ECLI:NL:RBGEL:2016:2976

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 april 2016
Publicatiedatum
3 juni 2016
Zaaknummer
294428
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.W. Huijgen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en forumkeuze in civiele procedure met betrekking tot ongeldig forumkeuzebeding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Gelderland is behandeld, betreft het een bevoegdheidsincident waarbij de gedaagde partij verzoekt om de rechtbank zich onbevoegd te verklaren. De gedaagde verwijst naar een overeenkomst waarin een forumkeuze is gemaakt voor de rechtbank te Utrecht, en stelt dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bij uitsluiting bevoegd is. De eiseres betwist echter de geldigheid van het forumkeuzebeding, stellende dat de overeenkomst onbevoegd is aangegaan door een persoon die niet bevoegd was om namens de gedaagde te handelen. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst en het forumkeuzebeding ongeldig zijn, omdat de gedaagde niet heeft aangetoond dat de overeenkomst is bekrachtigd. Hierdoor blijft de rechtbank Gelderland bevoegd om van het geschil kennis te nemen. De gedaagde wordt in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten in het incident dragen. De zaak wordt vervolgens naar de rol verwezen voor conclusie van antwoord aan de zijde van de gedaagde.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/294428 / HA ZA 15-695 \
172\547
Vonnis in incident van 6 april 2016
in de zaak van
de rechtspersoon naar het recht van de staat [plaats 1],
[eiser],
gevestigd te [plaats 1] ,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.H. Leichsenring te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde],
gevestigd te [plaats 2] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. H.J. Ligtenbarg te Velp (Gelderland).
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de akte houdende producties van [eiser]
  • de incidentele conclusie tot onbevoegdheid
  • de conclusie van antwoord in bevoegdheidsincident.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.Het geschil in het incident

2.1.
[gedaagde] vordert in het incident dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. Zij verwijst daartoe naar de door [eiser] overgelegde overeenkomst van 3 september 2014 – waaruit de vorderingen van [eiser] in de hoofdzaak voortvloeien – waarin op pagina 9 bovenaan onder meer het volgende is bepaald:
Terms of delivery
(…) Dutch law applies, court of Utrecht. (…)
Volgens [gedaagde] zijn de betrokken partijen aldus Nederlands recht overeengekomen en hebben zij de rechtbank te Utrecht aangewezen als de rechter die bevoegd is om kennis te nemen van geschillen die voortvloeien uit hun overeenkomst. De geciteerde zinsnede uit de overeenkomst kwalificeert volgens [gedaagde] als een forumkeuzebeding in de zin van artikel 108 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Gelet hierop meent zij dat de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, bij uitsluiting bevoegd is om kennis te nemen van het geschil in de hoofdzaak.
2.2.
[eiser] voert verweer in het incident. Zij stelt zich primair op het standpunt dat het forumkeuzebeding in de overeenkomst ongeldig is in de zin van artikel 3:69 Burgerlijk Wetboek (BW). Daartoe voert zij aan dat niet alleen de overeenkomst, maar ook het gestelde forumkeuzebeding onbevoegd is aangegaan door de heer [naam] . In de dagvaarding had [eiser] hierover al opgemerkt dat de overeenkomst namens [gedaagde] is aangegaan door [naam] , die echter bestuurder noch gevolmachtigde is van [gedaagde] . Subsidiair betoogt [gedaagde] dat het beding niet kwalificeert als een forumkeuzebeding in de zin van artikel 108 lid 1 Rv, omdat uit het beding niet kan worden opgemaakt dat partijen zijn overeengekomen dat de rechtbank te Utrecht – al dan niet exclusief – bevoegd is kennis te nemen van geschillen die voortvloeien uit of samenhangen met de overeenkomst.
2.3.
De rechtbank gaat hierna nader in op de stellingen van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling.

3.De beoordeling in het incident

3.1.
Zowel materieel, temporeel als formeel is van toepassing de Herschikte EEX-Verordening (Verordening (EU) Nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken). De internationale bevoegdheid van deze rechtbank moet dan ook worden beoordeeld aan de hand van de bevoegdheidsregels van deze verordening. Nu [gedaagde] is gevestigd in [plaats 2] , heeft de Nederlandse rechter in beginsel rechtsmacht op grond van artikel 4 lid 1 van deze verordening. Deze rechtbank is in beginsel relatief bevoegd op grond van artikel 99 lid 1 Rv.
3.2.
[gedaagde] beroept zich er echter op dat de betrokken partijen een forumkeuze voor de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, zijn overeengekomen. Gelet hierop is artikel 25 van de Herschikte EEX-Verordening van toepassing waarin de vereisten voor een geldige forumkeuze zijn opgenomen. Deze bepaling luidt onder meer als volgt:
1. Indien de partijen, ongeacht hun woonplaats, een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van geschillen die naar aanleiding van een bepaalde rechtsbetrekking zijn ontstaan of zullen ontstaan, is dit gerecht of zijn de gerechten van die lidstaat bevoegd, tenzij de overeenkomst krachtens het recht van die lidstaat nietig is wat haar materiële geldigheid betreft. Deze bevoegdheid is exclusief, tenzij de partijen anders zijn overeengekomen. De overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht wordt gesloten:
a.
a) hetzij bij een schriftelijke overeenkomst of bij een schriftelijk bevestigde mondelinge overeenkomst;
b) hetzij in een vorm die wordt toegelaten door de handelwijzen die tussen de partijen gebruikelijk zijn geworden;
c) hetzij, in de internationale handel, in een vorm die overeenstemt met een gewoonte waarvan de partijen op de hoogte zijn of hadden behoren te zijn en die in de internationale handel algemeen bekend is en door partijen bij dergelijke overeenkomsten in de betrokken handelsbranche doorgaans in acht wordt genomen.
(…)
5. Een beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht dat deel uitmaakt van een overeenkomst, wordt aangemerkt als een beding dat los staat van de overige bepalingen van de overeenkomst. De geldigheid van het beding tot aanwijzing van een bevoegd gerecht kan niet worden bestreden op grond van het enkele feit dat de overeenkomst niet geldig is.
3.3.
[eiser] op haar beurt betwist dat de overeenkomst en ook het gestelde forumkeuzebeding – als zelfstandige overeenkomst – geldig is. Daartoe voert zij aan dat de overeenkomst, waarvan het forumkeuzebeding deel uitmaakt, namens [gedaagde] is getekend door [naam] , die bestuurder noch gevolmachtigde is van [gedaagde] .
De rechtbank kan gelet hierop niet vaststellen dat de forumkeuze op zichzelf tussen partijen geldig is, zonder te beoordelen of de (gehele) overeenkomst tussen partijen geldig is.
3.4.
Of de overeenkomst – en het forumkeuzebeding – tussen partijen tot stand is gekomen, moet de rechtbank beoordelen aan de hand van het recht dat volgens het internationaal privaatrecht van de aangezochte rechter van toepassing is. Nederland is partij bij het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst, Trb. 1980, 156 (hierna: EVO). Dit verdrag is op basis van het universele formele toepassingsgebied (vergelijk artikel 2 EVO) van toepassing op het onderhavige geschil.
In artikel 8 lid 1 EVO is geregeld dat de vraag óf de door [gedaagde] gestelde overeenkomst tussen partijen bestaat – hetgeen [eiser] , die haar vordering primair op onverschuldigde betaling baseert, betwist, en overigens door [gedaagde] niet uitdrukkelijk wordt gesteld – moet worden beantwoord volgens het recht dat volgens het EVO toepasselijk zou zijn indien de overeenkomst geldig zou zijn. Dat betekent dat Nederlands recht toepasselijk is, aangezien de betrokken partijen – zoals op zichzelf niet in geschil is – in het hierboven onder 2.1 aangehaalde beding een rechtskeuze voor Nederlands recht hebben opgenomen (vergelijk artikel 3 lid 1 EVO).
3.5.
De rechtbank overweegt naar Nederlands recht het volgende.
[gedaagde] heeft niet betwist dat [naam] niet bevoegd was om de overeenkomst namens haar met [eiser] aan te gaan, zoals [eiser] ook bij dagvaarding al had betoogd. Gesteld noch gebleken is voorts dat [gedaagde] de overeenkomst naderhand heeft bekrachtigd als bedoeld in artikel 3:69 lid 1 BW. Hieruit volgt dat de overeenkomst en daarmee ook de forumkeuze ongeldig is. Gelet op deze uitkomst kan in het midden blijven of het forumkeuzebeding daadwerkelijk kwalificeert als een forumkeuze in de zin van artikel 108 lid 1 Rv, zoals [gedaagde] stelt maar [eiser] betwist.
3.6.
Gezien het voorgaande en gelet op hetgeen hierboven in 3.1 is overwogen, zal de rechtbank zich bevoegd verklaren om van het geschil in de hoofdzaak kennis te nemen. De incidentele vordering zal worden afgewezen, omdat de aangevoerde gronden die vordering niet kunnen dragen.
3.7.
[gedaagde] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten in het incident dragen. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op € 452,00 wegens salaris advocaat (1,0 punt × tarief € 452,00).

4.De beoordeling in de hoofdzaak

4.1.
De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor conclusie van antwoord aan de zijde van [gedaagde] .
4.2.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
in het incident
5.1.
wijst het gevorderde af,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het incident, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 452,00,
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
5.4.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
18 mei 2016voor conclusie van antwoord,
5.5.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.W. Huijgen en in het openbaar uitgesproken op 6 april 2016.