ECLI:NL:RBGEL:2016:3233

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 juni 2016
Publicatiedatum
15 juni 2016
Zaaknummer
05/980627-13
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van valsheid in geschrifte en witwassen door onvoldoende bewijs van nauwe en bewuste samenwerking

Op 14 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 37-jarige vrouw uit Vaassen, die werd beschuldigd van valsheid in geschrifte en witwassen. De rechtbank heeft de vrouw vrijgesproken van beide aanklachten, omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking met haar (toenmalige) partner. De officier van justitie had een werkstraf van zestig uur geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de verdachte en haar partner, die bevestigde dat hij de handtekeningen op de documenten had vervalst, niet konden worden weerlegd. De rechtbank concludeerde dat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor de beschuldigingen, en dat de verdachte niet op de hoogte was van de illegale handelingen van haar partner.

De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte als wettelijk vertegenwoordiger van haar zoon recht had op de PGB-gelden die zij ontving, en dat er geen bewijs was dat zij wist of moest vermoeden dat deze gelden afkomstig waren van misdrijf. De rechtbank heeft vastgesteld dat de financiële situatie van de verdachte en haar partner gescheiden was, en dat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor medeplegen van de handelingen van haar partner. De rechtbank heeft daarom besloten dat de verdachte van beide feiten vrijgesproken moest worden.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken in de zitting op 14 juni 2016.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/980627-13
Datum uitspraak : 14 juni 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. B. Klunder, advocaat te Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 mei 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2010 tot en met 31 december 2011 in de gemeente Apeldoorn en/of Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of alleen, (telkens) opzettelijk navolgend(e) geschrift(en), (elk) zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen -
valselijk heeft opgemaakt of vervalst, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken, te weten:
-een zorgovereenkomst tussen [verdachte] en [naam 1] , gedateerd 23-12-2010
[vindplaats: DOC/008-75 en 85] en/of
-een verantwoordingsformulier PGB voor [naam 2] , over de periode
01-01-2011 t/m 30-06-2011, zorgverlener [naam 1] , ondertekend door [verdachte] ,
gedateerd 20-06-11 [vindplaats: DOC/008-19 en 20] en/of
-een verantwoordingsformulier PGB voor [naam 2] , over de periode 01-07-2011
t/m 31-12-2011, zorgverlener [naam 1] , ondertekend door [verdachte] , gedateerd 25-12-2011
[vindplaats: DOC/008-21 en 22], hebbende dat valselijk opmaken (telkens) hieruit bestaan, dat in strijd met de waarheid in die geschrift(en) [naam 1] is opgevoerd als zorgverlener voor
[naam 2] terwijl [naam 1] nimmer zorg tegen betaling heeft verleend; althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling leidt: zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 23 december 2010 tot en met 31 december 2011 in de gemeente Apeldoorn en/of Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en) en/of
alleen, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt of gebruik heeft doen maken van (de/een) (onder meer) hierna te noemen valse document(en) - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - waaronder:
-een zorgovereenkomst tussen [verdachte] en [naam 1] , gedateerd 23-12-2010
[vindplaats: DOC/008-75 en 85] en/of
-een verantwoordingsformulier PGB voor [naam 2] , over de periode 01-01-2011
t/m 30-06-2011, zorgverlener [naam 1] , ondertekend door [verdachte] , gedateerd
20-06-11 [vindplaats: DOC/008-19 en 20] en/of
-een verantwoordingsformulier PGB voor [naam 2] , over de periode 01-07-2011
t/m 31-12-2011, zorgverlener [naam 1] , ondertekend door [verdachte] , gedateerd
25-12-2011 [vindplaats: DOC/008-21 en 22],
bestaande dat gebruikmaken (telkens) in het overleggen van dat/die geschrift(en) aan het zorgkantoor en bestaande die valsheid of vervalsing hierin, dat in dat/die geschrift(en) [naam 1] is opgevoerd als zorgverlener voor [naam 2] terwijl [naam 1] nimmer zorg tegen betaling heeft verleend;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 02 april 2013, in de gemeente(n) Apeldoorn en/of Amersfoort, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, -(telkens) een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) met een totaal van (ongeveer)
-euro 99.896,= (zijnde inkomsten uit bemiddeling(en)) en/of
-euro 44.019,= (zijnde inkomsten uit PGB van [naam 3] ) en/of
-euro 65.186,= (zijnde inkomsten uit PGB van [naam 2] ) en/of
-euro 124.090,= (zijnde inkomsten uit niet afgedragen inkomstenbelasting(en) en/of premies) en/of -euro 71.549,= (zijnde inkomsten uit onterecht ontvangen (delen van) uitkering(en)) en/of -euro 2.068,= en/of euro 38.759,= (zijnde inkomsten uit onterecht ontvangen toeslagen), althans een of meer geldbedrag(en) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten geld, gebruik heeft gemaakt, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer geldbedrag(en)
- overgeboekt en/of vervolgens doorgeboekt naar andere bankrekeningen en/of
- contant laten opnemen door (een) ander(en) dan verdachte en/of
- contant laten uitbetalen en/of
- ondergebracht in een kluis,
terwijl zij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het plegen van overtreding van artikel
- 69 van de algemene wet inzake rijksbelastingen en/of
- 225 van het wetboek van strafrecht en/of
- 227 b van het Wetboek van strafrecht, althans uit enig misdrijf, en/of
- ( telkens) van een voorwerp, te weten een of meer geldbedrag(en) met een totaal van (ongeveer)
-euro 99.896,= (zijnde inkomsten uit bemiddeling(en)) en/of
-euro 44.019,= (zijnde inkomsten uit PGB van [naam 3] ) en/of
-euro 65.186,= (zijnde inkomsten uit PGB van [naam 2] ) en/of
-euro 124.090,= (zijnde inkomsten uit niet afgedragen inkomstenbelasting(en) en/of premies) en/of
-euro 71.549,= (zijnde inkomsten uit onterecht ontvangen (delen van) uitkering(en)) en/of
-euro 2.068,= en/of euro 38.759,= (zijnde inkomsten uit onterecht ontvangen toeslagen), althans een of meer geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld, althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op bovenomschreven voorwerp(en) was of wie bovenomschreven voorwerp(en), voorhanden had, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) een of meer geldbedrag(en)
- overgeboekt en/of vervolgens doorgeboekt naar andere bankrekeningen en/of
- contant laten opnemen door (een) ander(en) dan verdachte en/of
- contant laten uitbetalen en/of
- ondergebracht in een kluis terwijl zij wist dan wel redelijkerwijs moest vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit het plegen van overtreding van artikel
-69 van de algemene wet inzake rijksbelastingen en/of
-225 van het wetboek van strafrecht en/of
-227b van het Wetboek van strafrecht,
althans uit enig misdrijf, terwijl zij van het plegen van witwassen een gewoonte maakt.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan beide feiten. Hij heeft een werkstraf geëist van zestig uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak van feit 1 bepleit. De handtekeningen op twee van de vermelde formulieren zijn niet van verdachte, die zijn nagemaakt door haar (toenmalige) partner, [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Verdachte was daar niet van op de hoogte. Het derde formulier is wel door verdachte ondertekend, maar zij heeft een blanco formulier getekend en heeft niet gezien wat er later op is ingevuld.
Ook van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw. Verdachte had geen enkele wetenschap van welk illegaal handelen dan ook. Zij beschikte alleen over legale gelden en inkomsten. Financieel was zij gescheiden van [medeverdachte] .
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
De rechtbank is van oordeel dat er geen wettig en overtuigend bewijs is om te komen tot een bewezenverklaring. Daarbij is het volgende van belang.
Over de formulieren DOC/008-75 en 85 (pagina 1139) en DOC/008-19 en 20 (pagina 1078) heeft verdachte verklaard dat haar handtekening is nagemaakt door [medeverdachte] . Hij heeft dit ook bij de rechter-commissaris bevestigd en verklaard dat verdachte daar niets van af wist. Dat verdachte deze documenten zelf heeft opgemaakt dan wel er gebruik van heeft gemaakt, kan niet worden bewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is er evenmin bewijs voor medeplegen door verdachte. Gelet op de verklaringen van verdachte en [medeverdachte] is van een nauwe en bewuste samenwerking geen sprake geweest. Enig ander bewijsmiddel is daarvoor niet voorhanden.
Ten aanzien van het formulier op pagina 1080 in het dossier (DOC/008-21 en 22) hebben zowel verdachte als [medeverdachte] verklaard dat verdachte dat formulier heeft ondertekend, maar dat dat op dat moment een blanco formulier was. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit deze enkele handeling geen opzet op het valselijk opmaken van het formulier dan wel het gebruik maken daarvan worden afgeleid. Hierbij is van belang dat het ging om een verantwoordingsformulier voor het PGB dat verdachte ontving ten behoeve van haar zoon en waar zij in beginsel ook recht op had, zodat bij haar geen argwaan hoefde te ontstaan bij het, op verzoek van [medeverdachte] , ondertekenen van dat formulier.
Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van feit 1.
Feit 2
De rechtbank overweegt dat het dossier weinig informatie bevat over de financiële situatie van verdachte (en [medeverdachte] ). Verdachte heeft verklaard dat haar financiën en die van [medeverdachte] gescheiden waren en dat zij elk hun eigen inkomen hadden. Daarom acht de rechtbank alleen de onder het derde en zesde gedachtestreepje opgenomen inkomsten, te weten de inkomsten uit het PGB van [naam 2] , de zoon van verdachte, en de inkomsten uit onterecht ontvangen toeslagen van belang. De overige inkomsten zijn van [medeverdachte] en het ontbreekt de rechtbank aan informatie over of dit geld ooit ter beschikking van verdachte heeft gestaan. Uit het dossier komen onvoldoende aanknopingspunten naar voren om te komen tot medeplegen (van handelingen van [medeverdachte] ) door verdachte.
Verdachte heeft inkomsten ontvangen uit het PGB dat voor haar zoon [naam 2] bestemd was. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden bewezen dat verdachte wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de uitkering die zij ontving van misdrijf afkomstig was. Verdachte had, als wettelijk vertegenwoordiger van [naam 2] , in principe immers recht op een dergelijke vergoeding. Zij heeft zich, zoals hiervoor overwogen, zelf ook niet schuldig gemaakt aan valsheid in geschrifte ter verkrijging van die gelden. Dat verdachte en [medeverdachte] een omslachtige constructie gebruikten van overboeken, weer terugboeken, contant opnemen en dan uitbetalen, kan weliswaar vragen oproepen maar doet aan het oordeel van de rechtbank niet af. Ten aanzien van de PGB-gelden kan witwassen dan ook niet worden bewezen, ook niet via medeplegen, nu geen bewijs voorhanden is dat duidt op de daarvoor vereiste nauwe en bewuste samenwerking.
Met betrekking tot de toeslagen overweegt de rechtbank dat het dossier geen enkel inzicht geeft in de besteding van dat geld, voor zover deze aan [medeverdachte] werden toegekend. Voor zover zij aan verdachte werden toegekend, is er geen bewijs voorhanden dat zij wist of moest vermoeden dat zij hier geen recht op had. Ook hiervoor dient vrijspraak te volgen.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte van feit 2 dient te worden vrijgesproken.

3.De beslissing

De rechtbank spreekt verdachte vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.B.J. Driessen, voorzitter, mr. C.J.M. van Apeldoorn en
mr. J.H.D. van Onna, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 juni 2016.
mr. Van Onna is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.