ECLI:NL:RBGEL:2016:3333

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
05/880076-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • A.G. Coumans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om verstrekking auditieve opnames in strafzaak

In deze beschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, heeft de rechter-commissaris op 17 juni 2016 een verzoek van de raadsman van de verdachte afgewezen. Het verzoek betrof de verstrekking van auditieve opnames van de verhoren van getuigen en de aangever. De raadsman had op 19 mei 2016 een schriftelijk verzoek ingediend om deze opnames te verkrijgen, maar de officier van justitie had zich verzet tegen de verstrekking. De rechter-commissaris overwoog dat het verstrekken van processtukken niet valt onder de onderzoekshandelingen zoals bedoeld in artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie heeft de auditieve opnames niet als processtuk in het dossier gevoegd, waardoor de rechter-commissaris slechts een controlerende rol had. De rechter-commissaris concludeerde dat de officier van justitie de opnames niet relevant achtte voor de beantwoording van de vragen in de strafzaak. De verdediging stelde dat kennisname van de opnames noodzakelijk was om de betrouwbaarheid van de verhoren te toetsen. De rechter-commissaris benadrukte dat er geen algemeen recht op afschriften van stukken bestaat die nog niet als processtuk zijn aangemerkt. De beslissing van de rechter-commissaris was dat het verzoek van de raadsman werd afgewezen, en dat de officier van justitie verantwoordelijk is voor het faciliteren van de rechten van de verdachte, bijvoorbeeld door kennisname in de penitentiaire inrichting mogelijk te maken.

Uitspraak

Rechtbank GELDERLAND
Kabinet rechter-commissaris
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/880076-16
RC-nummer: 16/89
Beschikking op een verzoek ingevolge artikel 182, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering
De rechter-commissaris heeft op 19 mei 2016 van mr. C.C.J. Tuip, raadsman van de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] ,
een schriftelijk verzoek om onderzoekshandelingen te verrichten ontvangen.
De verdediging wenst de beschikking te krijgen over de auditieve opnames van de verhoren van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en van aangever.
De officier van justitie heeft zich in de e-mail van 24 mei 2016 verzet tegen verstrekking van de auditieve opnames.

Overwegingen

Vooropgesteld dient te worden dat het vaststellen dat bepaalde stukken zijn aan te merken als processtukken en a fortiori het in afschrift (doen) verstrekken daarvan niet is te beschouwen als onderzoekshandelingen in de zin van artikel 182 van het Wetboek van Strafvordering (hierna ook: Sv.). Reeds om die reden dient het verzoek van de raadsman te worden afgewezen
Het verzoek en de daarop volgende reactie van de officier van justitie lenen zich echter wel voor een wat algemenere beschouwing.
In dit stadium van het geding is het ingevolge artikel 149a Sv. aan de officier van justitie om te bepalen wat in het dossier gevoegd wordt als processtuk. De rechter-commissaris heeft hier op de voet van het bepaalde in artikel 30 e.v. Sv. slechts een controlerende taak. De auditieve opnames van de (in een proces-verbaal vastgelegde) verhoren zijn door de officier van justitie niet gevoegd in het dossier. Nu zich ten aanzien van die opnames geen beslissing als bedoeld in het derde lid van artikel 30 Sv. (onthouding kennisneming processtukken) in het dossier bevindt, kan worden vastgesteld dat de officier van justitie de auditieve opnames kennelijk niet heeft aangemerkt als processtuk en daarmee (in het licht van het tweede lid van artikel 149a Sv. ) heeft geoordeeld dat kennisneming van de auditieve opnames niet relevant is voor beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv..
Het verzoek van de raadsman wordt toegelicht vanuit de wens de betrouwbaarheid van de weergave van de verhoren in de desbetreffende processen-verbaal te toetsen en zich een beeld te vormen over de wijze waarop is verklaard (“spontaniteit en de gemoedstoestand”).
Met het oog op deze wens is het tweede lid van artikel 34 Sv. in de wet opgenomen. In het licht van die bepaling moet worden aangenomen dat de verdediging kennis moet kunnen nemen van de auditieve opnames om een verzoek tot voeging van die opnames als processtuk te kunnen onderbouwen.
De officier van justitie heeft de verdediging aangeboden op het politiebureau kennis te nemen van die opnames. De verdediging heeft aangevoerd dat verstrekking van een DVD noodzakelijk is voor het gezamenlijk met de verdachte in een PI kunnen bekijken en kunnen beoordelen van die opnames. Dit op zichzelf invoelbare onderdeel van het verzoek van de raadsman miskent echter het systeem van de wet.
Zoals hiervoor al weergegeven, kan op de voet van het bepaalde in het tweede lid van artikel 34
de verdachte(dus niet alleen zijn raadsman) aan de officier van justitie verzoeken kennis te nemen van stukken ter onderbouwing van een eventueel verzoek deze te voegen als processtuk. Voor het weigeren van dat kennisnemen behoeft de officier van justitie machtiging van de rechter-commissaris (artikel 34 lid 4 Sv.). Indien dat kennisnemen op zich zelf echter wordt toegestaan, zoals in de onderhavige zaak het geval is, is het aan de officier er voor zorg te dragen dat ook de gedetineerde verdachte de aan hem toekomende rechten kan benutten. Dat kán door verstrekking van een afschrift, maar bijvoorbeeld ook door het creëren van mogelijkheden tot kennisname in de PI, dan wel het lichten van verdachte uit de PI. Artikel 4 van het nog steeds niet in werking getreden Besluit processtukken in strafzaken (Besluit van 15 december 2011, Stb. 2011, 602), gaat ook uit van deze wijze van faciliteren.
Een algemeen recht op afschriften van stukken die nog niet zijn aangemerkt als processtuk kent de wet niet. Hoewel het eerste lid van artikel 32 Sv. in zijn algemeenheid formuleert dat “stukken” waarvan kennisneming wordt toegestaan ook in afschrift worden verstrekt, kan deze bepaling wetsystematisch slechts zien op stukken die reeds aangemerkt zijn als processtukken. Los van allerlei praktische bezwaren die een ruimere uitleg van die bepaling oproept, valt bij die ruimere uitleg niet in te zien waarom de in het vijfde lid van artikel 32 Sv. kennelijk bedoelde AMvB, Besluit processtukken in strafzaken, in artikel 7 slechts rept over het in afschrift verstrekken van
processtukken. In dat besluit worden overigens “stukken bedoeld in artikel 34, eerste lid” van het Wetboek van Strafvordering, nadrukkelijk onderscheiden van “processtukken”.
Het niet verstrekken van afschriften van als processtuk aangemerkte auditieve opnames kan de officier van justitie tenslotte enkel stoelen op de gronden vermeld het tweede lid van artikel 32 Sv. . De daarin voorgeschreven, op de zaak toegesneden afweging laat zich niet vangen in een algemene beleidsregel, zoals de officier van justitie aangeeft door te verwijzen naar het “beleid van het Openbaar Ministerie”.

Beslissing

De rechter-commissaris wijst het verzoek af.

Arnhem 17 juni 2016

de rechter-commissaris,
mr. A.G. Coumans