ECLI:NL:RBGEL:2016:3269

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
05/820222-14
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Post
  • mr. Van Hoof
  • mr. Knoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor oplichting en valsheid in geschrift met betrekking tot de verkoop van een schip

Op 10 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 63-jarige vrouw uit Tilburg, die samen met een man oplichting en valsheid in geschrift heeft gepleegd. De vrouw werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden. De zaak betreft de verkoop van een schip voor € 240.000, waarbij de vrouw en haar mededader de koper hebben misleid door te stellen dat het schip verhuurd zou zijn aan een stichting, die huurinkomsten van € 10.000 per jaar zou genereren. De vrouw en haar mededader wisten echter dat het schip niet vaarklaar was en slechts een fractie van de verkoopprijs waard was. De rechtbank oordeelde dat de feiten zeer verwerpelijk waren en dat de vrouw, ondanks haar blanco strafblad en het feit dat de misdrijven enkele jaren geleden hadden plaatsgevonden, een gevangenisstraf op zijn plaats was. De man in kwestie was overleden tijdens het strafproces, waardoor het openbaar ministerie in die zaak niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank benadrukte dat de vrouw met haar handelen het vertrouwen in officiële documenten op grove wijze had geschonden en dat haar daden ernstige gevolgen hadden voor de koper en zijn echtgenote, die hierdoor financieel geruïneerd waren.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : 05/820222-14
Datum uitspraak : 10 juni 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] .
Raadsman: mr. R.W. de Pater, advocaat te Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 27 maart 2015 en 27 mei 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
zij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 29 juni 2012 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en anderen wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels dhr. [slachtoffer] ,
heeft bewogen tot de afgifte van 240.000 euro,
immers heeft zij, verdachte, met vorenomschreven oogmerk telkens - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- aan genoemde [slachtoffer] voorgehouden dat financieel voordeel behaald zou kunnen worden door te investeren in een zeer winstgevend project, te weten door aankoop van stalen kotterjacht, de [naam 1] ; en/of
- een motorjacht (boot de [naam 1] ) vast verhuurd, door één huurder, met een huurcontract van acht jaar en een huuropbrengst van 120.000 euro per jaar volledig risico vrij;
en/of
- huurder de Stichting [naam 2] is, die als doelstelling heeft op therapeutische wijze varen met patiënten die een functie beperking hebben; en/of - deze Stichting [naam 2] voldoende kredietwaardig is door ontvangen schenkingen en legaten, onder andere van mevrouw van [naam 3] , ter waarde van 275.000 euro en/of
- aan [slachtoffer] een afschrift van de ABN-AMRO heeft overlegd waaruit blijkt dat de Stichting [naam 2] maandelijks 10.000 euro aan huur overmaakt; en/of - de schade die aan het schip zou ontstaan en reeds was ontstaan na afloop van acht-jarig huurcontract volledig door de Stichting gerenoveerd en opgeknapt zou worden;
waardoor bovengenoemde [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
2.
zij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 29 juni 2012 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
een of meer geschriften, namelijk onder meer de navolgende:
1. een Excel lijst betreffende rekeningnummer [rekeningnummer 1] van dhr. [naam 4] (pag. 51-57)); en/of
2. een brief van [naam 5] d.d. 22 januari 2011, betreffende balansoverzicht boekjaar 2010 (pag. 60); en/of
3. een brief van [naam 5] d.d. 4 februari 2010, betreffende balansoverzicht boekjaar 2009 (pag. 61); en/of
4. een brief van [naam 5] d.d. 14 februari 2012, betreffende balansoverzicht boekjaar 2011 (pag. 62); en/of
5. een rapport van [naam 5] betreffende onderzoek naar haalbaarheid project [naam 1] gericht aan mw. [verdachte] (pag. 63);
6. een uitdraai van een afschrift van de ABN-bank t.n.v. [naam 4] , betreffende ontvangen huur over 2011 van de Stichting [naam 2] (pag. 83, 84); althans geschriften, dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en/of heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, en/of daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als waren zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid op dat/die:
1. Excel lijst bedragen zijn vermeld betreffende overschrijvingen huur boot [naam 1] , die nooit zijn overgeschreven; en/of
2. drie brieven van [naam 5] d.d. 22 januari 2011 en/of d.d. 4 februari 2010 en/of d.d. 14 februari 2012, is vermeld dat de balansoverzichten waren gecontroleerd door een accountant van [naam 5] , dhr. [naam 6] RA, terwijl er nooit balansoverzichten door [naam 5] zijn gecontroleerd en in orde bevonden en dhr. [naam 6] geen register accountant bij [naam 5] is; en/of
3. rapport van [naam 5] is vermeld dat er een onderzoek betreffende de haalbaarheid van project [naam 1] door [naam 5] heeft plaatsgevonden, terwijl dit onderzoek nooit door [naam 5] heeft plaatsgevonden; en/of
4. bankafschrift van [naam 4] bedragen zijn vermeld betreffende ontvangen huur door de Stichting [naam 2] , die nooit betaald zijn;
en bestaande dat gebruik hierin dat zij, verdachte die hiervoor vermelde geschriften (telkens) in het kader van overleg/onderhandelingen met dhr. [slachtoffer] in verband met de verkoop van de motorjacht/kotter [naam 1] heeft getoond en/of verstrekt;
artikel 225 leden 1 en 2 Wetboek van Strafrecht
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op Marktplaats verscheen omstreeks 15 maart 2012 een advertentie waarin een motorjacht te koop werd aangeboden voor € 260.000 wegens ernstige ziekte van de eigenaar. Het schip werd in combinatie met een achtjarig huurcontract met de Stichting [naam 2] (hierna: de Stichting) aangeboden, waardoor was gegarandeerd dat de Stichting maandelijks € 10.000 aan huurpenningen zou overmaken aan de verhuurder c.q. eigenaar van het schip. Op 29 juni 2012 heeft [slachtoffer] het schip gekocht van eigenaar [naam 4] . Kort na de verkoop van het schip trok de voorzitter van de Stichting, [verdachte] , zich terug uit de Stichting. De echtgenote van [slachtoffer] , die inmiddels als bestuurslid tot de Stichting was toegetreden, kreeg vervolgens inzage in de financiële gegevens van de Stichting. Daaruit bleek dat de Stichting geen financiële middelen had om aan de verplichting van het huurcontract te voldoen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting en het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van valsheid in geschrift. Ter zitting heeft de officier van justitie de bewijsmiddelen opgesomd en nader toegelicht.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter zake van feit 1 en 2 vrijspraak bepleit. Verdachte is op geen enkele wijze bevoordeeld zodat het voor oplichting vereiste oogmerk ontbreekt. [naam 4] is degene die het schip te koop heeft aangeboden, de koopsom van aangever heeft ontvangen, de taxatie van het schip heeft laten uitvoeren alsmede de documenten heeft vervalst en naar aangever heeft verzonden. Bovendien zijn de vervalste documenten ook afkomstig van de computer van [naam 4] . Evenmin heeft verdachte opdracht gegeven aan [naam 4] om documenten te vervalsen. Verdachte kent de sponsorcontracten waarop haar naam en handtekening staan niet en heeft deze niet ondertekend. Evenmin heeft verdachte contacten onderhouden met aangever. Verdachte heeft alleen te veel vertrouwd op [naam 4] , die de administratie van de Stichting bijhield.
Beoordeling door de rechtbank
Bewijsmiddelen
Gelet op de samenhang tussen feit 1 en feit 2 zal de rechtbank de van belang zijnde bewijsmiddelen gezamenlijk behandelen, waarbij elk bewijsmiddel slechts is gebruikt ten aanzien van het feit waarop het betrekking heeft.
Verklaringen van aangever
Aangever [slachtoffer] heeft bij de politie verklaard dat hij in maart 2012 een advertentie op Marktplaats zag, waarin een stalen schip te koop werd aangeboden voor € 260.000. Volgens de adverteerder, [naam 4] , was aan het schip, genaamd [naam 1] , een achtjarig huurcontract met de Stichting [naam 2] verbonden, waardoor gedurende de looptijd van het huurcontract een maandelijks bedrag aan inkomsten van €10.000 (exclusief BTW) verzekerd was. [naam 4] had in het e-mailverkeer met aangever laten weten dat hij niet meer lang te leven had, reden waarom hij het schip te koop aanbood. [naam 4] wilde het schip voor de afwikkeling voor de erfgenamen verkopen. De verkoopprijs was om die reden ook lager dan de waarde van het schip, hetgeen ook bleek uit de uitgevoerde taxatie. Hiervoor heeft aangever het schip samen met [naam 4] bezichtigd. De taxatiewaarde werd vastgesteld op € 370.000. Op het schip was het een bende, maar het excuus was dat er een verbouwing gaande was en dat de werkzaamheden stil lagen in afwachting van een definitieve verkoop. De Stichting huurde het schip voor de revalidatie van mensen met een functiebeperking. Volgens [naam 4] was de Stichting verantwoordelijk voor de renovatie van het schip en zou de Stichting na afloop van het achtjarig huurcontract het schip geheel gerenoveerd teruggeven. Na onderhandelingen werd de verkoopprijs vastgesteld op € 240.0000. Aangever kreeg desgevraagd geen inzage in de inkomsten en uitgaven van de Stichting. Volgens [naam 4] waren er diverse schenkingen gedaan via erfenissen en was de financiële draagkracht van de Stichting ruim voldoende om de komende acht jaar de huur van het schip te voldoen. Ook had de Stichting vaste sponsoren. Verder ontving aangever van [naam 4] een Excelbestand met het logo van de ABN/Amrobank, waaruit bleek dat er maandelijks € 10.000 aan huur door de Stichting op de rekening van [naam 4] werd overgemaakt. [verdachte] was voorzitter van de Stichting. Op 29 juni 2012 was aangever samen met [naam 4] en [verdachte] bij een notaris te Doetinchem in verband met de overdracht van het schip. Alleen voor de maand juli 2012 heeft aangever een huurbetaling ontvangen van de Stichting. Na de aankoop van het schip werd de echtgenote van aangever medebestuurslid van de Stichting. Vervolgens kreeg aangever per aangetekende brief bericht dat voorzitter [verdachte] zich wegens persoonlijke en gezondheidsredenen uit de Stichting had teruggetrokken. Na ontvangst van deze brief is de echtgenote van aangever voorzitter van de Stichting geworden en heeft aangever alle stukken en rekeninggegevens van de Stichting bij de bank opgevraagd. Uit die stukken bleek dat er nooit huurbetalingen door de Stichting waren gedaan. De Stichting had geen vermogen en had ook niet over vermogen beschikt. [2]
Voorts heeft aangever bij de politie verklaard dat hij van de ABN/Amrobank desgevraagd de originele bankafschriften van de Stichtging heeft ontvangen. Bij vergelijking van deze bankafschriften met de bankafschriften die aangever van [naam 4] via de mail heeft ontvangen voor de verkoop van het schip, blijkt dat de door [naam 4] verzonden bankafschriften zijn vervalst. Zowel het bankafschrift dat [naam 4] via de mail aan aangever heeft verstrekt als het Excelbestand, waaruit blijkt dat de Stichting op regelmatige basis huur overmaakte aan [naam 4] , zijn vervalst. De echtgenote van aangever heeft bij het toetreden als bestuurslid van de Stichting de oprichtingsakte van de Stichting gezien en is er toen achter gekomen dat de Stichting is opgericht door [naam 4] en [verdachte] samen. [naam 4] en [verdachte] hebben beiden voor en tijdens de verkoop van het schip beweerd dat er gehandicapten op het schip hebben meegevaren. Het schip heeft echter nooit gevaren. [naam 4] en [verdachte] hebben hem op deze wijze bewogen tot de aankoop van het schip. Indien aangever alles vooraf had geweten, had hij het schip nooit gekocht. [3]
Verklaringen van medeverdachte [naam 4]
Verdachte [naam 4] , ten tijde van het tenlastegelegde feit wonende in Doetinchem, heeft bij de politie verklaard dat [naam 7] zijn emailaccount is en dat hij de door de politie aan hem getoonde advertentie op Marktplaats heeft geplaatst. Hij was toen eigenaar van het schip [naam 1] . In 2000 hebben verdachte en [verdachte] de Stichting [naam 8] opgericht. Verdachte was secretaris en [verdachte] was voorzitter van [naam 8] . Hij heeft het schip aangekocht in 2010 van Stichting [naam 8] voor de prijs van € 18.000. Bankrekening [rekeningnummer 2] is van hem. Tussen de maanden april en juni 2012 was [verdachte] geregeld bij hem thuis. [verdachte] kwam iedere zaterdag naar hem toe in Doetinchem en controleerde de bankzaken. Ook had zij toegang tot zijn computer. Hij weet nog dat [verdachte] tegen hem heeft gezegd dat als er een koper voor het schip zou komen, zij dat bestand kon gebruiken om de verkoop te bevorderen. De Stichting heeft nooit huur aan hem betaald; het schip was nog niet vaarklaar. Wel heeft [verdachte] namens de Stichting eenmalig € 10.000 aan hem overgemaakt. Accountant [naam 6] bestaat niet, maar is een persoon die werkte in opdracht van [verdachte] en de Stichting en zich uitgaf voor accountant [naam 6] . [4]
Voorts heeft verdachte [naam 4] bij de politie verklaard dat hij en [verdachte] bij de verkoop van het schip aan aangever valse inlichtingen hebben verstrekt. Hij heeft e-mails aan aangever verstuurd waarin hij de suggestie heeft gewekt dat hij de afgelopen jaren huurbetalingen van de Stichting heeft ontvangen, hetgeen niet het geval is. Hij heeft deze informatie aan aangever verstrekt om hem te bewegen het schip te kopen. De door de politie aan hem getoonde e-mails met bijlagen heeft hij verstuurd aan aangever. Het bijgevoegde bankafschrift van ABN-Amro, waaruit blijkt dat hij huurinkomsten heeft ontvangen van de Stichting, heeft hij vervalst. Het bijgevoegde Excelbestand is ook vals
.Hij heeft dit bestand samen met [verdachte] bij hem thuis gemaakt een week voordat hij dit document heeft verzonden aan aangever. Hij zat achter de computer en [verdachte] nam de rekenmachine ter hand. Samen met [verdachte] heeft hij geprobeerd om aangever op te lichten bij de verkoop van het schip. Accountant [naam 6] is een kennis van [verdachte] die goed thuis is in de financiële sector. Verdachte gaf telefonisch de tekst door aan [verdachte] , die [naam 6] in zijn e-mails aan aangever kon gebruiken. [verdachte] gaf deze teksten weer door aan degene die zich uitgaf voor accountant [naam 6] , welke persoon de berichten vervolgens aan aangever verzond via een [naam 9]
.Alle brieven en jaarverslagen op naam van [naam 5] zijn vals. Het klopt dat het schip de afgelopen jaren nooit heeft gevaren. Het schip was nog niet vaarklaar. Verdachte [naam 4] erkent dat hij en [verdachte] [slachtoffer] hebben opgelicht. Zij hebben aan [slachtoffer] valse inlichtingen verstrekt om hem te bewegen het schip te kopen. Hij vervalste de documenten om ze als een bewijs aan [slachtoffer] te tonen dat hij werkelijk huurinkomsten had ontvangen voor de verhuur van het schip aan de Stichting [naam 2] .
Op 27 juni 2012 is het schip per notariële akte verkocht aan aangever en op 28 juni 2012 vroeg [verdachte] hem de huur van het schip voor de maand juli voor te schieten, waarna hij
€ 10.000 heeft overgemaakt. [5]
Verklaringen van verdachte [verdachte]
Verdachte [verdachte] heeft bij de politie verklaard dat de Stichting als doelstelling had een schip te laten bouwen en daar met personen met een functiebeperking mee te gaan varen. Verdachte is tot ongeveer april 2010 voorzitter van de Stichting geweest en in juli 2011 heeft [naam 4] haar gevraagd om opnieuw voorzitter van de Stichting te worden. Verdachte zat af en toe achter de computer van [naam 4] om zijn bestanden te archiveren. Het huurcontract voor de [naam 1] is door [naam 4] in het leven geroepen om de verkoop van de [naam 1] mogelijk te maken. Accountant [naam 6] bestaat niet. Zij heeft nooit een sponsor ontmoet en zij kent ook geen enkele sponsor. [6]
Ter zitting van 27 maart 2015 heeft [verdachte] verklaard dat zij en [naam 4] in 2008 samen de Stichting hebben opgericht. Zij was voorzitter en [naam 4] was penningmeester. Zij is van juli 2011 tot juli 2012 opnieuw voorzitter geweest van [naam 2] . Binnen de Stichting gebeurde niets. De bankrekening van de Stichting was leeg. Zij en [naam 4] waren bezig met de afbouw van de [naam 1] . Het klopt dat zij de huurovereenkomst met aangever heeft getekend. Er zijn geen sponsorcontracten geweest. [naam 4] heeft de [naam 1] gekocht van Stichting [naam 8] voor €18.000. [7]
Verklaringen van getuigen
Getuige [getuige 1] , werkzaam bij [naam 10] in Doetinchem, waar het schip [naam 1] was afgemeerd, heeft bij de politie verklaard dat hij in 2008 een contract heeft gesloten met [naam 4] en [verdachte] ten behoeve van de Stichting [naam 8] . Getuige heeft [naam 4] leren kennen als een man die alles in eigen hand wilde houden. [verdachte] heeft hij leren kennen als degene die alles mondeling regelde. Zij was de praatster. [verdachte] heeft hen benaderd met de vraag of het schip aan hun kade mocht worden afgemeerd. Het schip [naam 1] kwam als zelfvarend casco voor de wal te liggen en moest uiteindelijk een zeewaardig schip worden waarmee op de Oostzee kon worden gevaren met 5 patiënten en een kapitein. Getuige zag dat de werkzaamheden op de [naam 1] werden verricht door [naam 4] en [verdachte] samen. Ze waren bezig met het afbouwen van het schip. Bij het tonen van een taxatierapport met een afbeelding van een schip door de politie, heeft getuige verklaard dat hij het getoonde schip herkent als de [naam 1] . Volgens getuige [getuige 1] is de [naam 1] tot aan de verkoop in 2012 nooit varend weggeweest van de kade. [8]
Getuige [getuige 2] heeft bij de politie verklaard dat hij werkzaam is als Register Accountant bij [naam 11] in Doetinchem, voor 31 mei 2008 een vestiging van [naam 5] . Getuige heeft alle door hem zakelijk opgemaakte documenten vanaf 1 juni 2008 ondertekend met [getuige 2] RA. In 2006 is hij betrokken geweest bij de oprichting van Stichting [naam 8] en hij herinnert zich de bestuursleden [verdachte] en [naam 4] . De layout op de door de politie aan hem getoonde stukken, op naam van [getuige 2] , [naam 5] Accountants B.V, wijken op essentiële punten af van de huisstijl van [naam 5] , zijn niet door hem of [naam 5] opgemaakt en ondertekend en zijn valselijk opgemaakt. Evenmin heeft hij de aan hem door de politie getoonde e-mailberichten samengesteld of verzonden aan aangever. Hij communiceert op hele andere wijze met klanten. Het e-mailadres waarmee de aan hem getoonde berichten op naam van [getuige 2] zijn verzonden aan aangever, is niet van hem. Getuige heeft nooit bemoeienis gehad met de Stichting. De [naam 1] zegt hem niets. Op 4 februari, 22 januari 2011 en 14 februari 2012 was hij werkzaam voor [naam 11] . [9]
Schriftelijke bescheiden
1. Een huurcontract gesloten tussen [naam 12] , verhuurder van Motorschip [naam 1] en de Stichting [naam 2] , huurder, ondertekend op 16 juni 2012 door huurder [verdachte] (voorzitter) en verhuurder [slachtoffer] , met een aaneengesloten looptijd van 96 maanden, aanvangend op 1 juli 2012. De basishuur bedraagt € 10.000,- per maand, exclusief BTW. [10]
2. Een koopovereenkomst tussen partijen betreffende de levering van motorjacht [naam 1] , de overnameprijs voor het motorjacht bedraagt € 260.000,- ondertekend op 16 juni 2012 door [naam 4] , verkoper, en [slachtoffer] , koper. In de overeenkomst staat onder meer dat het motorjacht is verhuurd en door de stichting [naam 2] zal worden beheerd en gebruikt volgens het reeds afgesloten huurcontract. Ook staat hierin dat het huurcontract tussen de koper en de huurder, Stichting [naam 2] , voorafgaand aan de koopovereenkomst reeds is ondertekend en deel uitmaakt van de overeenkomst. [11]
3. Drie niet op naam staande sponsorcontracten van 2 en 10 februari 2009 ten gunste van Stichting [naam 2] met een minimale looptijd tot 2020 en een sponsorbijdrage van respectievelijk € 55.000, € 70.000 en € 60.000 per boekjaar, ondertekend door [verdachte] , voorzitter Stichting [naam 2] . [12]
4. Mailwisseling van [naam 4] aan aangever van 15 mei 2012 waarin hij bijgaand 3 sponsorcontracten tussen de Stichting en maatschappijen stuurt en 3 verklaringen van de accountant van de Stichting. [13]
5. Mailwisseling van [naam 4] aan aangever van 22 mei 2012 waarin staat dat in de bijlage een gedownload dossier van zijn privérekening is meegezonden, waarop duidelijk is te zien dat hij het afgelopen jaar, elke maand, correct de volledige huur heeft ontvangen. [14]
6. Bankafschriften voorzien van ABN/Amro-logo op naam van Stichting [naam 2] , bestuurrekening, waarop huurbetalingen van € 10.000 voor de huur van de [naam 1] aan [naam 4] staan. [15]
7. Een overzicht/Excellijst van rekeningnummer [rekeningnummer 2] van [naam 4] over 2011 en 2012, waarop te zien is dat maandelijks €10.000 wordt overgemaakt aan [naam 4] door de Stichting voor de huur van het schip. [16]
8. Niet ondertekende brieven afkomstig van [naam 6] RA van [naam 5] Accountants B.V., gericht aan [verdachte] , Stichting [naam 2] , van 22 januari 2011, 4 februari 2010 en 14 februari 2012, waaruit blijkt dat de balans van de Stichting na controle akkoord is bevonden. [17]
9. Rapport op naam van [naam 5] Accountants B.V., gericht aan [verdachte] , Stichting [naam 2] , betreffende een onderzoek naar de haalbaarheid van het project [naam 1] . Hierin is onder meer opgenomen dat de Stichting op 16 september 2008 van wijlen mevrouw [naam 3] onder beschermende voorwaarden een legaat heeft ontvangen ter waarde van € 275.000. [18]
10. Mailwisseling van 19 mei 2012 van [naam 6] aan [slachtoffer] waarin onder meer volgt dat [verdachte] hem heeft verzocht de voorgelegde vragen te beantwoorden, dat hij door een familielid van [verdachte] in 2008 is gevraagd om de Stichting bij te staan, dat hij de jaarlijkse berichtgeving aan de sponsoren verzorgt, dat de Stichting op 2 januari 2012 een deposito heeft van € 426.000 dat vaststaat tot 1 januari 2014, dat er nog een tweede deposito is, dat de Stichting zeer betrouwbaar is, dat de Stichting naast de huur ook € 125.000 in het motorjacht heeft geïnvesteerd, dat [naam 4] en [verdachte] zeer betrouwbaar zijn en dat hij gegevens heeft gezien waaruit blijkt dat de opdrachtgever van de bouw van het motorjacht, de heer [naam 13] , € 375.000 heeft geïnvesteerd in het schip. [19]
Bewijsoverwegingen feit 1 en 2
De rechtbank ziet geen reden om aan de betrouwbaarheid van bovenstaande verklaringen van [naam 4] te twijfelen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende. Verdachte [naam 4] (hierna: [naam 4] ) heeft niet alleen over [verdachte] maar ook voor hemzelf zeer belastende verklaringen afgelegd. Deze verklaring zijn zeer gedetailleerd en consistent en vinden steun in de overige bewijsmiddelen.
Op grond van de voornoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank daarom onder meer het volgende vast:
  • het schip de [naam 1] heeft de afgelopen jaren nimmer gevaren en was niet vaarklaar;
  • [naam 4] heeft nimmer huur ontvangen van de Stichting [naam 2] ;
  • accountant [naam 6] bestaat niet;
  • de naar aangever verzonden stukken en e-mailberichten op naam van [naam 6] en/of [naam 5] zijn opgesteld door [naam 4] en verdachte [verdachte] en een onbekende derde.
  • [naam 4] heeft samen met verdachte [verdachte] een Excellijst opgesteld waarin wordt gesuggereerd dat [naam 4] op zijn privérekening bij ABN/Amro huurinkomsten van de Stichting heeft ontvangen en deze naar aangever verzonden.
  • [naam 4] heeft zijn ABN/AMRO bankafschriften zodanig aangepast dat hierop fictieve huurinkomsten van de stichting zijn te zien;
Over het aandeel van [verdachte] hierin overweegt de rechtbank het volgende.
Uit de verklaringen van getuige [getuige 1] blijkt dat [verdachte] samen met [naam 4] werkzaamheden heeft verricht op de [naam 1] om het schip af te bouwen. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat [verdachte] wist dat de [naam 1] niet vaarklaar was en dat hierop dus ook geen personen met een functiebeperking hebben meegevaren, zoals [verdachte] en [naam 4] volgens aangever voor en tijdens de verkoop van de [naam 1] hebben beweerd. Voorts heeft [verdachte] ter zitting verklaard dat [naam 4] de [naam 1] gekocht heeft voor € 18.000, welke koop volgens [naam 4] in 2010 heeft plaatsgevonden.
Conclusie:[verdachte] wist dat de [naam 1] slechts een fractie van de met aangever overeengekomen verkoopprijs van € 240.000 waard was.
Voorts blijkt uit bovenstaande bewijsmiddelen dat [naam 4] en [verdachte] in 2008 samen de Stichting hebben opgericht en dat [verdachte] hiervan voorzitter is geweest van 2008 tot 2010 en vervolgens van juli 2011 tot juli 2012. Blijkens het dossier kende de Stichting afgezien van [naam 4] en [verdachte] geen andere bestuursleden tot aan de toetreding van de echtgenote van aangever. Verder heeft [verdachte] ter zitting van 27 maart 2015 verklaard dat er binnen de Stichting niets gebeurde en dat de Stichting geen vermogen had. Ook heeft [verdachte] verklaard dat zij het hierboven onder punt 1 genoemde huurcontract met een looptijd van acht jaar en een maandelijkse huurverplichting van €10.000 in naam van de Stichting op 16 juni 2012 heeft gesloten met aangever in aanwezigheid van [naam 4] en aangever. Tevens heeft [verdachte] verklaard dat het hierboven onder punt 1 genoemde huurcontract door [naam 4] in het leven is geroepen om de verkoop van de [naam 1] mogelijk te maken. Daarnaast heeft [naam 4] verklaard dat [verdachte] tussen de maanden april en juni 2012 iedere zaterdag bij hem in Doetinchem was en dan de bankzaken van de Stichting controleerde.
Conclusie:verdachte [verdachte] wist bij het sluiten van het huurcontract op 16 juni 2012 dat de Stichting geen financiële middelen had om de huurverplichtingen jegens aangever te voldoen en dat deze overeenkomst uitsluitend was bedoeld om aangever te overtuigen dat met de koop van het schip een vaste huuropbrengst was gegarandeerd.
Verder stelt de rechtbank vast dat de handtekening van verdachte [verdachte] op het onder punt 1 genoemde huurcontract overeenkomt met de handtekening op de onder punt 3 opgenomen voor de verkoop aan aangever verzonden sponsorcontracten. De enkele verklaring van verdachte dat zij deze sponsorcontracten niet kent en niet heeft ondertekend, zonder enige nadere onderbouwing, acht de rechtbank onvoldoende om haar in deze verklaringen te volgen.
Conclusie:verdachte [verdachte] heeft de onder punt 3 opgenomen sponsorcontracten ondertekend teneinde aangever ervan te overtuigen dat de Stichting voldoende financiële middelen had om de huurovereenkomst na te komen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat aangever op basis van door verdachte [naam 4] en [verdachte] verstrekte onjuiste informatie en valse c.q. vervalste documenten is bewogen tot de aankoop van het schip [naam 1] voor een bedrag van € 240.000. Er was sprake van listige kunstgrepen (zoals de e-mails en stukken die op naam van [naam 6] / [naam 5] zijn uitgegaan) en een samenweefsel van verdichtselen (het doen voorkomen alsof het schip [naam 1] vaarklaar was en er sprake was van huurinkomsten). Verdachte [verdachte] had volledige wetenschap en heeft meerdere actieve bijdragen geleverd zodat de rechtbank haar als medepleger aanmerkt nu sprake is van bewuste en nauwe samenwerking. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank verdachte eveneens schuldig acht aan het onder feit 2 tenlastegelegde.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het [welke feiten] tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
zij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 29 juni 2012 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met
een of meeranderen
, althans alleen,meermalen
, althans eenmaal,
met het oogmerk om zich en/of een ander
enwederrechtelijk te bevoordelen,
door het aannemen van een valse hoedanigheid en/ofdoor een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels dhr. [slachtoffer] ,
heeft bewogen tot de afgifte van 240.000 euro,
immers heeft zij, verdachte,
en/of haar mededadermet vorenomschreven oogmerk telkens - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid:
- aan genoemde [slachtoffer] voorgehouden dat financieel voordeel behaald zou kunnen worden door te investeren in een zeer winstgevend project, te weten door aankoop van stalen kotterjacht, de [naam 1] ; en
/of
- een motorjacht (boot de [naam 1] ) vast
verhuurdwerd
aanéén huurder, met een huurcontract van acht jaar en een huuropbrengst van 120.000 euro per jaar volledig risico vrij;
en/
of
- huurder de Stichting [naam 2] is, die als doelstelling heeft op therapeutische wijze varen met patiënten die een functie beperking hebben; en
/of- deze Stichting [naam 2] voldoende kredietwaardig is door ontvangen schenkingen en legaten, onder andere van mevrouw van [naam 3] , ter waarde van 275.000 euro en/of
- aan [slachtoffer] een afschrift van de ABN-AMRO heeft overlegd waaruit blijkt dat de Stichting [naam 2] maandelijks 10.000 euro aan huur overmaakt; en/of - de schade die aan het schip zou ontstaan en reeds was ontstaan na afloop van acht-jarig huurcontract volledig door de Stichting gerenoveerd en opgeknapt zou worden;
waardoor bovengenoemde [slachtoffer] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
2.
zij in de periode van 1 maart 2012 tot en met 29 juni 2012 te Doetinchem,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met één of meer andere
n,
althans alleen,meermalen,
althans eenmaal,een of meer geschriften, namelijk onder meer de navolgende:
1. een Excel lijst betreffende rekeningnummer [rekeningnummer 1] van dhr. [naam 4] (pag. 51-57)); en/of
2. een brief van [naam 5] d.d. 22 januari 2011, betreffende balansoverzicht boekjaar 2010 (pag. 60); en/of
3. een brief van [naam 5] d.d. 4 februari 2010, betreffende balansoverzicht boekjaar 2009 (pag. 61); en/of
4. een brief van [naam 5] d.d. 14 februari 2012, betreffende balansoverzicht boekjaar 2011 (pag. 62); en/of
5. een rapport van [naam 5] betreffende onderzoek naar haalbaarheid project [naam 1] gericht aan mw. [verdachte] (pag. 63);
6. een uitdraai van een afschrift van de ABN-bank t.n.v. [naam 4] , betreffende ontvangen huur over 2011 van de Stichting [naam 2] (pag. 83, 84); althans geschriften,
dat/die bestemd
was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen,
(telkens) met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en
/ofdoor anderen te doen gebruiken valselijk heeft opgemaakt en
/ofheeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, en/of daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als waren zij echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin dat (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid op dat/die:
1. Excel lijst bedragen zijn vermeld betreffende overschrijvingen huur boot [naam 1] , die nooit zijn overgeschreven; en/of
2. drie brieven van [naam 5] d.d. 22 januari 2011 en/of d.d. 4 februari 2010 en/of d.d. 14 februari 2012, is vermeld dat de balansoverzichten waren gecontroleerd door een accountant van [naam 5] , dhr. [naam 6] RA, terwijl er nooit balansoverzichten door [naam 5] zijn gecontroleerd en in orde bevonden en dhr. [naam 6] geen register accountant bij [naam 5] is; en/of
3. rapport van [naam 5] is vermeld dat er een onderzoek betreffende de haalbaarheid van project [naam 1] door [naam 5] heeft plaatsgevonden, terwijl dit onderzoek nooit door [naam 5] heeft plaatsgevonden; en/of
4. bankafschrift van [naam 4] bedragen zijn vermeld betreffende ontvangen huur door de Stichting [naam 2] , die nooit betaald zijn;
en bestaande dat gebruik hierin dat zij, verdachte
en/of haar mededaderdie hiervoor vermelde geschriften (telkens) in het kader van overleg/onderhandelingen met dhr. [slachtoffer] in verband met de verkoop van de motorjacht/kotter [naam 1] heeft getoond
en/ofverstrekt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Deze zijn cursief aangegeven in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in haar verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
Medeplegen van oplichting.
Ten aanzien van feit 2:
Medeplegen van valsheid in geschift;
Medeplegen van het opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.

5.De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd en verwezen naar de bepleite vrijspraak. Wel heeft de raadsman naar voren gebracht dat verdachte volledig arbeidsongeschikt is en daardoor fysiek niet in staat om een werkstraf te verrichten.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- een verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 13 april 2016; en
- een verdachte betreffend reclasseringsadvies, gedateerd 12 maart 2015.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van aangever en het medeplegen van valsheid in geschrift. Verdachte heeft aangever samen met medepleger gedurende meerdere maanden doelbewust en volgens een vooropgezet plan op gewiekste en overtuigende wijze bewogen tot de aankoop van het schip [naam 1] voor een bedrag van
€ 240.000, terwijl ze wist dat het schip niet vaarklaar was en slechts een fractie van de overeengekomen prijs waard was. Om aangever ertoe te bewegen het schip van [naam 4] te kopen, heeft verdachte als voorzitter van de Stichting sponsorcontracten ondertekend in de wetenschap dat er geen sponsoren waren. Ook heeft zij uit naam van de Stichting een achtjarige huurovereenkomst met aangever gesloten met een maandelijkse huur van € 10.000, terwijl zij wist dat de Stichting geen financiële middelen had om de huurbetalingen te voldoen.
Voorts is verdachte betrokken geweest bij het opstellen van stukken op naam van een niet bestaande accountant [naam 6] teneinde aangever ervan te overtuigen dat de aankoop van het schip een veilige investering was. Verdachte heeft zich hierbij kennelijk laten leiden door het oogmerk van financieel gewin zonder acht te slaan op de consequenties van haar handelen voor aangever en zijn echtgenote, die hierdoor financieel zijn geruïneerd en veel leed hebben ondervonden. Ook heeft verdachte met haar handelen het vertrouwen dat men in zijn algemeenheid mag en moet kunnen hebben in het economisch en maatschappelijk verkeer op grove wijze geschonden.
De rechtbank beschouwt bovenstaande gedragingen van verdachte als zeer verwerpelijk.
Voor ernstige strafbare feiten als deze met dusdanige grote financiële gevolgen voor het slachtoffer dat financieel geruïneerd is, past alleen een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Anders dan de officier van justitie, is de rechtbank van oordeel dat een werkstraf geen recht doet aan de ernst van de feiten.
Dat verdachte een blanco strafblad heeft en dat sinds de pleegperiode inmiddels enige tijd is verstreken acht de rechtbank onvoldoende om tot een andere strafmodaliteit te komen.
Alles overwegend, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden passend en geboden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 47
,225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. Post (voorzitter), mr. Van Hoof en mr. Knoop, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 juni 2016.
Mr. Van Hoof en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/820222-14
Uitspraak d.d.: 10 juni 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van
10 juni 2016.
Tegenwoordig:
mr. rechter
mr. officier van justitie,
en mr. griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
is wel/niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig
.
De raadsman van verdachte, mr. R.W. de Pater, advocaat te Breda, is wel / niet verschenen.
De voorzitter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen
.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Noord- en Oost- Nederland, district IJsselstreek, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0630-2012159396, gesloten op 20 februari 2014 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aangifte, p. 233-235.
3.Aanvullend proces-verbaal verhoor aangever, p. 239-240.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 4] , p. 266-268.
5.Proces-verbaal verhoor verdachte [naam 4] , p. 275-277.
6.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , p. 281-283.
7.Verklaringen van verdachte, afgelegd tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 27 maart 2015.
8.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 241-243.
9.Proces-verbaal verhoor getuige, p. 244-247, de aan getuige door de politie getoonde stukken, p. 248-263.
10.Huurcontract p. 211, 212 en 2015.
11.Koopovereenkomst tussen partijen, p. 216-217.
12.Sponsorovereenkomsten Stichting [naam 2] , p. 69-71.
13.Mailwisseling, p. 67
14.Mailwisseling verzonden door van [naam 14] , p. 46.
15.Bankafschriften, p. 83-84.
16.Overzicht transactiebedragen, p. 85-91.
17.Stukken met briefhoofd [naam 5] , p. 60-62.
18.Rapport [naam 5] , p. 63-66.
19.Mailwisseling verzonden door