In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 9 maart 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en gedaagde over de overname van aandelen in een onderneming. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B.R. Daniels, vorderde dat gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.H. ten Have, zijn aandelen in de onderneming zou overnemen. De rechtbank oordeelde dat het voortduren van het aandeelhouderschap van eiser in de onderneming niet redelijk was, gezien de gedragingen van gedaagde, die een blokkade veroorzaakten en de ontwikkeling van de onderneming belemmerden. De rechtbank besloot deskundige(n) te benoemen om de prijs van de aandelen vast te stellen, conform artikel 2:339 lid 1 juncto 2:343 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
De procedure verliep via een tussenvonnis van 18 november 2015 en aktes van beide partijen op 27 januari 2016. De rechtbank benadrukte dat de informatie die tot nu toe was aangeleverd onvoldoende was om de waarde van de aandelen te bepalen. Eiser en gedaagde moesten jaarrekeningen overleggen van de laatste vijf jaren om een goed inzicht te krijgen in de financiële situatie van de onderneming. De rechtbank gaf gedaagde de gelegenheid om deze stukken in het geding te brengen, met de waarschuwing dat er consequenties verbonden konden worden aan het verzuim om hieraan te voldoen.
De rechtbank hield iedere verdere beslissing aan en verwees de zaak opnieuw naar de rol voor overlegging van de jaarrekeningen. De rechtbank zal na ontvangst van deze stukken beslissen over de hoogte van het voorschot voor de deskundige en de peildatum van de waardering. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. N.W. Huijgen op 9 maart 2016.