Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 14 oktober 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 17 november 2015
- de conclusie na comparitie van [eiser] met producties
- de antwoordconclusie van de Bank.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
zijnberoep of bedrijf’. Voor de conclusie dat de onderneming feitelijk in wezen door [eiser] en niet door zijn stiefzoon werd gedreven, zijn de door de Bank gestelde feiten en omstandigheden te marginaal. Daarbij geldt dat het gegeven dat [eiser] als meer ervaren ondernemer zijn stiefzoon in de contacten met de Bank met raad en daad heeft bijgestaan, zoals de Bank heeft benadrukt, dit niet wezenlijk anders maakt, omdat dit niet meebrengt dat [eiser] betrokken raakte bij het drijven van de onderneming als zodanig. De Borgtochten I en II zijn daarom aan te merken als particuliere borgtochten.
6.394,50(4,5 punt × tarief € 1.421,00)