ECLI:NL:RBGEL:2016:2972

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 mei 2016
Publicatiedatum
3 juni 2016
Zaaknummer
282760
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over relatiebeding en onrechtmatig handelen in arbeidsrelaties

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een geschil over een relatiebeding tussen een besloten vennootschap (hierna: eiser) en verschillende gedaagden, waaronder een naamloze vennootschap en twee andere partijen. De eiser vorderde onder andere schadevergoeding en een verklaring voor recht dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door het overtreden van het relatiebeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen sprake was van schending van het relatiebeding, omdat de gedaagden na afloop van de overeenkomst met eiser direct voor een aan eiser gelieerde onderneming zijn gaan werken, wat niet in strijd was met de afspraken die eerder waren gemaakt. De rechtbank heeft de vorderingen van eiser in conventie afgewezen en geoordeeld dat eiser de proceskosten moest vergoeden aan de gedaagden. In reconventie heeft de rechtbank geoordeeld dat het door eiser gelegde conservatoire beslag onrechtmatig was en heeft eiser veroordeeld tot schadevergoeding aan de gedaagden. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagden toegewezen en eiser in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/282760 / HA ZA 15-255/103
Vonnis van 11 mei 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. P.W. Tubbergen te Rotterdam, die zich op 11 maart 2016 heeft onttrokken.
tegen
1. naamloze vennootschap
[verweerder 1],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F.A.M. Knüppe te Arnhem,
2.
[verweerder 2],
wonende te [plaats 3] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. J. Niezen te Amsterdam,
3.
[verweerder 3],
wonende te [plaats 4] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. M.J.H. Ruijters te Almere.
Partijen zullen hierna [eiser] , [verweerder 1] , [verweerder 2] en [verweerder 3] genoemd worden. Gedaagden zullen gezamenlijk [gedaagden] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 9 december 2015,
  • het proces-verbaal van comparitie van 11 maart 2016,
  • de ter comparitie genomen akte wijziging/vermeerdering eis van [verweerder 3] .
1.2.
Nadat de advocaat van [eiser] zich heeft onttrokken en zich geen andere advocaat heeft gesteld is ten slotte vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] houdt zich onder meer bezig met het ter beschikking stellen van specialisten op het gebied van telecommunicatie. De heer [naam 1] (verder: [naam 1] ) is vanaf 1 januari 2011 statutair bestuurder van [eiser] .
2.2.
[eiser] heeft met [bedrijf 7] Group Solutions b.v. (verder: [bedrijf 1] ) een subleveranciersovereenkomst voor het leveren van tijdelijke arbeid aan [verweerder 1] (verder : de subleveranciersovereenkomst) gesloten. Met de subleveranciersovereenkomst als grondslag heeft [eiser] als subleverancier van [bedrijf 1] [verweerder 2] en [verweerder 3] als arbeidskrachten ter beschikking gesteld aan [verweerder 1] .
2.3.
Tussen [eiser] en [verweerder 2] is een “Raamovereenkomst inhuur” (verder: de raamovereenkomst) gesloten en een “Nadere Overeenkomst Inhuur”, (verder: de nadere overeenkomst), beide gedateerd 1 november 2011. Van de nadere overeenkomst, waarin [verweerder 2] wordt aangeduid als opdrachtnemer, maakt als onderdeel van artikel 1.6. de volgende bepaling deel uit (verder: het relatiebeding):
Het is opdrachtnemer verboden om, binnen een tijdvak van twee jaar na het einde van de opdracht, direct vervolgopdrachten aan te nemen of in dienstbetrekking werkzaamheden te verrichten voor [verweerder 1] /[bedrijf 4]/[bedrijf 5] of aan deze organisaties gelieerde ondernemingen. Vervolgopdrachten welke voortvloeien uit deze opdracht verlopen via [eiser] .
Bij overtreding van de bovenstaande verboden verbeurt opdrachtnemer ten behoeve van [eiser] een onmiddellijke opvorderbare en niet voor matiging vatbare boete van € 1.000-- voor elke dag dat opdrachtnemer in overtreding is, onverminderd de gehoudenheid tot betaling van de volledige schadevergoeding indien de schade voor [eiser] meer dan genoemd bedrag per dag mocht bedragen.
2.4.
Ook tussen [eiser] en [verweerder 3] is een “Raamovereenkomst inhuur”, gesloten, gedateerd 28 augustus 2012. Aan [verweerder 3] is ook een “Nadere Overeenkomst Inhuur” aangeboden met daarin als onderdeel van artikel 1.6. een bepaling die gelijk is aan het relatiebeding. Op 11 november 2012 schrijft [verweerder 3] een mailbericht aan (de bestuurder van) [eiser] met voor zover hier van belang de volgende inhoud.
Hierbij de ondertekende versie van de raamovereenkomst retour.
Voor wat betreft de Nadere Overeenkomst en aanvullend op de discussie omtrent artikel 1.6 bijzonderheden en specifiek het deel waarin geschreven is ‘het is de opdrachtnemer verboden om…’
In ons gesprek heb ik hierop aangegeven dat ik in dit artikel opgenomen wil zien als voorwaarde dat [eiser] voor de functie preferred supplier zou moeten zijn. Als het gaat om een functie waar [eiser] niet op mag aanbieden maar om wat voor reden dan ook ik wel kandidaat ben voor de invulling wil ik dat kunnen doen.
Mocht het zo zijn dat lopende de opdracht welke ik via [eiser] uitvoer en de partijen raken gebrouilleerd, dan wil ik niet als slachtoffer eruit komen en de mogelijkheid hebben om de opdracht af te ronden, in dat geval hetzij rechtstreeks hetzij via een andere partij.
Kan je dit opnemen in het artikel?
2.5.
[verweerder 3] heeft de nadere overeenkomst niet ondertekend. Door [eiser] is niet gereageerd op het mailbericht van [verweerder 3] van 11 november 2012. [verweerder 3] heeft in het kader van de raamovereenkomst werkzaamheden voor [verweerder 1] uitgevoerd en bij [eiser] gedeclareerd conform de tarieven en het contractnummer van de niet-getekende nadere overeenkomst.
2.6.
De subleveranciersovereenkomst is op 20 mei 2014 per juni 2014 door [bedrijf 1] opgezegd, hetgeen met zich bracht dat de opdrachten aan [verweerder 2] en [verweerder 3] per 30 juni afliepen. Omdat behoefte bestond de samenwerking voort te zetten is [verweerder 1] met [eiser] in overleg getreden. Namens [eiser] heeft [naam 1] op 28 mei 2014 het volgende mailbericht aan [verweerder 1] gestuurd:
Zoals hedenochtend telefonisch besproken, hierbij ons voorstel.
De huidige overeenkomst met [bedrijf 6] is opgezegd en zal per eind juni beëindigd worden. De mogelijkheid is geboden in het belang van [verweerder 1] en de medewerkers ([verweerder 2] , [verweerder 3] […]) om voor een beperkte periode een overgang situatie te creëren. Ik heb overleg gehad met de mannen welke thans bij jullie geplaatst zijn. Zij hebben aangegeven het prima naar hun zin te hebben en hebben tevens aangegeven de verwachting te hebben dat ze langdurig nog bij [verweerder 1] werkzaam kunnen zijn. Zij hebben eveneens aangegeven dat zij de bereidheid hebben om direct voor [verweerder 1] te gaan werken het zij als ZZP-ers of in loondienst. Ons voorstel is dat de mannen voor de periode van 4 maanden, direct vanuit [eiser] aan jullie/ [verweerder 1] worden gefactureerd tegen de thans geldende tarieven en dat zij na deze periode van 4 maanden vrij zijn om zich direct aan jullie te verhuren als ZZP-ers of bij jullie in dienst te treden, zonder dat ze door ons gehouden worden aan het getekende relatiebeding. Bij het vaststellen van de periode van 4 maanden dient rekening gehouden te worden met de vakantie’s van de heren. Indien een van de heren tijdens deze periode van 4 maanden een vakantie opneemt, dan wordt de overeengekomen periode van 4 maanden, verlengd met het door de medewerker opgenomen aantal vakantie dagen.
2.7.
Per mailbericht van 23 juni 2014 bericht [verweerder 1] aan [eiser] :
Zoals net besproken, hierbij bevestiging van onze wens in reactie op jouw eerdere voorstel:
[…] De verlenging van [verweerder 3] en [verweerder 2] , op basis van onderstaande afspraak, voor een periode van 4 maanden is akkoord, onder voorwaarde dat het tarief van [verweerder 3] € 90,- wordt;
Ik zie bevestiging van de afspraken na afstemming door jou met de heren graag tegemoet.
2.8.
[naam 1] reageert per mailbericht van 25 juni 2014:
Ik heb inmiddels met de mannen kunnen overleggen. Als we voor Roel een tarief kunnen afspreken voor de resterende periode van € 95,-- dan zijn we eruit. Dan delen we de pijn een beetje. Ik hoor graag van je.
2.9.
[verweerder 1] reageert per mailbericht van dezelfde datum:
Wat [verweerder 3] betreft is € 90,- echt het maximum en geen ruimte om daarin omhoog te gaan. Hij zit al een te lange tijd boven de benchmark voor zijn functie en daarmee komt ook het budget vanuit de opdrachtgever in de knel.
2.10.
In een mailbericht van 25 juni 2014 schrijft [naam 1] aan [verweerder 3] :
Zoals zojuist besproken hierbij de bevestiging. Het contract tussen [bedrijf 6] en [eiser] is per eind juni door [bedrijf 6] in overleg met [verweerder 1] opgezegd. Dus dit zou in principe hebben ingehouden dat volgende week de werkzaamheden zouden worden beëindigd.
[verweerder 1] heeft aangegeven eenmalig voor een periode van 4 maanden het contract voor jou, dus tot eind oktober, te willen verlengen. Met andere woorden er komt voor de periode van 4 maanden een directe overeenkomst tussen [verweerder 1] en [eiser] . Dit onder de voorwaarde, dan wij na deze periode van 4 maanden, de ingehuurde ZZP-ers waaronder jij, vrijwaren van het relatie beding.
Dit relatiebeding weerhoudt [verweerder 1] ervan om jou direct in te huren. Wel heeft [verweerder 1] aangegeven, Martijn Visser, dat jouw tarief voor deze periode van 4 maanden wordt verlaagd.
Ik kan mij vinden in deze constructie. Waarbij ik jouw verzoek gezien de tarief verlaging om voor deze periode van 4 maanden je uurtarief aan te passen van € 65,-- naar € 60,-- per uur. Dit impliceert dat jij vanaf 1 november een directe deal met [verweerder 1] kunt maken omtrent jouw verdere inhuur aldaar. Ik heb van [verweerder 1] begrepen dat de kans groot is dat je ook na 30 oktober voor een langere periode door [verweerder 1] zal worden ingehuurd.
Wil je mij svp zsm laten weten of je met dit voorstel akkoord kunt gaan. Dan kan ik deze week nog de zaken contractueel/juridisch inregelen met [verweerder 1] .
2.11.
In een mailbericht van 30 juni 2014 schrijft [naam 1] aan [verweerder 3] :
[…] Er werd aangegeven dat [verweerder 1] in het geval dat er sprake was van het doorverhuren van ZZP-ers deze in het vervolg direct wilde inhuren. Voor jou en Rob werd door inkoop [verweerder 1] aangegeven dat men graag de inhuur eenmalig, als een soort van afkoop voor een periode van 4 maanden wilde continueren. Na deze eenmalige verlenging door [verweerder 1] , wil [verweerder 1] de mogelijkheid hebben om jullie direct een aanbieding te doen.
Afgesproken werd dat [verweerder 1] een voorstel hiertoe zou uitbrengen. […] Vorige week pas ontving ik uiteindelijk na heel veel belletjes en mails mijnerzijds een reactie van [verweerder 1] , wel werd toen voor zowel jou als Rob een tarief aanpassing gevraagd/geëist met als reden dat de tarieven in lijn moesten worden gebracht met de functies waarop jullie zijn ingeschaald. Er bleef gezien de tijdsdruk weinig keus over dan het voorstel te accepteren, anders hadden jullie vandaag afscheid moeten nemen.
Aangezien het volgens [verweerder 1] de bedoeling is dat jullie na oktober voor langere tijd zullen worden ingehuurd, heb ik gezien de tariefsverlaging en het feit dat wij overwegen jou de mogelijkheid te bieden je direct aan [verweerder 1] te verhuren gevraagd om de tariefsverlaging van € 5,-- door te voeren.
2.12.
[verweerder 2] en [verweerder 3] zijn hierop van 1 juli 2014 tot 1 november 2014 zonder tussenkomst van [bedrijf 1] en met tussenkomst van [eiser] bij [verweerder 1] te werk gesteld voor een tarief van € 90,00 per uur.
2.13.
Vanaf 1 november 2014 hebben [verweerder 2] en [verweerder 3] zonder tussenkomst van [eiser] werkzaamheden verricht voor [verweerder 1] .
2.14.
In, voor zover hier relevant gelijke, brieven van 12 december 2014 aan [verweerder 2] en [verweerder 3] schrijft de raadsman van [eiser] aan ieder van hen:
[…] Cliënte heeft bericht dat zij bereid was om na een periode van vier maanden in te stemmen met de directe verhuur van uzelf door uzelf als zzp’er aan [verweerder 1] of uw indiensttreding bij [verweerder 1] om u in staat te stellen een rechtstreekse verbintenis met [verweerder 1] aan te gaan en daarmee uw werkgelegenheid langdurig te verzekeren.
Cliënte heeft evenwel moeten ondervinden dat u sedert 1 november 2014 en dus binnen een tijdvak van twee jaar na het einde van de opdracht direct een vervolgopdracht hebt aangenomen van een aan [bedrijf 7] gelieerde organisatie - te weten [bedrijf 2] , tevens handelend onder de naam Vitae, evenals [bedrijf 7] een 100% dochter van [bedrijf 7] en met dezelfde bestuurder - om werkzaamheden te verrichten voor [verweerder 1] /[bedrijf 4] of aan deze organisaties gelieerde ondernemingen.
U hebt daarmee art. 1.6 van de nadere overeenkomst overtreden en hebt een boete van € 1.000,00 per dag verbeurd die tot op heden is opgelopen tot € 42.000,00 en die aan het eind van deze maand zal zijn opgelopen tot € 61.000,00, onverminderd het recht van cliënte op volledige schadevergoeding.
Ik verzoek u dan ook - en zo nodig sommeer ik u - hierdoor uw werkzaamheden voor [verweerder 1] met ogenblikkelijke ingang te staken en gestaakt te houden, mij dit schriftelijk te bevestigen en de tot dusverre verbeurde boetes van € 42.000,00 vermeerderd met € 1.000,00 voor elke dag dat u uw werkzaamheden na heden, 12 december 2014, nog niet gestaakt zult hebben binnen vijf dagen na heden bij de doen schrijven op mijn op onze gelden van derdenrekening […].
De toestemming die cliënte bij haar e-mail van 28 mei 2014 had verleend om rechtstreeks voor [verweerder 1] te gaan werken als zzp’er of in loondienst - waarvan dus geen gebruik is gemaakt - wordt hierbij ingetrokken.
2.15.
In een brief aan [verweerder 1] van 12 december 2014 (verder: de brief van 12 december 2014) schrijft de raadsman van [eiser] :
[…] Cliënte heeft bericht dat zij bereid was om na een periode van vier maanden in te stemmen met de directe verhuur van de heren [verweerder 3] en [verweerder 2] door henzelfzelf als zzp’er aan [verweerder 1] of hun indiensttreding bij [verweerder 1] om hen in staat te stellen een rechtstreekse verbinding met [verweerder 1] aan te gaan en daarmee uw werkgelegenheid langdurig te verzekeren.
Cliënte heeft evenwel moeten ondervinden dat [verweerder 1] de heren [verweerder 3] en [verweerder 2] niet in loondienst heeft genomen noch rechtstreeks als zzp’er heeft ingehuurd doch heeft toegestaan dat zij in strijd met hun relatiebeding een vervolgopdracht hebben aangenomen van een zustervennootschap van [bedrijf 7] te weten [bedrijf 2] ., tevens handelend onder de naam Vitae, evenals [bedrijf 7] een 100% dochter van [bedrijf 7] en met dezelfde bestuurder als [bedrijf 7], te weten de heer [naam 2] om werkzaamheden te verrichten voor [verweerder 1] /[bedrijf 4] of aan deze organisaties gelieerde ondernemingen. De heren [verweerder 3] en [verweerder 2] hebben daarmee elk art. 1.6 van de nadere overeenkomst overtreden en hebben een boete van € 1.000,00 per dag verbeurd die tot op heden is opgelopen tot € 42.000,00 en die aan het eind van deze maand zal zijn opgelopen tot € 61.000,00, onverminderd het recht van cliënte op volledige schadevergoeding.
Uw vennootschap profiteert willens en wetens van deze wanprestatie van de heren [verweerder 3] en [verweerder 2] en heeft deze blijkbaar uitgelokt. Dusdoende handelt Aliander onrechtmatig jegens cliënte.
Ik verzoek u dan ook en zo nodig sommeer ik u hierdoor het gebruik door [verweerder 1] van de werkzaamheden van de heren [verweerder 3] en [verweerder 2] met ogenblikkelijke ingang te staken en gestaakt te houden, mij dit schriftelijk te bevestigen en de tot dusverre door cliënte geleden schade te begroten op het bedrag van de tot op heden verbeurde boetes van € 84.000,00 vermeerderd met € 2.000,00 voor elke dag dat u na heden, 12 december 2014, nog gebruik zult maken van de werkzaamheden van de heren [verweerder 3] en [verweerder 2] binnen vijf dagen na heden bij de doen schrijven op mijn op onze gelden van derdenrekening […].
De toestemming die cliënte bij haar e-mail van 28 mei 2014 aan de heren [verweerder 3] en [verweerder 2] had verleend om rechtstreeks voor [verweerder 1] te gaan werken als zzp’er of in loondienst - waarvan dus geen gebruik is gemaakt - wordt hierbij ingetrokken.
2.16.
In een brief van 13 januari 2015 aan de raadsman van [eiser] schrijft een zustervennootschap van [bedrijf 1] , te weten [bedrijf 2] (verder: [bedrijf 2] ):
[…] Er is mij gebleken dat een relatie tussen [bedrijf 2] en de heren [verweerder 3] en [verweerder 2] nooit is geformaliseerd. Er heeft geen enkele facturering, uitbetaling of “verloning” plaatsgevonden tussen [bedrijf 2] en de eerdergenoemde heren vanaf de eerste dag dat zij weer werkzaamheden zijn gaan verrichten ten behoeve van [verweerder 1] . Naar ik heb vernomen verrichten de heren werkzaamheden ten behoeve van [verweerder 1] rechtstreeks gecontracteerd door [verweerder 1] . Ik begrijp dat [verweerder 1] u daar reeds van op de hoogte heeft gesteld. U baseert uw schrijven op verkeerde feiten […]
2.17.
[eiser] heeft na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 18 maart 2015 conservatoir beslag gelegd ten laste van [verweerder 1] onder The Royal Bank of Scotland.
[eiser] heeft voorts na verkregen verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 1 april 2015 conservatoir beslag gelegd ten laste van [verweerder 2] en [verweerder 3] onder [verweerder 1] , [bedrijf 4] B.V. en ING Bank N.V.
2.18.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland heeft bij vonnissen van 20 juli 2015 de ten laste van [verweerder 2] en [verweerder 3] gelegde conservatoire beslagen met onmiddellijke ingang opgeheven.
2.19.
[verweerder 1] heeft ter opheffing van het conservatoir beslag een Escrowovereenkomst gesloten met [eiser] , de maatschap [bedrijf 3] Derdengelden advocaten (verder: de Escrow Agent) en als vervangende zekerheid een geldbedrag gestort op een door de Escrow Agent gehouden rekening, waarvan een bedrag van € 78.000,00 (verder: het Escrowbedrag) zag op de betwiste vordering van [eiser] op [verweerder 1] .
2.20.
[verweerder 3] heeft [eiser] een factuur met factuurnummer 2014-14 gestuurd voor een bedrag van € 13.999,70 ter zake inhuur Project Management [bedrijf 4] over de periode oktober 2014.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser] vordert samengevat - voor zover mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- veroordeling van [verweerder 1] om de directe en/of indirecte inhuur van [verweerder 2] en [verweerder 3] via enige intermediair en tewerkstelling bij enige verwante rechtspersoon en/of uiteindelijke opdrachtnemer van enig met [verweerder 1] verbonden rechtspersoon te staken en gestaakt te houden op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor elke dag of dagdeel dat dit verbod na betekening van het ten deze te wijze vonnis wordt overtreden,
  • voor recht te verklaren dat [verweerder 1] onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser] door de in het lichaam van de dagvaarding gegeven omstandigheden de wanprestatie van [verweerder 2] en [verweerder 3] jegens [eiser] uit te lokken en daarvan te profiteren en haar te veroordelen tot betaling van de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat.
  • Veroordeling van [verweerder 2] tot betaling aan [eiser] van kwijting van
- € 120.000.00 vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 1.000,00 voor elke dag dat de overtreding vanaf 1 maart 2015 voortduurt tot maximaal 1 november 2016, steeds vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf de dag van verval tot aan de dag der algehele voldoening en
- de buitengerechtelijke kosten berekend op basis van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (verder: het Besluit) en beperkt tot € 825,00.
- Veroordeling van [verweerder 3] tot betaling aan [eiser] van
- € 120.000.00 vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf 1 maart 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
- € 1.000,00 voor elke dag dat de overtreding vanaf 1 maart 2015 voortduurt tot maximaal 1 november 2016, steeds vermeerderd met wettelijke rente daarover vanaf de dag van verval tot aan de dag der algehele voldoening en
- de buitengerechtelijke kosten berekend op basis van het Besluit en beperkt tot € 825,00.
- Veroordeling van [gedaagden] in de kosten van het geding, de kosten van de ten laste van [verweerder 2] en [verweerder 3] gelegde beslagen daaronder begrepen.
3.2.
[eiser] voert ter onderbouwing van haar vorderingen kort gezegd aan dat tussen haar en [verweerder 2] het relatiebeding is overeengekomen en tussen haar en [verweerder 3] het relatiebeding met de door [verweerder 3] in het mailbericht van 11 november 2011 voorgestelde aanvulling, zoals weergegeven in overweging 2.4 (verder: het aangepaste relatiebeding), alsmede, daaraan gekoppeld, boetebedingen. Zij stelt voorts dat [verweerder 2] en [verweerder 3] op grond daarvan gedurende twee jaar na beëindiging van de inhuur door [verweerder 1] niet direct of indirect voor [verweerder 1] werkzaam mochten zijn en dat [verweerder 1] daarvan op de hoogte was. [eiser] heeft [verweerder 2] en [verweerder 3] , zo stelt [eiser] , nooit daadwerkelijk uit het (aangepaste) relatiebeding ontslagen. CHT heeft moeten ondervinden dat [verweerder 2] en [verweerder 3] vanaf 1 november 2014 in strijd met het (aangepaste) relatiebeding ieder een vervolgopdracht hebben aangenomen van [bedrijf 2] om werkzaamheden te verrichten voor [verweerder 1] of [bedrijf 4], althans een aan [verweerder 1] gelieerde onderneming. [verweerder 2] en [verweerder 3] hebben daarmee gehandeld in strijd met de nadere overeenkomst en hebben vanaf 1 november 2014 een boete van € 1.000,00 per dag verbeurd.
[verweerder 1] heeft [verweerder 2] en [verweerder 3] benaderd en hen overreed om in weerwil van het [verweerder 1] bekende (aangepaste) relatiebeding werkzaamheden voor [verweerder 1] te verrichten. [verweerder 1] heeft daardoor onrechtmatig gehandeld jegens [eiser] en is gehouden de door [eiser] geleden schade te vergoeden.
3.3.
[gedaagden] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[verweerder 1] vordert na eiswijziging/vermeerdering samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat het door [eiser] in het kader van deze procedure gelegde conservatoire beslag ten laste van [verweerder 1] onrechtmatig is en [eiser] te veroordelen tot betaling van de daardoor geleden schade ten bedrage van € 2.907,46, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2015 tot aan de dag der algehele voldoening,
- voor recht te verklaren dat [eiser] geen vordering heeft op [verweerder 1] uit hoofde van een schadevergoeding uit onrechtmatige daad en aldus geen recht heeft op betaling van enig bedrag uit hoofde van de tussen [verweerder 1] , [eiser] en Schaap & Partners op of omstreeks 27 maart 2015 gesloten Escrowovereenkomst, alsmede te bepalen dat het Escrowbedrag door de Escrow Agent terstond aan [verweerder 1] dient te worden uitgekeerd, welke uitkering [eiser] dient te dulden en waaraan zij voor zover nodig haar medewerking dient te verlenen en
- [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien niet binnen deze termijn wordt betaald en de in de nakosten van € 131,00 dan wel, indien betekening van het vonnis plaatsvindt € 199,00.
- Tevens vordert [verweerder 1] voorwaardelijk, te weten voor het geval de rechtbank de vorderingen van [eiser] jegens [verweerder 3] en/of [verweerder 2] geheel of gedeeltelijk zou toewijzen, voor recht te verklaren dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [verweerder 1] door in strijd met de gemaakte afspraken toch een beroep te doen op de relatiebedingen van [verweerder 2] en [verweerder 3] en veroordeling van [eiser] tot betaling van de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
3.6.
[verweerder 2] vordert na eiswijziging/vermeerdering samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- voor recht te verklaren dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [verweerder 2] door in strijd met de gemaakte afspraken een beroep te doen op de relatiebeding en [eiser] te veroordelen tot betaling van de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat,
- voor recht te verklaren dat de door [eiser] in het kader van deze procedure gelegde conservatoire beslagen onder en ten laste van [verweerder 2] onrechtmatig zijn, althans misbruik van recht opleveren en [eiser] te veroordelen tot betaling van de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en
- [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente daarover indien niet binnen deze termijn wordt betaald.
3.7.
[verweerder 3] vordert na eiswijziging/vermeerdering samengevat - bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • [eiser] te veroordelen tot betaling van factuur 2014-14 ter hoogte van € 13.999,70 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 december 2014,
  • voor recht te verklaren dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [verweerder 3] door vast te te houden aan de stelling dat door [verweerder 3] een relatiebeding wordt overtreden en boeten te vorderen en [eiser] te veroordelen tot betaling van de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
  • voor recht te verklaren dat de in het kader van deze procedure gelegde conservatoire beslagen onder en ten laste van [verweerder 3] onrechtmatig zijn, danwel misbruik van recht opleveren en [eiser] te veroordelen tot betaling van de daardoor door [verweerder 3] geleden schade, nader op te maken bij staat en
  • [eiser] te veroordelen in de kosten van het geding vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf acht dagen na dagtekening van het in deze te wijzen vonnis.
3.8.
[eiser] heeft, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld, in reconventie geen verweer gevoerd.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[gedaagden] voeren aan dat [eiser] zich om meerdere redenen niet op het (aangepaste) relatiebeding kan beroepen. Een van hun stellingen is, kort gezegd, dat er door aanbod en aanvaarding tussen hen en [eiser] een wederkerige overeenkomst tot stand is gekomen (verder: de overeenkomst) waarbij [eiser] zich, jegens hen verbond [verweerder 2] en [verweerder 3] niet te houden aan het (aangepaste) relatiebeding en de daaraan gekoppelde boetebedingen, indien en voor zover [verweerder 1] of een aan haar gelieerde rechtspersoon [verweerder 2] en [verweerder 3] na die periode rechtstreeks inhuurde of in dienst nam, als tegenprestatie voor het door [verweerder 1] verlengen van de inhuurperiode zonder tussenkomst van [bedrijf 1] met vier maanden, en het aanpassen van de tarieven door [verweerder 2] en [verweerder 3] . Zij onderbouwen deze stelling onder andere met de feiten zoals weergegeven in overweging 2.6. tot en met 2.12. [verweerder 2] voert daarbij aan dat hij dit ook nog mondeling met Willems/ [eiser] is overeengekomen.
4.2.
[eiser] heeft de totstandkoming van de overeenkomst en de daaraan door [gedaagden] ten grondslag gestelde feiten niet onderbouwd betwist. Voor zover het betoog van [eiser] dat zij [verweerder 2] en [verweerder 3] nooit “daadwerkelijk uit het relatiebeding heeft ontslagen”, al gezien moet worden als een betwisting, stelt de rechtbank vast dat [eiser] deze betwisting niet heeft onderbouwd. De rechtbank neemt daarom als onvoldoende gemotiveerd betwist aan dat de overeenkomst tot stand is gekomen. Anders dan [eiser] stelt, ontslaat de mededeling van haar advocaat in de brief van 12 december 2014 dat zij de toestemming die zij [verweerder 3] en [verweerder 2] had verleend om rechtstreeks voor [verweerder 1] te gaan werken als zzp’er of in loondienst “introk” haar niet uit haar verplichtingen uit de overeenkomst.
4.3.
De rechtbank stelt voorts vast dat [eiser] evenmin de stelling van [gedaagden] heeft betwist dat [verweerder 1] - of een aan haar gelieerde rechtspersoon - na de voornoemde periode van vier maanden [verweerder 2] en [verweerder 3] inderdaad slechts rechtstreeks heeft ingehuurd en dat de door [eiser] gestelde tussenkomst van [bedrijf 2] nooit is verwezenlijkt. Dit is van belang omdat [eiser] op grond van de overeenkomst het relatiebeding niet kan inroepen in geval van het rechtstreeks inhuren door [verweerder 1] of een aan haar gelieerd rechtspersoon.
4.4.
Het vorenstaande brengt reeds met zich dat [eiser] zich niet kan beroepen op schending van het (aangepaste) relatiebeding door [verweerder 2] en [verweerder 3] en dat geen sprake is van het verbeuren van boetes die aan het niet nakomen van die bedingen zouden zijn verbonden. Voorts brengt het vorenstaande met zich dat er evenmin sprake van is dat [verweerder 1] [verweerder 2] en [verweerder 3] heeft bewogen tot het schenden van het (aangepaste) relatiebeding door hen rechtstreeks voor haar te laten werken en dus ook niet dat zij daardoor onrechtmatig heeft gehandeld. Daarmee is de grondslag van de vorderingen in conventie komen te vervallen zodat deze dienen te worden afgewezen.
4.5.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Hetgeen door [eiser] ter onderbouwing van haar vorderingen is gesteld rechtvaardigt niet de door [verweerder 2] en [verweerder 3] getrokken conclusie dat deze evident ongegrond is en in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven zodat, anders dan [verweerder 2] en [verweerder 3] vorderen de proceskosten worden berekend aan de hand van het liquidatietarief.
4.6.
De kosten aan de zijde van [verweerder 1] worden begroot op:
- griffierecht € 613,00
- salaris advocaat €
904,00(2,0 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.517,00.
4.7.
De kosten aan de zijde van [verweerder 2] worden begroot op:
  • Griffierecht € 1.533,00
  • Salaris advocaat
Totaal € 4.375,00.
4.8.
De kosten aan de zijde van [verweerder 3] worden begroot op:
  • Griffierecht € 1.533,00
  • Salaris advocaat
Totaal € 4.375,00.
in reconventie
4.9.
[eiser] heeft als vermeld in reconventie geen verweer gevoerd.
4.10.
De stellingen kunnen, mede zoals uit hetgeen in conventie is overwogen blijkt, de vorderingen dragen zodat deze worden toegewezen.
4.11.
Nu de rechtbank de vorderingen van [eiser] jegens [verweerder 3] en/of [verweerder 2] in conventie heeft afgewezen wordt niet aan de beoordeling toegekomen van de door [verweerder 1] ingestelde reconventionele vordering voor zover deze onder de voorwaarde van toewijzing van die vorderingen is ingesteld.
4.12.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
4.13.
De kosten aan de zijde van [verweerder 1] worden begroot op:
- salaris advocaat
€ 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal € 452,00.
4.14.
De kosten aan de zijde van [verweerder 2] worden begroot op
- salaris advocaat
€ 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal € 452,00.
4.15.
De kosten aan de zijde van [verweerder 3] worden begroot op
- salaris advocaat
€ 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00)
Totaal € 452,00.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [verweerder 1] tot op heden begroot op € 1.517,00 en aan de zijde van [verweerder 2] en [verweerder 3] voor beiden tot op heden begroot op € 4.375,00, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
in reconventie
ten aanzien van de vorderingen van [verweerder 1]
5.3.
verklaart voor recht dat het door [eiser] in het kader van deze procedure gelegde conservatoire beslag ten laste van [verweerder 1] onrechtmatig is,
5.4.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de daardoor geleden schade ten bedrage van € 2.907,46, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 mei 2015 tot aan de dag van algehele voldoening,
5.5.
verklaart voor recht dat [eiser] geen vordering heeft op [verweerder 1] uit hoofde van een schadevergoeding uit onrechtmatige daad en aldus geen recht heeft op betaling van enig bedrag uit hoofde van de tussen [verweerder 1] , [eiser] en Schaap & Partners op of omstreeks 27 maart 2015 gesloten Escrowovereenkomst en dat [verweerder 1] het Escrowbedrag, te weten een bedrag van € 78.000,00 toekomt, uit te keren door de Escrow agent, welke uitkering [eiser] dient te dulden en waaraan zij voor zover nodig haar medewerking dient te verlenen,
ten aanzien van de vorderingen van [verweerder 3]
5.6.
veroordeelt [eiser] tot betaling van € 13.999,70 vermeerderd met wettelijke rente vanaf 3 december 2014,
5.7.
verklaart voor recht dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten jegens [verweerder 3] door vast te houden aan de stelling dat door [verweerder 3] een relatiebeding wordt overtreden en boeten te vorderen,
5.8.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat,
5.9.
verklaart voor recht dat [eiser] in het kader van deze procedure gelegde conservatoire beslagen onder en ten laste van [verweerder 3] onrechtmatig zijn,
5.10.
veroordeeld [eiser] tot betaling van de daardoor door [verweerder 3] geleden schade, nader op te maken bij staat,
ten aanzien van de vorderingen van [verweerder 2]
5.11.
verklaart voor recht dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [verweerder 2] door in strijd met de gemaakte afspraken een beroep te doen op het relatiebeding,
5.12.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat,
5.13.
Verklaart voor recht dat de door [eiser] in het kader van deze procedure gelegde conservatoire beslagen onder en ten laste van [verweerder 2] onrechtmatig zijn, althans misbruik van recht opleveren,
5.14.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de daardoor geleden schade, nader op te maken bij staat,
Ten aanzien van [verweerder 1] , [verweerder 3] en [verweerder 2]
5.15.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten aan de zijde van [gedaagden] , voor ieder van hen tot op heden begroot op € 452,00, steeds te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.16.
veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van [gedaagden] , voor ieder van hen begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, voor ieder van hen te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat,
5.17.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.18.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 11 mei 2016.