ECLI:NL:RBGEL:2016:2868

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 mei 2016
Publicatiedatum
27 mei 2016
Zaaknummer
240481
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot overname van aandelen in een onderneming met benoeming van een deskundige voor waardebepaling

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 18 mei 2016 een tussenvonnis uitgesproken in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, die broers zijn en betrokken bij een onderneming. Eiser vordert dat gedaagde de aandelen van hem in de onderneming overneemt. De rechtbank heeft in dit tussenvonnis bepaald dat gedaagde moet overgaan tot de overname van de aandelen tegen een door de rechtbank te bepalen prijs, na deskundigenadvies. De rechtbank benoemt een deskundige, Thomas Notenboom, om de waarde van de aandelen te schatten. De rechtbank heeft ook de procedure uiteengezet, inclusief de verplichtingen van beide partijen om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank heeft bepaald dat beide partijen een voorschot van € 18.750,00 moeten deponeren voor de kosten van de deskundige. De deskundige moet binnen twee weken na de betaling van het voorschot een afspraak maken voor het onderzoek. De rechtbank heeft verder aangegeven dat de deskundige zich kan wenden tot de rechter voor vragen en dat de deskundige een rapport moet indienen binnen drie maanden na aanvang van het onderzoek. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenbericht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/240481 / HA ZA 13-158
Vonnis van 18 mei 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. J.B.R. Daniels te Arnhem,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.H. ten Have te Amstelveen.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 maart 2016
  • de akte overlegging producties van [gedaagde] van 23 maart 2016.
1.2.
Vervolgens is weer vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie en in reconventie

2.1.
De rechtbank verwijst naar en blijft bij het tussenvonnis van 9 maart 2016 en de daaraan voorafgaande vonnissen.
2.2.
Bij het vonnis van 9 maart 2016 heeft de rechtbank [gedaagde] opgedragen om jaarrekeningen in het geding te brengen. Dat heeft [gedaagde] gedaan.
2.3.
Thans is de zaak rijp voor een vonnis waarbij (in conventie) [gedaagde] zal worden veroordeeld om de aandelen van [eiser] in [bedrijf 1] over te nemen tegen de door rechtbank na deskundigenadvies te bepalen prijs. De rechtbank zal te gelegener tijd, bij het eindvonnis, ook de gevorderde dwangsom toewijzen, zij het gemaximeerd.
2.4.
De rechtbank zal na te noemen deskundige benoemen om de waarde van de (helft van de) aandelen [bedrijf 1] te schatten. Blijkens de overgelegde jaarrekeningen bestaat het actief van deze vennootschap grotendeels uit vorderingen op groepsmaatschappijen en directie en participanten, maar zeer belangrijk is ook de 50% deelneming in [bedrijf 2] Dit betekent dat ook de waarde van die deelneming zal moeten worden vastgesteld en daarvoor is, anders dan [gedaagde] betoogt, noodzakelijk dat wordt beoordeeld of activa van [bedrijf 2] moeten worden herwaardeerd. Daarbij gaat het (vooral) om de bedrijfsgebouwen en terreinen, machines en installaties en transportmiddelen.
2.5.
Wat betreft de waarderingsmethode gaat de rechtbank ervan uit dat de deskundige de Discounted Cash Flow (DCF) methode zal gebruiken. Bij de waardering van de deelneming zal de deskundige, anders dan [gedaagde] meent, eraan voorbij moeten gaan dat vader [naam] de facto een vetorecht kan uitoefenen. Dat kan hem immers, gezien ook hetgeen eerder is overwogen, zo nodig worden ontnomen in een daarvoor geëigende procedure.
2.6.
Voorts overweegt de rechtbank dat de deskundige als peildatum voor de waardering van de aandelen de datum van dit vonnis zal moeten aanhouden. Er is, anders dan [eiser] betoogt, geen geldige reden om 31 december 2012 als de peildatum aan te houden. Op zichzelf kan [eiser] wel worden toegegeven dat alles erop wijst dat de intrinsieke waarde van [bedrijf 2] , mede in het licht van het faillissement van de werkmaatschappij [bedrijf 3] , sindsdien aanzienlijk is verminderd, maar dit maakt de aandelen van [bedrijf 1] per de datum van overdracht van [eiser] ’s 50% niet meer waard.
2.7.
De rechtbank wijst [eiser] op het vierde lid van artikel 2:343 BW, waarin de wetgever heeft voorzien in de mogelijkheid om een billijke verhoging toe te passen in verband met gedragingen van de verblijvende aandeelhouder(s) of anderen. Het is echter niet aan de deskundige, die nu door de rechtbank wordt benoemd, om te bepalen of die verhoging moet worden toegepast, maar aan de rechtbank zelf. Dit punt kan na de waardering door de deskundige aan de orde worden gesteld in de nadere processtukken. De rechtbank leest in de stukken dat [eiser] meent dat de deconfiture en de waardevermindering sinds ultimo 2012 niet op zijn conto mogen komen, maar dat [gedaagde] juist vindt dat die neergang te wijten is aan het vertrek en de concurrentie van [eiser] .
2.8.
Op basis van de laatste jaarrekeningen, die over 2014, heeft de rechtbank met de beoogde deskundige overlegd over de hoogte van het te deponeren voorschot. Hieruit zullen in beginsel moeten kunnen worden bekostigd zowel het eigen honorarium en de kosten van de deskundige als de kosten van de door de deskundige in te schakelen derden-taxateurs, die naar verwachting de materiële vaste activa van [bedrijf 2] zullen moeten herwaarderen. Het gaat dan ook om een aanzienlijk voorschot.
2.9.
De aard van dit geding en de omstandigheden van het geval, waaronder de familierelatie tussen partijen, geven de rechtbank aanleiding om, in afwijking van de hoofdregel van artikel 195 Rv, te bepalen dat ieder van partijen de helft van dat voorschot moet deponeren.
2.10.
De rechtbank wijst erop dat partijen wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De rechtbank zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder beslissing wordt omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de rechtbank daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.11.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om de aandelen van [eiser] in de besloten vennootschap [bedrijf 1] over te nemen tegen betaling van de door de rechtbank bij eindvonnis na deskundigenadvies te bepalen prijs,
3.2.
beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de volgende vragen:
wat is de waarde van de aandelen in [bedrijf 1] per heden?
heeft u nog overige opmerkingen die voor de beoordeling van de zaak van belang zouden kunnen zijn?
3.3.
benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten:
Thomas Notenboom RA RV FFE | Partner-shareholder
Mazars Financial Advisory Services[adresgegevens] | The Netherlands
[telefoonnummer]
[emailadres] | [website]
3.4.
bepaalt dat de griffier een kopie van dit vonnis aan de deskundige zal toezenden,
3.5.
bepaalt dat [eiser] binnen twee weken na datum van dit vonnis (kopieën van) de overige processtukken aan de rechtbank Gelderland, Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Arnhem, civiele roladministratie, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem zal doen toekomen,
3.6.
bepaalt dat beide partijen, ieder voor zich, als voorschot op de kosten van de deskundige een bedrag van € 18.750,00 (inclusief btw) binnen twee weken na heden ter griffie van deze rechtbank dienen te deponeren door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen,
3.7.
bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het volledige voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek behoeft te beginnen,
3.8.
bepaalt dat de deskundige binnen twee weken nadat hij bericht heeft gekregen dat het volledige voorschot is gedeponeerd met de partijen een afspraak moet hebben gemaakt voor een datum en tijdstip waarop het onderzoek zal plaatsvinden en die datum aan de rechtbank moet hebben doorgegeven, tenzij een dergelijke afspraak vanwege de aard van het onderzoek naar het oordeel van de deskundige niet nodig is,
3.9.
bepaalt dat indien een partij of de deskundige de aldus afgesproken datum voor het onderzoek wil wijzigen, die partij of de deskundige daartoe een schriftelijk gemotiveerd verzoek moet doen aan de griffie van de rechtbank, met afschrift aan de andere betrokkenen,
3.10.
bepaalt dat de deskundige zich met vragen over het onderzoek kan wenden tot de rechter mr. N.W. Huijgen,
3.11.
bepaalt dat de deskundige bij het onderzoek de partijen in de gelegenheid moet stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het schriftelijk bericht moet doen blijken of aan dit voorschrift is voldaan, onder vermelding in dat bericht van de eventueel gemaakte opmerkingen en/of gedane verzoeken,
3.12.
bepaalt dat de deskundige een schriftelijk en ondertekend conceptrapport zal inleveren ter griffie van deze rechtbank binnen drie maanden na aanvang van zijn onderzoek, waarna schriftelijk nadere instructies van de rechtbank zullen volgen over de indiening van het definitieve rapport en de declaratie van de deskundige,
in conventie voorts en in reconventie
3.13.
verwijst de zaak naar de rolzitting van vier weken na de datum waarop het definitieve rapport ter griffie is ingeleverd voor het nemen van een conclusie na deskundigenbericht aan de zijde van [eiser] of voor bepaling datum vonnis,
3.14.
houdt iedere verdere beslissing aan,
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2016.