ECLI:NL:RBGEL:2016:3413

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
05/820011-16
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door onvoorzichtig rijgedrag

Op 24 juni 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 33-jarige man uit Polen veroordeeld tot een werkstraf van 100 uren en een voorwaardelijke rijontzegging vanwege schuld aan een verkeersongeval. Het ongeval vond plaats op 26 november 2015 op de Westkanaaldijk te Nijmegen, waar de man met zijn auto een inhaalmanoeuvre uitvoerde terwijl er wielrenners uit de tegenovergestelde richting naderden. De voorste wielrenner merkte de auto op en remde, wat leidde tot een kettingreactie waarbij de achterste wielrenner viel en later aan zijn verwondingen overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte onvoldoende rekening had gehouden met de snelheid van de wielrenners en niet aan zijn zorgplicht voldeed. De rechtbank achtte de schuld van de verdachte aan het ongeval aanmerkelijk, wat leidde tot de veroordeling. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank matigde de werkstraf en legde een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op voor de duur van één jaar. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de erven van het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : 05/820011-16
Datum uitspraak : 24 juni 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres]
Raadsvrouw mr. J.E. Kremer, advocaat te Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 10 juni 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting van de Metaalweg, daarmee rijdende
over de weg, de Westkanaaldijk
zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte
terwijl hij, verdachte uit tegenovergestelde richting fietsers op die weg (de
Westkanaaldijk) had zien naderen en/of
terwijl gelet op de breedte van die weg,(de Westkanaaldijk) ter plaatse, -waar
een vrachtwagen geheel of ten dele voor hem, verdachte uit op die door hem,
verdachte bereden rijstrook van die weg (de Westkanaaldijk) reed-, een
gelijktijdige en/of conflictvrije passage met dat door hem, verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto)van die vrachtwagen en die
tegemoetkomende fietser/s, niet of nauwelijks mogelijk was,
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in
staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte die weg (de Westkanaaldijk)kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
via de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer op die weg (de
Westkanaaldijk), die langzamer voor hem, verdachte uit op die weg (de
Westkanaaldijk)rijdende vrachtwagen heeft ingehaald en/of is gepasseerd
waarbij hij, verdachte van rijstrook is gewisseld, zijnde een bijzondere
manoeuvre als gesteld in artikel 54 van voormeld reglement en/of een op die
voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdende hem, verdachte
toen dicht genaderd zijnde bestuurder/s van een fiets/en, niet voor heeft
laten gaan en/of
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met één van die hem,
verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde fietsen en/of de
bestuurder van die fiets
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer]
) werd gedood en/of
welk feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt, doordat hij gevaarlijk heeft
ingehaald;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 26 november 2015 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van de
Metaalweg, daarmee heeft gereden over de weg, de Westkanaaldijk en
terwijl gelet op de breedte van die weg,(de Westkanaaldijk) ter plaatse, -waar
een vrachtwagen geheel of ten dele voor hem, verdachte uit op die door hem,
verdachte bereden rijstrook van die weg (de Westkanaaldijk) reed-,
een gelijktijdige en/of conflictvrije passage met dat door hem, verdachte
bestuurde motorrijtuig (personenauto)van die vrachtwagen en die
tegemoetkomende fietser/s, niet of nauwelijks mogelijk was
via de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer op die weg (de
Westkanaaldijk), die langzamer voor hem, verdachte uit op die weg (de
Westkanaaldijk)rijdende vrachtwagen heeft ingehaald en/of is gepasseerd
waarbij hij, verdachte van rijstrook is gewisseld, zijnde een bijzondere
manoeuvre als gesteld in artikel 54 van voormeld reglement en/of een op die
voor het tegemoetkomend verkeer bestemde rijstrook rijdende hem, verdachte
toen dicht genaderd zijnde bestuurder/s van een fiets/en, niet voor heeft
laten gaan en/of is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met één van die hem,
verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde fietsen en/of de
bestuurder van die fiets,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 26 november 2015 heeft een groep wielrenners over de Westkanaaldijk in Nijmegen gereden, in de richting van de sluis. Uit tegengestelde richting kwam een langzaam rijdende vrachtauto aangereden, met daarachter een personenauto die door verdachte werd bestuurd. [2] De achterste wielrenner van het groepje dat op de rijbaan reed, is ten val gekomen en op het wegdek terechtgekomen. De fietser heeft zwaar hoofdletsel opgelopen en is later die dag aan zijn verwondingen overleden. [3]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit, met dien verstande dat er sprake is van aanmerkelijk schuld.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte voor zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De verklaringen van de getuigen, bestaande uit de fietsers, zijn inconsistent en pas een paar dagen na het ongeval afgelegd, terwijl zij direct na het ongeval hebben verklaard niets te hebben gezien. De verdediging merkt daarbij op dat deze getuigen met elkaar hebben gesproken en daardoor mogelijk hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Het slachtoffer is met zijn fiets gevallen doordat de voorste fietser plotseling remde, waardoor het slachtoffer zijn evenwicht is verloren en is gevallen. De onafhankelijke getuige [getuige 1] heeft gezien dat de fietsers reden over het wegdek, waar normaal gemotoriseerde voertuigen rijden. Voorts wordt door de getuige niets gezegd over het feit dat verdachte op het nippertje zou hebben ingehaald. Dat verdachte zijn zonneklep naar beneden heeft gedaan, is juist een goede zet geweest, doordat hij daardoor beter zicht had op de weg. De verklaring van getuige [getuige 2] staat haaks op de verklaring van [getuige 3] . Het vallen van de fietser kan verdachte niet worden aangerekend, omdat de fietser zijn voorganger aantikte en verdachte inmiddels weer op zijn eigen weghelft reed. Er is sprake van een noodlottig ongeval en dit valt verdachte niet te verwijten. .
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank, is anders dan de verdediging, van oordeel dat de getuigenverklaringen wel tot het bewijs kunnen dienen. Deze getuigen, waren bevriend met het slachtoffer en waren door het ongeval dusdanig aangeslagen, dat het niet onvoorstelbaar is dat zij direct na het voorval niet in staat waren een verklaring af te leggen. Dat hebben zijn vier dagen later wel gedaan. De onderlinge verklaringen wijken weliswaar op punten van elkaar af, maar dat bevestigt juist dat er geen sprake is geweest van onderlinge afstemming, waarvoor overigens geen begin van aannemelijkheid is geleverd. Voorts sluiten deze verklaringen grotendeels aan bij de verklaring van getuige [getuige 2] . Deze laatste betreft een geheel onafhankelijke getuige.
Nu de getuigenverklaringen voor het bewijs kunnen dienen, ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld welke ten laste gelegde feitelijke gedragingen kunnen worden bewezen en of de bewezen geachte feitelijke gedragingen schuld aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 opleveren. Daarbij komt het aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden gespiegeld aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Het in aanmerkelijke mate niet in acht nemen van de normaal te verlangen voorzichtigheid, levert schuld in de zin van genoemd artikel op.
Verdachte heeft in zijn personenauto achter een circa 25 km/uur rijdende vrachtauto over de Westkanaaldijk gereden. Verdachte was voornemens de vrachtauto in te halen en heeft, door iets naar links te gaan, langs de vrachtauto gekeken. Daarbij heeft hij vanwege de laagstaande zon tegenover hem, zijn zonneklep naar beneden gedaan. Verdachte heeft op dat moment een groep wielrenners in de verte aan zien komen. Doordat verdachte er vanuit ging dat er voldoende ruimte was, is hij begonnen met het inhalen van de vrachtauto. Op het moment dat hij zijn inhaalmanoeuvre was begonnen, zag hij dat een aantal van de wielrenners op het wegdek reed. Toen hij hen dicht genaderd was, zag verdachte dat de derde wielrenner van het groepje viel, richting het midden van het wegdek. Daarop heeft verdachte zoveel mogelijk naar rechts gestuurd om te voorkomen dat hij de gevallen fietser zou raken. [4]
De Westkanaaldijk is een geasfalteerde weg met een totale breedte van 6,9 meter, normaal ingereden en waarop geen bijzonderheden zijn aangetroffen die van belang zouden kunnen zijn voor de toedracht of het gevolg van het ongeval. [5]
De afstand vanaf het punt waar een deel van de wielrenners in de bocht de rijbaan is opgereden tot aan de plaats van de aanrijding bedraagt 282 meter. [6] Verdachte heeft de wielrenners zien rijden, maar dat heeft hem er niet van weerhouden om de voor hem rijdende vrachtauto, in te halen. Verdachte heeft ook gezien dat het om wielrenners ging. Toen verdachte zijn inhaalmanoeuvre aan het afronden was, waren de wielrenners hem dicht genaderd. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte onvoldoende rekening heeft gehouden met de snelheid van de wielrenners. Het is een feit van algemene bekendheid dat wielrenners vaak met hoge snelheid rijden.
Getuige [getuige 4] , die op het wegdek voorop reed, zag verdachte inhalen en vroeg zich af wat de bestuurder van de personenauto ging doen. Hierop heeft [getuige 4] geremd. [7] Toen de auto ongeveer twee meter van de wielrenners vandaan was, heeft verdachte zijn voertuig naar de rechter weghelft gestuurd. [8] Achter [getuige 4] reed [getuige 3] . Hij zag de inhaalmanoeuvre van verdachte en realiseerde zich direct dat het krap zou worden. Hij zag dat de auto weinig ruimte zou hebben om nog naar zijn eigen weghelft te komen. Doordat zijn voorganger remde, heeft [getuige 3] ook geremd. Hij voelde daarbij dat [slachtoffer] , die achter hem reed, zijn fiets aantikte. [9]
Anders dan de verdediging heeft gesteld, is de rechtbank van oordeel dat er wel causaal verband bestaat tussen het handelen van verdachte en het vallen van het slachtoffer. Dat door de twee voorste wielrenners is geremd, staat niet ter discussie. De reden dat zij hebben geremd, heeft te maken met het feit dat zij beiden hebben gezien dat verdachte vanwege een inhaalmanoeuvre op hun weghelft reed en dat de ruimte tussen hen en verdachte beperkt was. Hierdoor heeft de eerste wielrenner gemeend te moeten remmen. Daarop reageerde de tweede wielrenner ook door af te remmen en kwam het slachtoffer, dat als derde reed, met zijn wiel tegen zijn voorligger. Als gevolg hiervan is het slachtoffer zijn evenwicht verloren en met zijn hoofd op het midden van het wegdek gekomen. Op dat moment was de auto van verdachte ter hoogte van de vallende fietser, waardoor de linkerzijkant van de auto het hoofd van de fietser raakte [10] .
Van iedere bestuurder mag worden verwacht dat deze anticipeert op verkeerssituaties en dat deze zich vergewist van de eventuele aanwezigheid van ander verkeer dat hij daarbij ontmoet. Zeker nu verdachte de naderende wielrenners had opgemerkt, had van hem een nog grotere mate van oplettendheid dan normaal mogen worden verwacht.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte niet aan deze zorgplicht voldaan en heeft verdachte, naar het oordeel van de rechtbank, in aanmerkelijke mate schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 aan het ongeval, ten gevolge waarvan het slachtoffer is overleden.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks26 november 2015 te Nijmegen in de gemeente Nijmegen als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), komende uit de richting van de Metaalweg, daarmee rijdende
over de weg, de Westkanaaldijk
zeer, althansaanmerkelijk
,onvoorzichtig
, onoplettenden
/ofonachtzaam heeft
gereden, hierin bestaande dat verdachte
terwijl hij, verdachte, uit tegenovergestelde richting fietsers op die weg (de
Westkanaaldijk) had zien naderen en
/of
terwijl gelet op de breedte van die weg,(de Westkanaaldijk) ter plaatse, -waar
een vrachtwagen geheel of ten dele voor hem, verdachte, uit op die door hem,
verdachte bereden rijstrook van die weg (de Westkanaaldijk) reed-, een
gelijktijdige en
/ofconflictvrije passage met dat door hem, verdachte,
bestuurde motorrijtuig (personenauto)van die vrachtwagen en die
tegemoetkomende fietser/s, niet of nauwelijks mogelijk was,
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement verkeersregels en
verkeerstekens 1990 niet de snelheid van dat door hem, verdachte bestuurde
motorrijtuig (personenauto) zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte in
staat was dat motorrijtuig (personenauto) tot stilstand te brengen binnen de
afstand waarover hij, verdachte die weg (de Westkanaaldijk)kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
via de rijstrook bestemd voor het tegemoetkomende verkeer op die weg (de
Westkanaaldijk), die langzamer voor hem
, verdachte uit op die weg (de
Westkanaaldijk)rijdende vrachtwagen heeft ingehaald en
/ofis gepasseerd
waarbij hij, verdachte, van rijstrook is gewisseld, zijnde een bijzondere
manoeuvre als gesteld in artikel 54 van het Reglement
verkeersregels en verkeerstekens 1990 en/
ofeen op die voor het tegemoetkomend
verkeer bestemde rijstrook rijdende hem, verdachte toen dicht genaderd zijnde
bestuurder/s van
eenfiets/en, niet voor heeft laten gaan en
/of
is gebotst tegen, althansin aanrijding is gekomen met één van die hem,
verdachte tegemoetkomende, toen dicht genaderd zijnde fietsen en
/ofde
bestuurder van die fiets
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer]
) werd gedood en
/of
welk feit
is veroorzaakt ofmede is veroorzaakt, doordat hij gevaarlijk heeft
ingehaald.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het primair bewezenverklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat de schuldige gevaarlijk heeft ingehaald.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, alsmede een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 1 jaar, met een proeftijd van 3 jaren.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair gepleit tot vrijspraak.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft een ongeval veroorzaakt door een inhaalmanoeuvre uit te voeren, terwijl in tegengestelde rijrichting een aantal wielrenners aan kwam rijden. Door zijn onvoorzichtige en onachtzame handelen, is een van de fietser ten val gekomen en uiteindelijk aan zijn verwondingen overleden.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank is van oordeel dat het verkeersgedrag van verdachte tot een strafrechtelijke sanctie moet leiden. De rechtbank acht dit ook in het belang van de verkeersveiligheid in het algemeen. Uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 3 mei 2016 blijkt dat verdachte nog niet eerder in aanraking is gekomen met politie of justitie. Ook houdt de rechtbank ten voordele van verdachte rekening met zijn positieve proceshouding.
Alles in overweging nemende en mede gelet op uitspraken die in andere vergelijkbare verkeersstrafzaken met dodelijke slachtoffers zijn gedaan, acht de rechtbank een werkstraf passend en geboden, maar zal het aantal uren matigen. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen.
De rechtbank acht geen redenen of omstandigheden aanwezig om een andere proeftijd dan voor de duur van twee jaren op te leggen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De erven van de benadeelde partij [slachtoffer] , vertegenwoordigd door [naam] , hebben zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 5.830,68.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 60 dagen hechtenis en met toewijzing van de wettelijke rente.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gepleit tot afwijzing dan wel niet ontvankelijkheid.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de erven van de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De rechtbank is echter van oordeel dat slechts een deel van de opgevoerde schadeposten (punt 1 t/m 5 op het schadeformulier) toewijsbaar is. De vordering zal tot een bedrag van € 3.888,81 worden toegewezen.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partijen.
De gevorderde en toegewezen rente voor proceskosten, zijn daar niet bij inbegrepen. De gevorderde wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 26 november 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 24c, 36f en 91 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede de artikelen 6, 175, 176, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet1994.

9.De beslissing

De rechtbank:
 Verklaart bewezen dat verdachte de feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
werkstrafgedurende
100 (honderd) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 (vijftig) dagen;
 ontzegt verdachte ten aanzien van het
bewezen verklaardede
bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de duur van
1 (één) jaar;
 bepaalt, dat deze bijkomende straf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
De beslissing op de vordering van de erven van benadeelde partij [slachtoffer] .
 veroordeelt verdachte tot betaling van
schadevergoedingaan de
erven van benadeelde partij [slachtoffer], vertegenwoordigd door [naam] , van een bedrag van
3.888,81 (drieduizend achthonderd-achtentachtig euro en eenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening en met betaling van de kosten van het geding en de tenuitvoerlegging door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
 verklaart de
erven van benadeelde partij [slachtoffer] ,vertegenwoordigd door [naam] ,
voor het overige niet-ontvankelijkin haar vordering;
 legt aan veroordeelde de
verplichtingop
om aan de Staat, ten behoeve van de
erven van benadeelde partij [slachtoffer] ,vertegenwoordigd door [naam] , een bedrag
te betalen van €3.888,81 (drieduizend achthonderd-achtentachtig euro en eenentachtig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, met bepaling dat bij gebreke van betaling en verhaal van de hoofdsom 48 dagen hechtenis zal kunnen worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Noordraven (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. J. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van E. Terlouw-Boeijink, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 juni 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant(en) van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015577922, gesloten op 7 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal aanrijding, pag.4, verklaring verdachte terechtzitting.
3.Het schriftelijke bescheid inhoudende de schouwrapportage d.d. 7 december 2015.
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 juni 2016.
5.Het proces-verbaal VOA, pag. 73 t/m 75.
6.Een schiftelijk bescheid inhoudende een uitdraai van Googlemaps, zoals getoond ter zitting.
7.VINDPLAATS
8.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 4] , pag. 20.
9.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , pag. 26.
10.Proces-verbaal VOA, pag. 71, het schriftelijke bescheid inhoudende foto’s, pag. 81 en 82.