ECLI:NL:RBGEL:2016:3303

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
1 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
291941
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T.P.E.E. van Groeningen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van netbeheerder voor brandschade door gebrekkige elektriciteitsmeter

In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ORANGE ZEST B.V., handelend onder de naam DVARS, schadevergoeding van de naamloze vennootschap LIANDER N.V. naar aanleiding van een brand die op 23 september 2014 in de meterkast van het pand van DVARS is ontstaan. De brand is veroorzaakt door een gebrek in de elektriciteitsmeter die eigendom is van Liander, waarbij een zekering met een te hoge waarde (125 Ampère) is geplaatst, wat heeft geleid tot overbelasting en uiteindelijk brand. De rechtbank oordeelt dat Liander aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 BW juncto 6:181 BW, omdat de elektrische installatie niet voldeed aan de veiligheidseisen en daardoor gevaar opleverde. Het beroep van Liander op eigen schuld van DVARS wordt verworpen, evenals het beroep op exoneratieclausules in de algemene voorwaarden, die door DVARS zijn vernietigd omdat ze onredelijk bezwarend zijn. De rechtbank stelt vast dat DVARS recht heeft op schadevergoeding, maar dat de exacte schade nog moet worden onderbouwd. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling van de schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Arnhem
zaaknummer / rolnummer: C/05/291941 / HA ZA 15-618
Vonnis van 1 juni 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORANGE ZEST B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
handelend onder de naam DVARS
eiseres,
advocaat mr. R.H.B. Wortel te 's-Hertogenbosch,
tegen
de naamloze vennootschap
LIANDER N.V.,
gevestigd te Arnhem,
gedaagde,
advocaat: mr. H. Lebbing te Rotterdam.
Partijen zullen hierna DVARS en Liander genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 2 maart 2016
  • de comparitie van 19 april 2016 en de daar overgelegde producties 1 en 2.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
DVARS exploiteert sinds 22 november 2012 een horecagelegenheid in een pand aan de [adres] (verder: het pand).
2.2.
Liander functioneert ter plaatse als netbeheerder. De door energieleverancier NUON geleverde elektriciteit wordt aan DVARS geleverd via het transportsysteem en de infrastructuur van Liander.
2.3.
In het pand is een meterkast aanwezig. In de meterkast bevindt zich de elektrische installatie van het pand, met de volgende opbouw: Vanaf grondniveau loopt de binnenkomende huisaansluitingkabel naar boven. Deze kabel mondt uit in de huisaansluitkast (verder HK) waarin zich drie zekeringen bevinden (verder: de zekeringen). Via de zekeringen lopen elektriciteitsdraden naar de elektriciteitsmeter (ook genoemd: kWh-meter). Vanuit de elektriciteitsmeter lopen er elektriciteitsdraden naar de groepenverdeelkast. Via de verschillende groepen in de groepenverdeelkast gaat de elektriciteit verder het pand in. De meterkast is aangebracht door (een rechtsvoorganger van) Liander. De HK bevindt zich vóór het overdrachtspunt tussen Liander en DVARS en is eigendom van Liander.
2.4.
In de nacht van 22 op 23 september 2014 bestonden de zekeringen in de HK uit twee zekeringen (met een zekeringswaarde) van 80 Ampère en één zekering van 125 Ampère (verder: de 125A-zekering). De elektriciteitsmeter en de bedrading van de elektrische installatie in het pand waren geëquipeerd voor drie zekeringen van maximaal 80 ampère. De plaatsing van één zekering van 125 Ampère leidt tot een overbelasting van de componenten van de elektrische installatie.
2.5.
In de nacht van 22 op 23 september 2014 is er brand ontstaan in de meterkast van het pand (verder: de brand). De brand is opgemerkt door een aldaar werkende schoonmaker, de heer [naam 1] (verder: [naam 1] ), die rook uit de meterkast zag komen en nadat hij de deur van de meterkast verder had geopend zag dat er veel zwarte rook en vlammen ontstonden. [naam 1] heeft direct een bestuurder van DVARS gebeld, die hem adviseerde een brandblusser te pakken om (als het kon) de brand te blussen. [naam 1] heeft de brandblusser gepakt maar niet meer gebruikt omdat de brand zich zeer snel uitbreidde. De brand heeft zich buiten de meterkast verspreid. De brand, het daardoor verspreide roet en de voor het blussen van de brand gebruikte blusmiddelen hebben schade veroorzaakt aan het pand en de inventaris.
2.6.
Liander heeft door [naam 2] van DEKRA Certification (verder: [naam 2] ) een onderzoek laten verrichten naar de oorzaak van brand in de meterkast van DVARS in het pand. In zijn onderzoeksrapport van 20 januari 2016 schrijft [naam 2] als zijn conclusie:
Oververhitting is opgetreden bij de linker aansluitbus van de kilowattuurmeter. Hier heeft een zodanig hoge temperatuur opgetreden, dat de koperen geleider gedeeltelijk is gesmolten.
Ook zijn delen van de aansluitbus weggesmolten en weggevonkt. Koper smelt bij een temperatuur van circa 1060 graden Celsius. Bij het optreden van deze temperatuur worden naastliggende kunststoffen delen ontstoken met brand als gevolg. Alle sporen duiden erop dat de oververhitting veroorzaakt is door een slechte elektrische verbinding bij aansluitbus L1 van de kilowattuurmeter.
De slechte verbinding in de kilowattuurmeter is naar verwachting veroorzaakt door geleidelijke degradatie (gedurende maanden of jaren voorafgaand aan de brand) door veelvuldige overbelasting met het ontstaan van een overgangsweerstand als gevolg. Overbelasting was mogelijk doordat een te hoge zekeringwaarde (125 Ampere) is toegepast, waarvoor de installatie niet ontworpen is.
2.7.
DVARS heeft door [naam 3] re, [naam 4] re en [naam 5] van Brand Technisch Bureau (verder [namen] ) een onderzoek laten verrichten ter beoordeling van het voornoemde rapport van [naam 2] . In hun onderzoeksrapport van 1 april 2016 schrijft [namen] onder andere dat DEKRA [ [naam 2] ] terecht concludeert dat als gevolg van de 125A-zekering overbelasting is ontstaan. [namen] concludeert voorts dat de oorzaak van de brand moet worden toegeschreven aan ongewenste warmteontwikkeling ter plaatse van de “L1 fase” in de kWh-meter die eigendom is van Liander.
2.8.
Liander maakt gebruik van algemene voorwaarden (verder: de algemene voorwaarden). Daarvan maken de volgende bepalingen deel uit:
17.2
De netbeheerder is, met inachtneming van het bepaalde in de overige leden van dit artikel, voorts aansprakelijk voor schade aan personen of zaken ten gevolge van een gebrekkige aansluiting of een gebrekkig transport dan wel van een onjuist handelen of nalaten in verband met aansluiting en/of transport - niet zijnde een onderbreking van het transport -, doch niet indien de schade het gevolg is van een tekortkoming die de netbeheerder niet kan worden toegerekend.
17.3
Behoudens ingeval de schade ontstaat als gevolg van opzet of bewuste roekeloosheid van de netbeheerder of diens leidinggevende werknemers, zijn in alle gevallen van vergoeding uitgesloten indirecte schade zoals in ieder geval schade als gevolg van bedrijfstilstand, als gevolg van het niet kunnen uitoefenen van een beroep of als gevolg van winstderving.
17.4
Indien en voor zover de netbeheerder jegens de contractant in het kader van deze algemene voorwaarden tot schadevergoeding verplicht is, komt schade aan personen en/of zaken slechts voor vergoeding in aanmerking tot een bedrag van ten hoogste euro 910.000,- (negenhonderdtien duizend euro per gebeurtenis voor alle contractanten tezamen, met dien verstande dat de vergoeding van schade aan zaken, ongeacht de omvang van het totaal der schade, is beperkt tot ten hoogste euro 1.400,- éénduizend vierhonderd Euro) per contractant. Indien het totaal der schaden aan personen en/of zaken meer bedraagt dan Euro 910.000,-, is de netbeheerder niet gehouden meer schadevergoeding te betalen dan dit bedrag, waarbij met inachtneming van het eerder in dit lid genoemde maximum voor schade aan zaken van euro 1.400,- de aanspraken van de contractanten naar evenredigheid zullen worden voldaan.
2.9.
Energieleverancier Nuon heeft een, aan DVARS op het adres van het pand geadresseerde, brief gestuurd, gedateerd 8 november 2012 (verder: de brief van 8 november 2012), met voor zover hier van belang de volgende inhoud:
Betreft
Contractbevestiging voor uw nieuwe adres
Leveringsadres: [adres] .
Geachte heer, mevrouw,
Vanaf 1 november 2012 heeft u een overeenkomst voor de energievoorziening op uw nieuwe adres. In deze brief zetten wij de bij ons bekende informatie voor u op een rij. Wij vragen u deze brief zorgvuldig te lezen. Het is erg belangrijk dat u het ons laat weten als de gegevens onjuist of onvolledig zijn.
[…]
De netbeheerder zorgt voor aansluiting, transport en meetdiensten van elektriciteit en gas. Zij zorgt ook voor het oplossen van eventuele storingen. U heeft voor elektriciteit en gas een overeenkomst met Liander. Hierop zijn de algemene voorwaarden van Liander van toepassing. U vindt de overeenkomst en algemene voorwaarden op [website] . Wilt u ze liever op papier ontvangen? Geen probleem, laat het ons dan weten. We sturen het kosteloos naar u toe.
2.10.
Door [naam 6] (verder: [naam 6] ) is een ‘indicatieve berekening’ gemaakt van de schade die DVARS als gevolg van de brand heeft geleden, die op 3 februari 2015 aan DVARS is verzonden. In de bijbehorende schadeopstelling (verder het rapport van [naam 6] ) wordt (als resultaat van de som van de posten “boekwaarde overname” ad € 299.021,00, “boekwaarde investeringen” ad € 283.997, “niet geactiveerde zaken” ad € 30.000.00, “goederen” € 23.000,00 en een negatieve waarde na de brand van het pand van € 23.999,00) een schade van € 660.017,00 berekend, exclusief bedrijfsschade en opruimingskosten ad € 12.105,00 exclusief btw en exclusief de volgende “p.m. posten”: sloopkosten, aansluitingskosten, kosten eigen expert, onderzoek BTB, juridische kosten, extra kosten administrateur en reclamekosten heropening.

3.Het geschil

3.1.
DVARS vordert in de hoofdzaak dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat:
I. zal verklaren voor recht dat Liander ter zake van de in de dagvaarding vermelde gronden aansprakelijk is jegens DVARS en dienaangaande de door DVARS als gevolg van het defect in de kWh-meter, alsmede de brand op 23 september 2014 geleden schade dient te vergoeden;
II. Liander zal veroordelen, onder aftrek van hetgeen de rechtbank in haar provisionele vonnis aan DVARS zal hebben toegewezen, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting € 660.017,00 te betalen aan schade zoals in het rapport van [naam 6] is vastgesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 25 september 2014, althans de dag van dagvaarding, tot aan die der algehele voldoening, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen geldbedrag;
III. Liander zal veroordelen tot vergoeding aan DVARS van de overige geleden schade (anders dan de onder punt II gevorderde schade) die het gevolg is dan de brand op 23 september 2014, waaronder onder meer de in het rapport van [naam 6] genoemde “p.m.-posten” en gederfde winst, nader op te maken bij staat;
IV. Liander zal veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het salaris van de advocaat, de noodzakelijke verschotten en de nakosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na het te wijzen vonnis.
3.2.
DVARS stelt - kort gezegd - dat de brand is veroorzaakt door een gebrek in de elektriciteitsmeter die eigendom is van Liander. Liander is aansprakelijk voor de schade die door deze brand ontstaan is. Deze aansprakelijkheid vloeit, aldus DVARS, voort uit een door Liander gepleegde onrechtmatige daad, althans uit de risicoaansprakelijkheid van artikelen 6:173 en 6:174 (juncto 6:181) BW voor haar bezit, of uit de aansprakelijkheid voor haar werknemers op grond van artikel; 6:170 BW. De schade is indicatief begroot op € 660.017,00 te vermeerderen met nog niet inzichtelijke schade als reputatieschade, juridische kosten en gederfde winst.
3.3.
Liander voert verweer. Zij betwist verantwoordelijk te zijn voor de oorzaak van de brand, beroept zich voorts op het bestaan van eigen schuld aan de zijde van DVARS en op exoneraties in haar algemene voorwaarden en betwist de hoogte van de gestelde schade.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Aansprakelijkheid op grond van 6:174 BW juncto 6:181 BW

4.1.
Een van de gronden waarop DVARS haar vordering op Liander baseert is aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW (juncto 6:181), vanwege een gebrek aan de elektriciteitsmeter. De rechtbank stelt vast dat daar waar DVARS spreekt van een gebrek in de elektriciteits- of kWhmeter zij kennelijk ook doelt op gebreken in de overige zich in de zelfde HK bevinden onderdelen van de elektrische installatie van Liander en dat het verweer van Liander zich ook mede uitstrekt over die overige onderdelen, zodat ook de rechtbank die onderdelen daar mede onder verstaat.
4.2.
De leidingen van een huis, de elektriciteitsmeter en de overige onderdelen van een HK vormen afhankelijk van de locatie een bestand van hetzij het pand hetzij het elektriciteitsleidingnet, in ieder geval van een opstal in de zin van artikel 6:174 BW. Ten aanzien van de HK is geen geschilpunt dat deze ligt vóór het overdrachtspunt tussen Liander en DVARS. Liander heeft niet gemotiveerd betwist dat haar installatie, waaronder de HK, tot het overdrachtspunt gebruikt wordt in de uitoefening van haar bedrijf als netbeheerder. Op grond van artikel 6:181 BW rust derhalve de aansprakelijkheid uit het artikel 6:174 lid 1 en 2, voor zover aanwezig, op haar, behoudens ten aanzien van schade waarvan het ontstaan niet met de uitoefening van haar bedrijf in verband staat. Voor aansprakelijkheid krachtens 6:174 BW (juncto 6:181 BW) is vereist dat de opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden - uit het oogpunt van veiligheid - mag stellen, zij daardoor dientengevolge gevaar oplevert voor personen of zaken en dat dit gevaar zich verwezenlijkt.
4.3.
Geen punt van geschil is dat de brand is ontstaan in de HK. Geen punt van geschil is voorts dat zich in de HK een zekering bevond van 125 Ampère en daarmee met een te hoge zekeringswaarde. Evenmin is punt van geschil dat de elektriciteitsinstallatie daar niet op was berekend, dat onder andere de bedrading daardoor buiten specificatie werd gebruikt, dat dergelijke overbelasting leidt tot het optreden van een te hoge temperatuur, met degradatie van de verbindingen en brandgevaar tot gevolg. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat de installatie in de HK niet voldeed aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden - uit het oogpunt van veiligheid - mag stellen en dat zij dientengevolge brandgevaar en daarmee gevaar opleverde voor personen of zaken.
Liander wijst, met verwijzing van het rapport van [naam 2] , de overbelasting van de elektrische installatie ten gevolge van de zekering met de te hoge zekeringswaarde aan als waarschijnlijke oorzaak van de brand in de meterkast. Ook DVARS erkent dit als de meest waarschijnlijke oorzaak.
Er, gelet op deze stellingen van partijen en de rapporten waarop deze standpunten zijn gebaseerd, vanuit gaande dat overbelasting ten gevolge van de onjuiste zekering inderdaad de brand heeft veroorzaakt is ook aan de derde eis die artikel 6:174 BW aan aansprakelijkheid stelt, dat het gevaar zich heeft verwezenlijkt, voldaan, zodat Liander in dat geval, behoudens haar hierna te bespreken overige verweren, voor de daardoor ontstane schade aansprakelijk is.
4.4.
Liander stelt dat in redelijkheid uitgesloten is dat zij of een van haar werknemers de 125A-zekering heeft geplaatst. De juistheid van deze door DVARS betwiste stelling kan echter in het midden blijven, nu aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 juncto 6:181 BW risicoaansprakelijkheid is, waarvoor niet vereist is dat de bezitter/zakelijk gebruiker van de opstal het gebrek zelf heeft veroorzaakt.
4.5.
De, door Liander betwiste, stelling van DVARS dat naast de in overweging 4.3. genoemde meest waarschijnlijke oorzaak van de brand nog twee andere oorzaken mogelijk zijn, te weten door Liander gebruikte onjuiste bedrading in de HK en een componentfout in de elektriciteitsmeter kan ook buiten beschouwing gelaten blijven. Immers geen punt van geschil is dat ook indien een van die oorzaken als oorzaak zou komen vast te staan, voldaan is aan de eisen die artikel 6:164 BW aan aansprakelijkheid stelt (kort gezegd een gebrek, dat gevaar zet en een verwezenlijking van dat gevaar), zodat bewezenverklaring van deze stelling niet tot een andere beslissing zou leiden.
4.6.
Nu voorts geen andere oorzaak voor het ontstaan van de brandschade is opgevoerd leidt het voorstaande tot de conclusie dat Liander behoudens de door haar gestelde eigen schuld aan de zijde van DVARS en de exoneraties in haar algemene voorwaarden waarop zij zich beroept aansprakelijk is voor de brandschade.
‘eigen schuld’;
4.7.
Liander stelt dat - voor zover er sprake is van aansprakelijkheid aan haar zijde - de schade niet voor haar rekening komt omdat de schade mede een gevolg zou zijn van een omstandigheid die aan DVARS kan worden toegerekend (‘eigen schuld’).
4.8.
Zij voert allereerst aan dat de eigen schuld er uit zou bestaan dat DVARS werkzaamheden heeft verricht of laten verrichten aan de HK waarbij de 125A-zekering zou zijn geplaatst. Deze, door DVARS betwiste, stelling wordt als onvoldoende gemotiveerd verworpen. Immers, het - enige - argument waarop Liander deze stelling baseert, te weten dat Liander de 125A-zekering niet zelf heeft geplaatst en het daarom DVARS móét zijn geweest, kan deze niet dragen, reeds nu Liander ter comparitie desgevraagd niet kon uitsluiten dat een eerdere gebruiker/eigenaar van het pand de 125A-zekering heeft geplaatst.
4.9.
Voorts voert Liander aan dat DVARS, voor zover de zekering door een vorige gebruiker/eigenaar van het pand zou zijn geplaatst, de ten gevolge van de onjuiste zekering ontstane schade aan DVARS kan worden toegerekend, omdat DVARS bij het aangaan van de overeenkomst met Liander de HK door Liander had kunnen laten controleren, waarbij de 125A-zekering zou zijn ontdekt en vervangen, en DVARS dit heeft verzuimd. Ook deze stelling wordt verworpen.
Weliswaar kan worden aangenomen dat bij controle de 125A-zekering zou zijn ontdekt en zou zijn vervangen en daarmee het ontstaan van de brand zou zijn voorkomen, Liander onderbouwt echter niet waarom van een redelijk (rechts)persoon verwacht zou mogen worden dat hij bij het aangaan van een overeenkomst met een energietransporteur zoals Liander deze, zonder directe aanleiding, zou moeten vragen diens verzegelde HK te controleren.
Ter comparitie heeft Liander in dat verband nog wel gewezen op een foto die door DVARS is ingebracht, die volgens DVARS zou zijn genomen in 2012 (hetgeen Liander betwist), ten tijde van het aangaan van de overeenkomst tussen DVARS en Liander. Op deze foto is boven de kWh-meter een bruine plek te zien, die een spoor van warmteontwikkeling zou kunnen zijn. Het waarnemen van deze plek had, aldus Liander, voor DVARS aanleiding te moeten zijn om actie te ondernemen. Liander heeft echter de stelling van DVARS niet gemotiveerd weersproken dat DVARS de desbetreffende plek ten tijde van het maken van de foto niet heeft gezien en dat deze pas bij het onderzoek ná de brand is opgemerkt. Gesteld noch gebleken is dat de plek dusdanig opvallend was dat DVARS deze al eerder had moeten zien en tot actie had moeten aanzetten. Dat er voor DVARS overigens nog een aanleiding zou moeten zijn geweest om Liander de kast te laten inspecteren is door Liander niet onderbouwd gesteld.
Er is al met al geen grond voor de stelling dat DVARS niet heeft gehandeld als een redelijk (rechts)persoon in de gegeven omstandigheden zou doen, door het niet door Liander laten controleren van de verzegelde HK, terwijl ook overigens niet is onderbouwd waarom het kennelijk niet eerder opmerken van de 125A-zekering een de schade-(mede)veroorzakende omstandigheid zou zijn die DVARS kan worden toegerekend.
4.10.
Ook de stelling dat DVARS kan worden toegerekend dat zij haar werknemers/ derden met wie zij werkt niet adequaat heeft opgeleid, nu [naam 1] niet direct na het opmerken van de brand in de meterkast deze heeft proberen te blussen met een brandblusser, maar eerst de bestuurder van DVARS heeft gebeld, wordt verworpen. Nog daargelaten dat Liander niet voldoende heeft onderbouwd dat [naam 1] niet adequaat zou hebben gehandeld, waarbij Liander ter comparitie zelf niet kan aangeven of het veilig is een - onder spanning staande - meterkast met een brandblusser te blussen, brengt dit enkele gestelde inadequaat handelen van [naam 1] nog niet met zich dat DVARS haar werknemers/derden met wie zij werkt niet adequaat heeft opgeleid of dat zij anderszins niet heeft gehandeld zoals een redelijk (rechts)persoon in de gegeven omstandigheden zou doen.
4.11.
Ten slotte wordt ook de stelling dat DVARS als schadeveroorzakende factor kan worden toegerekend dat zij zich niet tegen brand heeft verzekerd verworpen. Het niet verzekerd zijn staat immers niet in een sine-qua-non-verband met de ontstane schade maar is slechts van belang voor de vraag of DVARS die schade op de verzekeraar zou hebben kunnen verhalen.
4.12.
Het voorstaande leid tot de conclusie dat het beroep van Liander op ‘eigen schuld’ bij DVARS wordt verworpen.
Exoneratie op grond van de algemene voorwaarden.
4.13.
Liander heeft ter afwering van de vordering voorts een beroep gedaan op de exoneratie van de artikelen 17.3 en 17.4 van haar algemene voorwaarden.
4.14.
Als door Liander gesteld en door DVARS niet gemotiveerd betwist staat vast dat tussen DVARS en Liander een overeenkomst tot stand is gekomen ten aanzien van netwerkbeheersdiensten (aansluiting, transport en meetdiensten van elektriciteit en gas) door Liander.
4.15.
Liander heeft voorts gesteld dat energieleverancier Nuon DVARS de brief van 8 november 2012 heeft gestuurd, waarin Nuon de tussen Nuon en DVARS tot stand gekomen overeenkomst bevestigt en zij - kennelijk namens Liander - schrijft dat er ten aanzien de aansluiting, het transport en de meetdiensten van elektriciteit en gas een overeenkomst tussen DVARS en Liander tot stand is gekomen waarop de algemene voorwaarden van Liander van toepassing zijn. Niet in geding is dat Liander daarna, vanaf de exploitatie van het horecabedrijf van DVARS in het pand vanaf 22 november 2012, als netwerkbeheerder voornoemde diensten heeft uitgevoerd. Onbetwist is dat de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Liander ook is vermeld op de energienota’s en jaarafrekeningen, alsmede dat DVARS tegen de toepasselijkheid van deze algemene voorwaarden voor 22 september 2014 nooit enig bezwaar heeft geuit. Voornoemde omstandigheden staan naar het oordeel van de rechtbank als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast, nu DVARS als enige betwisting heeft aangevoerd dat zij niet weet of zij de brief van 8 november 2012 heeft ontvangen. In deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bij de totstandkoming van de overeenkomst tussen DVARS en Liander DVARS de toepasselijkheid van Lianders algemene voorwaarden stilzwijgend heeft aanvaard.
4.16.
DVARS heeft de exoneratieclausules waarop Liander zich beroept vernietigd, allereest omdat deze niet voor of bij het aangaan van de overeenkomst ter hand zijn gesteld en voorts omdat de bepalingen in haar optiek onredelijk bezwarend zijn.
4.17.
De rechtbank overweegt over de laatstgenoemde vernietigingsgrond als volgt. Geen punt van geschil is dat DVARS een afnemer is als bedoeld in artikel 95a, eerste lid Elektriciteitswet 1998 (te weten een afnemer met een totale maximale doorlaatwaarde van ten hoogste 3x 80 A, verder: kleingebruiker).
Op grond van artikel 26a lid 5 Elektriciteitswet 1998 is artikel 6:237 BW mede van toepassing op voorwaarden in overeenkomsten met kleingebruikers, ook als die rechtspersoon zijn of handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Artikel 17.3 en 17.4 van de algemene voorwaarden zijn bedingen als bedoeld in artikel 6:237 onder f BW, nu deze bedingen Liander (gedeeltelijk) bevrijden van een wettelijke verplichting tot schadevergoeding. Dat betekent dat artikel 17.3 en 17.4 van de algemene voorwaarden jegens DVARS vermoed worden onredelijk bezwarend te zijn en dus vernietigbaar op grond van artikel 6:233 onderdeel a BW, waarbij het op de weg ligt van Liander om dit wettelijke vermoeden te weerleggen.
4.18.
Ter zitting heeft Liander daartoe (enkel) aangevoerd dat de algemene voorwaarden door alle netbeheerders worden gehanteerd en dat daarover overleg heeft plaatsgevonden met de consumentenbond. Die stellingen acht de rechtbank onvoldoende zwaarwegend om het vermoeden van het onredelijk bezwarend zijn te weerleggen. Uit die stellingen valt immers niet te beoordelen welke omstandigheden zo zwaar moeten wegen dat een exoneratie als deze in de verhouding tussen een zakelijke kleinverbruiker als DVARS en Liander aanvaardbaar zou zijn. Dáárover heeft Liander niets gesteld.
4.19.
De conclusie is dan ook dat DVARS de exoneratieclausules van de artikelen 17.3 en 17.4 van de algemene voorwaarden van Liander met recht heeft vernietigd, zodat het beroep van Liander daarop niet kan slagen. De vraag of de algemene voorwaarden vernietigbaar zijn omdat Liander aan DVARS geen redelijke mogelijkheid heeft geboden daarvan kennis te nemen, kan dan ook onbeantwoord blijven.
Schade
4.20.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat Liander aansprakelijk is voor de als gevolg van de brand ontstane schade bij DVARS. De stelling van DVARS dat haar schade conform een rapport van [naam 6] is te begroten op een bedrag van € 660.017,00 is gemotiveerd weersproken door Liander, die aanvoert dat het rapport van [naam 6] slechts spreekt van een indicatieve berekening en terwijl de werkelijke kosten niet zijn onderbouwd. Ter comparitie heeft DVARS verklaard dat het pand is hersteld en dat de exploitatie is herstart zodat de daadwerkelijke schade kan worden vastgesteld. Gelet hierop wordt DVARS in de gelegenheid gesteld om bij akte, onderbouwd met stukken, de daadwerkelijke schade, inclusief de in het rapport van [naam 6] als p.m. kosten genoemde posten, te onderbouwen.
4.21.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
29 juni 2016voor het nemen van een akte door DVARS over hetgeen is vermeld onder 4.20, waarna de wederpartij op de rol van 4 weken daarna een antwoordakte kan nemen,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.P.E.E. van Groeningen en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2016.