Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Gelderland
In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, is behandeld, gaat het om een executiegeschil waarbij de eiser, [eiser], verzoekt om schorsing van de tenuitvoerlegging van een eerder kortgedingvonnis. Dit vonnis, dat op 27 januari 2016 is gewezen, verplichtte [eiser] om de tenaamstelling van een hypothecaire lening te wijzigen, zodat deze enkel op zijn naam komt te staan, en om [gedaagde] te ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid. Bij niet-nakoming van deze verplichting verbeurde [eiser] dwangsommen. De eiser stelt dat hij niet in staat is om aan deze veroordeling te voldoen, onder andere door een betalingsachterstand en de afhankelijkheid van de medewerking van de hypotheekverstrekker. De voorzieningenrechter oordeelt dat er geen sprake is van een juridische of feitelijke misslag in het eerdere vonnis en dat de vraag of [eiser] in de onmogelijkheid verkeert om aan de veroordeling te voldoen, door de dwangsomrechter moet worden beantwoord. De voorzieningenrechter schorst de tenuitvoerlegging van de dwangsommen, maar onder de voorwaarde dat [eiser] vóór een bepaalde datum een procedure aanhangig maakt bij de dwangsomrechter. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.