-Spijkerkwartier.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dakkapel is geplaatst in het schuine dakvlak van het pand en dat deze vanaf de straat en tuin nauwelijks zichtbaar is. De rechtbank heeft de beoordelingsvrijheid van de gemeente bij de welstandsbeoordeling in acht genomen en geconcludeerd dat de gemeente zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de dakkapel voldoet aan de welstandseisen. De rechtbank heeft daarbij de adviezen van de welstandscommissie en het Gelders Genootschap in overweging genomen, waarbij de welstandscommissie tot de conclusie kwam dat de dakkapel 'nog net acceptabel' is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat er geen grond was om te oordelen dat de omgevingsvergunning ten onrechte was verleend. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan door rechter M. Groverman, in tegenwoordigheid van griffier M.H. Dijkman. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/7044

uitspraak van de enkelvoudige kamer van

in de zaak tussen

[eiser], eiser,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 20 april 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan [vergunninghouder] omgevingsvergunning verleend als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) voor de bouw van een dakkapel op het pand [pand] (hierna: het pand), in afwijking van een bij besluit van 19 december 2013 voor die dakkapel verleende omgevingsvergunning.
Bij besluit van 22 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
W.M.A.J. Jansen is in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 17 maart 2016.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.M. Kapteijns.

Overwegingen

1. De dakkapel is geplaatst in het (schuine) dakvlak van het pand, op ongeveer gelijke afstand van de voor- en de achtergevel, aan de zijde van het schuine dakvlak van het aangrenzende pand, waar eiser zijn appartement [pand 2] heeft. Vanuit het (vlakke) zolderraam van zijn zolderetage kan eiser de dakkapel zien. De dakkapel is vanaf het straat-, tuin- en erfniveau aan voor- en achterzijde van het pand (nagenoeg) geheel aan het zicht onttrokken.
De afwijking van de eerder verleende – inmiddels in rechte onaantastbaar geworden – omgevingsvergunning van 19 december 2013 voor de bouw van de dakkapel, betreft de plaatsing van de dakkapel ten opzichte van de dakvoet.
Het pand ligt in het van Rijkswege beschermde stadsgezicht Arnhem-Spijkerkwartier/ Boulevardkwartier.
2. Het geschil betreft het uiterlijk aanzien van de dakkapel.
Eiser betoogt dat de dakkapel in strijd is met redelijke eisen van welstand, zodat de omgevingsvergunning – gelet op het bepaalde in artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder d, van de Wabo – ten onrechte is verleend. Dit betoog heeft hij geadstrueerd met een door hem ingebracht advies ter zake van het Gelders Genootschap van 14 december 2015. Volgens dit advies voldoet het bouwplan niet aan de criteria van de in de gemeentelijke Welstandsnota 2013 voor het beschermde stadsgezicht voorgeschreven “zware toets”.
Verweerder baseert zijn standpunt dat de dakkapel voldoet aan redelijke eisen van welstand op het advies van 18 maart 2015 van de welstandscommissie (de toenmalige zogeheten Arnhemse Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit en Monumenten) en op het nader – naar aanleiding van het advies van het Gelders Genootschap van 14 december 2015 – uitgebrachte advies 29 februari 2016 van de welstandscommissie (het huidige zogeheten Team Welstand).
3. In aanmerking genomen de beoordelingsvrijheid die verweerder bij zijn welstandsbeoordeling toekomt, moet de rechtbank beoordelen of verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de dakkapel niet in strijd is met redelijke eisen van welstand, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving, beoordeeld naar de criteria van de Welstandsnota 2013.
Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
4. Uit de adviezen van de welstandscommissie en van het Gelders Genootschap blijkt dat beide instanties aan de criteria van de Welstandsnota 2013 hebben getoetst.
Uit de adviezen van beide instanties komt naar voren dat zij allebei, aldus toetsende, voorzichtig uitgedrukt, moeite hebben met het uiterlijk van de dakkapel (en de afwerking daarvan) op zichzelf. De rechtbank acht dit – eigenlijk niet echt positieve – oordeel, gezien de foto’s van de dakkapel, zonder meer begrijpelijk.
Bij het advies van het Gelders Genootschap leidt dit punt tot het negatieve eindoordeel, evenwel zonder het uiterlijk van deze dakkapel in verband met de omgeving te beoordelen. De welstandscommissie heeft het laatste aspect – de omgeving dus – wel uitdrukkelijk bij haar beoordeling betrokken en is aldus tot het eindoordeel gekomen dat de dakkapel “nog net acceptabel” is en dus voldoet aan redelijke eisen van welstand. Daarbij heeft kennelijk de (on-) zichtbaarheid vanaf straat- en achterzijde de doorslag gegeven: volgens de welstandscommissie schaadt de dakkapel, gezien de bijzondere situering, het rijksbeschermd stadsgezicht niet. Verweerder heeft zich daarbij aangesloten en dit advies overgenomen.
In aanmerking genomen de (on-) zichtbaarheid in de omgeving en gelet op de in de Welstandsnota 2013 geformuleerde criteria met betrekking tot het “aanzicht” van bijvoorbeeld de oorspronkelijke kapvorm en het achitectonische “beeld” daarvan in verband met de (min of meer) monumentale omgeving van het pand, acht de rechtbank het advies van de welstandscommissie niet onbegrijpelijk. Het eindoordeel van het advies van het Gelders Genootschap acht de rechtbank daarentegen niet deugdelijk, omdat het omgevingsaspect daarbij kennelijk niet is betrokken. De begrijpelijkheid van het oordeel van het Gelders Genootschap (en van eiser) dat de dakkapel op zichzelf beschouwd niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, kan daaraan niet afdoen.
Uit het vorenstaande volgt dat de rechtbank dus geen grond aanwezig acht voor het oordeel dat verweerder zijn standpunt omtrent de welstand niet op het positieve advies van de welstandscommissie mocht baseren.
De rechtbank acht derhalve evenmin grond aanwezig voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de dakkapel niet in strijd is met redelijke eisen van welstand.
Het betoog van eiser faalt.
5. Hetgeen eiser verder naar voren heeft gebracht – onder meer zijn klacht dat verweerder niet op zijn handhavingsverzoek heeft beslist – is voor de beoordeling van het bestreden besluit niet relevant, omdat dat, gelet op het dwingend bepaalde in artikel 2.10, eerste lid, van de Wabo, niet tot vernietiging kan leiden.
6. Uit het vorenstaande volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Groverman, rechter, in tegenwoordigheid van
mr. M.H. Dijkman, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.