ECLI:NL:RBGEL:2016:3038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 juni 2016
Publicatiedatum
7 juni 2016
Zaaknummer
05/720192-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woningoverval met geweld en verminderd toerekeningsvatbaarheid

Op 6 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een woningoverval in Apeldoorn op 17 juni 2013. De verdachte is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 540 dagen, waarvan 269 dagen voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een verplichte klinische behandeling en toezicht door de reclassering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De feiten betroffen een gewelddadige overval waarbij de verdachte en zijn medeverdachten het slachtoffer onder bedreiging met een mes en een schroevendraaier dwongen tot afgifte van geld en waardevolle spullen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er gevaar voor herhaling bestaat als de verdachte geen behandeling zou ondergaan. De uitspraak volgde na meerdere zittingen en op basis van getuigenverklaringen, waaronder die van het slachtoffer en medeverdachten. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als betrouwbaar beoordeeld, wat leidde tot de conclusie dat de verdachte niet gedwongen was om deel te nemen aan de overval. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in het geheel meegewogen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/720192-15
Datum uitspraak : 6 juni 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres 1] ,
thans verblijvende in [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R.D.J. Visschers, advocaat te Zutphen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 november 2015, 15 februari 2016, 21 maart 2016 en 23 mei 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 juni 2013,
in de gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de
afgifte van één of meer geldkistje(s) en/of een hoeveelheid geld, in elk geval
van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [zorginstelling] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- bij die [slachtoffer] (werkzaam voor [zorginstelling] ) heeft/hebben aangebeld
en/of
- ( nadat die [slachtoffer] de (voor)deur van haar woning opende) de woning van
die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan en/of
- die [slachtoffer] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en/of
puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of
- dat scherpe en/of puntige voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer]
heeft/hebben gedrukt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld ik moet geld
hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op of omstreeks 17 juni 2013,
in de gemeente Apeldoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
één of meer (mobiele) telefoon(s), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer] en/of [zorginstelling] , in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader,
- bij die [slachtoffer] (werkzaam voor [zorginstelling] ) heeft/hebben aangebeld
en/of
- ( nadat die [slachtoffer] de (voor)deur van haar woning opende) de woning van
die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan en/of
- die [slachtoffer] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en/of
puntig voorwerp heeft/hebben getoond en/of
- dat scherpe en/of puntige voorwerp op/tegen de keel van die [slachtoffer]
heeft/hebben gedrukt en/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld ik moet geld
hebben", althans woorden van gelijke aard of strekking;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 17 juni 2013 is er bij de Meldkamer Oost Nederland een melding binnengekomen van een overval, gepleegd in woning op het adres [adres 2] . Dit betreft een woning van de stichting “ [zorginstelling] ”. De overval zou door twee personen zijn gepleegd. De politie is een uitgebreid onderzoek opgestart. Dit onderzoek is op 30 juli 2014 gesloten omdat het niet heeft geleid tot het bekend worden van de identiteit van de daders.
Op 4 augustus 2015 meldde zich via de intercom bij het politiebureau te Ermelo een man, die opgaf [verdachte] te zijn. Hij wilde zich melden voor een overval. De centralist vroeg hem daar te blijven wachten. Toen de politie bij het bureau aan kwam was er niemand aanwezig. De gespreksopname van die persoon met de centralist is uitgeluisterd. De betreffende agent herkende de stem als de stem van verdachte. Verdachte is korte tijd later aangehouden als verdachte van een andere overval. Hij heeft toen verklaringen afgelegd over zijn aandeel in de overval op de woning te Apeldoorn. Het onderzoek naar deze overval is vervolgens heropend.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en toegelicht en heeft zij betoogd dat sprake is van eendaadse samenloop.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte verzocht verdachte vrij te spreken van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Hoewel de feiten zoals ten laste gelegd feitelijk door verdachte zijn gepleegd, is verdachte door een mededader gedwongen daaraan deel te nemen. Gelet op de psychische gesteldheid van verdachte kon hij daar op dat moment geen weerstand aan bieden.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer] heeft aangifte gedaan. Zij heeft – zakelijk weergegeven – verklaard dat zij op 17 juni 2013 werkzaam was als begeleidster voor [zorginstelling] (hierna: [zorginstelling] ) in een woning te Apeldoorn aan de [adres 2] . Om ongeveer 23.20 uur werd er aangebeld. Zij heeft de voordeur geopend. Er stapte een jongen binnen. Hij deed een zakdoek voor zijn gezicht en had een capuchon op met flappen naast zijn gezicht. Hij had iets met een blauw handvat in zijn hand, een soort van kleine schroevendraaier. De jongen drukte dat blauwe ding met de punt tegen haar keel. De jongen riep “Geld, geld! Ik moet geld hebben”. Hij kwam heel dicht bij haar staan. Er verscheen nog een jongen. Die droeg ook een capuchon en had deze verder over zijn hoofd dan de andere jongen. De eerste jongen kwam een beetje twijfelend over. Zij heeft toen gezegd dat er boven geld lag. Ze liep de woonkamer in naar de trap. Op het moment dat zij naar boven wilde lopen, liep de persoon die als eerste binnen kwam achter haar en drukte iets in haar rug. Het leek op iets van een pin. Zij had het idee dat het dat ding met het blauwe handvat was. Ze is met de druk in haar rug naar boven gelopen. Ze hoorde de tweede persoon telkens zeggen: “Kijk voor je. Kijk voor je, anders maken we je kapot”. Boven in het kantoortje heeft zij een geldkistje, waar geld in zat, uit een ladeblok gehaald en aan de jongen gegeven die als eerste in de woning was gekomen. De tweede persoon stond continue bij de deuropening en riep de hele tijd dat zij voor zich moest kijken. Zij heeft nog een geldkistje, waar ook geld in zat, gepakt en aan dezelfde jongen gegeven, die het weer doorgaf aan de ander. De persoon die als eerste in de woning kwam pakte de mobiele telefoons van het bureau en trok het snoer van een vaste telefoon los. De jongens gingen weg. [2]
De verdachte heeft ter terechtzitting van 23 mei 2016 verklaard dat hij op 17 juni 2013 samen met [naam 1] en [naam 2] naar een woning van [zorginstelling] in Apeldoorn is gegaan. Het was de bedoeling om daar een overval te plegen. [naam 1] had hem gevraagd om aan die overval mee te doen. Op 17 juni 2013 had [naam 1] een mes, een tot priem geslepen schroevendraaier en bivakmutsen bij zich. Bij de woning gaf [naam 1] hem de schroevendraaier. [naam 1] had zelf het mes in de hand. Toen hij had aangebeld werd de voordeur door een vrouw geopend. Zij zijn de woning binnengegaan. De vrouw liep voorop. [naam 1] riep: “Geld, geld”. Die mevrouw pakte vervolgens een koffertje uit een la en gaf deze aan hem. Hij gaf deze vervolgens aan [naam 1] . Hijzelf had een gewone telefoon losgetrokken en meegenomen en ook een mobiele telefoon gepakt en meegenomen. De mobiele telefoon heeft hij buiten de woning weggegooid. [3]
[naam 1] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard dat hij op 17 juni 2013 een diefstal met geweld heeft gepleegd in een woning te Apeldoorn. [naam 2] en [naam 3] hebben op de uitkijk gestaan. Hij is samen met verdachte de woning binnen gegaan. Dat was van tevoren zo afgesproken. Zij hadden een mes en een priem bij zich, ze droegen zwarte kleding, hadden een capuchon op en bandana’s om. Verdachte ging als eerste naar binnen. Verdachte liet de vrouw meewerken en ze zijn naar boven gegaan. Zij hebben daar een kluisje met geld meegenomen. Verdachte trok een telefoon mee en pakte ook een mobiele telefoon. Zij zijn na de overval naar de woning van verdachte gegaan, hebben de geldkist opengebroken en besloten het geld door vieren te delen. Het idee was ontstaan door daarover te praten. Het was meer uit de kick bedacht een overval te gaan plegen. [4]
Hijzelf wilde geld verdienen. Verdachte kwam op het idee een overval te plegen. Verdachte wist van alles: waar het geld lag en hoeveel geld er zou zijn. Verdachte had ook laten zien welk pand het was. Verdachte ging als eerste achter de vrouw aan naar boven. De buit was € 40,--. Bij het naar binnen gaan hebben zij beiden nog getwijfeld over het feit of zij die overval wel moesten plegen. Hij heeft verdachte niet gedwongen. Verdachte wilde op een gegeven moment niet meer, maar hij kon zich dat voorstellen omdat hij dat zelf ook had. [5]
[naam 2] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard dat verdachte met het idee was gekomen om de overval te plegen. Hijzelf, [naam 1] , [naam 3] en verdachte zaten bij elkaar. Verdachte stelde het voor omdat hij wist waar alles was. Verdachte had geld nodig. Hijzelf wilde het wel eens meemaken en hoefde niets van het geld te hebben. Hij kreeg na afloop een tas met een kluis erin, waar alleen maar kleingeld in zat. Verdachte en [naam 1] droegen donkere kleding. Verdachte belde aan, de deur ging open en zij gingen naar binnen. Hijzelf en [naam 3] moesten op de uitkijk staan om hen te waarschuwen. Afgesproken was dat iedereen een wapen zou meenemen. Hij kreeg na de overval de kluis en is daarmee weggefietst. Hij heeft niet gehoord dat verdachte onder druk is gezet om de overval te plegen. [6]
[naam 3] heeft tegenover de politie - zakelijk weergegeven - verklaard dat hijzelf, [naam 1] , [naam 2] en verdachte bij elkaar zaten. Zij hadden geld nodig. Verdachte kwam er mee aan dat hij een adres wist. Het was een woning waarin een kluisje lag en goed buit gemaakt kon worden. Verdachte had de woning al in de gaten gehouden. [naam 1] zei dat hij wel naar binnen zou gaan en verdachte koos er voor om ook naar binnen te gaan. Verdachte en [naam 1] droegen bandana’s om herkenning te voorkomen. Verdachte stond voorop bij de deur en [naam 1] stond achter hem. Hijzelf en [naam 2] stonden op de uitkijk. Toen zij weer uit de woning kwamen werd er iets in de bosjes gegooid. Een kluisje hebben zij opengebroken en de inhoud onderling verdeeld, allemaal een bedrag onder de € 10,--. Hij is zelf niet onder druk gezet om de overval te plegen en heeft niet meegekregen dat de anderen onder druk zijn gezet. [7]
Hoewel door verdachte is aangevoerd dat hij geen voorwerp tegen de keel van aangeefster heeft gedrukt, heeft de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de door aangeefster afgelegde verklaring. Zij acht op grond van die aangifte bewezen dat door verdachte de punt van een wapen tegen haar keel is gedrukt.
Door en namens verdachte is ter terechtzitting van 23 mei 2016 aangevoerd dat hij door de mededaders is gedwongen aan de ten laste gelegde feiten deel te nemen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat alle verdachten onafhankelijk van elkaar gedetailleerd hebben verklaard over hun eigen aandeel in de feiten en ook over het aandeel van hun medeverdachten. Uit die verklaringen komt naar voren dat verdachte met het plan is gekomen om die overval te plegen en dat hij al een te overvallen woning op het oog had. Ook komt daaruit naar voren dat er een rolverdeling is gemaakt over de uitvoering, het dragen van kleding, het meenemen van wapens en de verdeling van de buit. Die beschrijving van het plan komt overeen met de wijze waarop de overval uiteindelijk ook heeft plaatsgevonden.
De medeverdachten hebben allemaal een reden gegeven waarom zij hebben meegedaan. [naam 1] heeft verklaard dat het plan was bedacht uit de kick. [naam 2] heeft verklaard dat hij zoiets wel eens wilde meemaken en [naam 3] heeft verklaard dat hij geld nodig had. Uit die verklaringen blijkt niet dat er sprake is geweest dat één van hen zou zijn gedwongen om hieraan deel te nemen. Integendeel: iedereen had een eigen motief om deel te nemen. Door het afleggen van die verklaringen hebben [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] niet alleen verdachte belast, maar bovendien ook zichzelf. Dit sterkt de rechtbank in haar overtuiging dat deze verklaringen betrouwbaar zijn en dat verdachte niet is gedwongen om aan de feiten deel te nemen.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks17 juni 2013, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen,met het oogmerk om zich en
/of (een)ander
(en
)wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van
één of meergeldkistje
(s
)en
/ofeen hoeveelheid geld,
in elk geval
van enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [zorginstelling] ,
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader:
- bij die [slachtoffer] (werkzaam voor [zorginstelling] ) heeft/hebben aangebeld en
/of
- ( nadat die [slachtoffer] de (voor)deur van haar woning opende) de woning van
die [slachtoffer] is/zijn binnen gegaan en
/of
- die [slachtoffer] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en
/ofpuntig voorwerp heeft/hebben getoond en
/of
- dat scherpe en
/ofpuntige voorwerp
op/tegen de keel van die [slachtoffer] heeft/hebben gedrukt en
/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld ik moet geld hebben"
, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2.
hij op
of omstreeks17 juni 2013, in de gemeente Apeldoorn, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen,
althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
één of meer(mobiele) telefoon(s),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer]
en/of [zorginstelling] ,
in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden en/ofgemakkelijk te maken en
/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzijhet bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader,
- bij die [slachtoffer] (werkzaam voor [zorginstelling] ) heeft
/hebbenaangebeld en
/of
- ( nadat die [slachtoffer] de (voor)deur van haar woning opende) de woning van
die [slachtoffer]
is/zijn binnen gegaan en
/of
- die [slachtoffer] een mes en/of schroevendraaier, althans een scherp en
/ofpuntig voorwerp heeft/hebben getoond en
/of
- dat scherpe en
/ofpuntige voorwerp
op/tegen de keel van die [slachtoffer] heeft
/hebbengedrukt en
/of
- tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd: "Geld, geld ik moet geld hebben"
, althans woorden van gelijke aard of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

1.en 2: de voortgezette handeling van

medeplegen van afpersing
en
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Over verdachte is een rapport van psychiatrisch onderzoek opgemaakt, gedateerd 3 april 2016, door [psychiater] , psychiater. De conclusie van het rapport is dat verdachte op zijn minst als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. Het is echter niet uitgesloten dat verdachtes handelen in sterke mate dan wel volledig werd beïnvloed door zijn onderliggende stoornissen zodat verdachte ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Over verdachte is een rapport van psychologisch onderzoek opgemaakt, gedateerd 11 april 2016, door [psycholoog 1] en [psycholoog 2] , beiden GZ-psycholoog. De conclusie van het rapport is dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
De psychiater heeft een mogelijk volledige ontoerekeningsvatbaarheid bepleit, omdat niet is uitgesloten dat verdachtes handelen in zeer sterke mate dan wel volledig werd beïnvloed door zijn onderliggende stoornissen. De psychiater heeft dit als volgt gemotiveerd:
“Tijdens een psychotische decompensatie met een stemmingscomponent is er sprake van oordeels- en kritiek gestoordheid er is er sprake van een algemene ontregeling, waardoor men nauwelijks of geen controle heeft over eigen handelen”.
Uit voormelde rapporten blijkt dat er bij verdachte vanaf 2008 waarschijnlijk al sprake is van een ontwikkelende schizo-affectieve stoornis. In juli 2014 zijn er bij verdachte voor het eerst psychotische signalen waargenomen [8] en in 2015 was deze stoornis duidelijk aanwezig. [9]
De strafbare feiten zijn gepleegd op 17 juni 2013. In de psychologische rapportage wordt vermeld dat in 2014 voor het eerst psychotische signalen zijn waargenomen. De rechtbank heeft, evenals de rapporteurs, geen informatie voorhanden waaruit blijkt dat verdachte in juni 2013 psychotisch zou zijn geweest en door zijn stoornis totaal geen besef had van de onjuistheid van zijn handelen. De rechtbank neemt daarom de conclusie over van de psychiater en de psycholoog dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Het verweer van de raadsman dat verdachte ontoerekeningsvatbaarheid dient te worden beschouwd, wordt op grond van het vorenstaande verworpen.
Verdachte is strafbaar, nu overigens geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen (18 maanden), waarvan 269 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Aan het voorwaardelijke strafdeel dienen als bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld: een meldplicht; toezicht door de reclassering; meewerken aan een klinische behandeling bij FPK De Boog of een soortgelijke instelling voor de duur van maximaal 1 jaar; meewerken aan (toegeleiding naar) begeleid wonen in een RIBW instelling.
Bij het bepalen van haar strafeis heeft de officier van justitie rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol die verdachte in het geheel heeft gespeeld en de justitiële documentatie van verdachte. De feiten hebben voor het slachtoffer [slachtoffer] grote gevolgen gehad. Aan de andere kant heeft de officier van justitie in grote mate rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, namelijk dat verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis volledig recht zou doen aan de persoon van de verdachte, waarna een behandeling in het kader van BOPZ zou kunnen volgen. De raadsman acht het niet wenselijk om een verplichte behandeling als bijzonder voorwaarde aan een voorwaardelijk strafdeel te verbinden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan zeer ernstige feiten, namelijk afpersing en diefstal met geweld. Zij zijn naar een woning gegaan waarvan zij dachten dat daar veel geld buit zou zijn te maken. Zij hebben daar ’s-avonds laat aangebeld. Toen de deur werd geopend zijn zij vermomd met bandana’s en gewapend met een mes en een tot priem geslepen schroevendraaier de woning binnen gegaan. De wapens zijn aan het slachtoffer getoond en één wapen is tegen de keel van het slachtoffer gezet. Zij hebben het slachtoffer gedwongen geldkistjes en geld af te staan. Ook is een mobiele telefoon weggenomen en is de vaste telefoon weggenomen en onklaar gemaakt. Dit met de bedoeling dat het slachtoffer niet direct hulp zou kunnen inroepen. Het gebeurde moet zeer angstaanjagend zijn geweest voor het slachtoffer [slachtoffer] . Zoals uit de schriftelijke slachtofferverklaring blijkt, hebben de feiten veel teweeg gebracht bij het slachtoffer. Ook houdt de rechtbank ten nadele van verdachte rekening met de grote, uitvoerende, rol die hij in het geheel heeft gespeeld.
Hoewel uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 5 april 2016 niet blijkt dat verdachte eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld, blijkt uit de over verdachte opgemaakte rapportage dat er gevaar voor recidive is. Met de psychiater en de psycholoog is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de schizo-affectieve stoornis noodzakelijk is. Allereerst dienen de psychotische stemmingswisselingen te worden gestabiliseerd. Daarom zal medicatie een belangrijk onderdeel zijn van een behandeling binnen een gestructureerde leefomgeving, hetgeen zou kunnen in het kader van een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Een forensisch psychiatrische setting verdient de voorkeur. Vervolgens dient verdachte woonbegeleiding te krijgen in een gespecialiseerde instelling, waarbij rekening wordt gehouden met de stoornissen en de noodzaak dat verdachte anti psychotische en stemming stabiliserende medicatie dient te gebruiken.
Inmiddels is verdachte in het kader van een schorsing van de voorlopige hechtenis opgenomen in FPA De Boog te Warnsveld
Alles overwegende acht de rechtbank de eis van de officier van justitie, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, passend en geboden en zal de rechtbank deze overnemen. De rechtbank zal de proeftijd stellen op 3 jaren.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 47, 56, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
540 (vijfhonderd en veertig) dagen;
 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
269 (tweehonderd negenenzestig) dagen,
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;
 de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
 de bijzondere voorwaarde(n) dat de veroordeelde:
Meldplicht
- zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde. Daartoe moet verdachte zich melden bij Reclassering Nederland in de regio Oost-Nederland. Hierna moet hij zich gedurende de door de reclassering bepaalde periode blijven melden zo frequent als de reclassering dit gedurende deze periode nodig acht;
Opname in zorginstelling – klinische behandeling.
- zich gedurende een periode van maximaal één jaar zal laten opnemen in FPA De Boog te Warnsveld of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven.
Begeleid of beschermd wonen
- zal meewerken aan de aansluitende doorgeleiding naar een passende vorm van woonbegeleiding, en zich daar aan de aanwijzingen van de begeleiders/behandelaars houden, zolang de reclassering dit nodig acht.
De rechtbank geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
De rechtbank:
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars (voorzitter), mr. C.J.M. van Apeldoorn en mr. O.E. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 juni 2016.
Mr. De Jong is buiten staat mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2013079625, gesloten op 15 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , pag. 493-496
3.De verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 23 mei 2016
4.Proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , pag. 694-697
5.Proces-verbaal van verhoor van [naam 1] , pag. 699-704
6.Proces-verbaal van verhoor van [naam 2] , pag. 1027-1032
7.Proces-verbaal van verhoor van [naam 3] , pag. 1061-1064
8.Rapport van psychologisch onderzoek, pag. 14
9.Rapport van psychiatrisch onderzoek, pag. 12,14