Uitspraak
1.De inhoud van de tenlastelegging
3.Bewezenverklaring
of omstreeksde nacht van 08 januari 2015 op 09 januari 2015 in de
/of een ofmeerdere ma
(a)l
(en
)in de
(de benen van
)die [slachtoffer 1] heeft geschoten, ten gevolge waarvan
/voetwerd geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid
Daarbij komt dat niet alleen verdachte maar ook zijn collega’s, waaronder [betrokkene 1] , er rekening mee hielden dat [slachtoffer 1] een vuurwapen had en dat, gezien het rijgedrag van [slachtoffer 1] , de kans bestond dat dit gebruikt zou worden. Daarmee is aan de eis van artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a, van de Ambtsinstructie (vuurwapengevaarlijkheid) voldaan.
sprong in een sloot en rende dwars door het prikkeldraad het donkere weiland in. Dan wil je koste wat kost niet aangehouden worden. Verdachte realiseerde zich dat hij [slachtoffer 1] niet in kon halen en kwam op grond van meerdere omstandigheden tot de conclusie dat [slachtoffer 1] aangehouden moest worden. Dit kon alleen door aanhoudingsvuur.
[betrokkene 4] , beiden eveneens hoofdagent bij het FIT, LE. Via de portofoon vond overleg plaats over hoe het beste te handelen om het voertuig te laten stoppen. De bestuurder nam de afrit Twello, richting de provinciale weg. Aldaar gaf [betrokkene 2] wederom een stopteken door middel van het politietransparant. Dit werd genegeerd. Er sloot zich nog een aantal collega’s aan bij de achtervolging. [betrokkene 2] wilde het voertuig inhalen maar de bestuurder belette hem dat door naar links te sturen. Op een gegeven moment reden het voertuig en de achtervolgende auto’s op een dijk. De achtervolging was toen twintig minuten bezig. Op het moment dat het voertuig de bebouwde kom inreed vertoonde het gevaarlijk rijgedrag, bijvoorbeeld door meteen linksaf te gaan op een rotonde en zodanig hard over drempels te rijden dat de vonken onder het voertuig uitkwamen. [betrokkene 2] heeft vervolgens weer geprobeerd om voor het voertuig te komen, maar de bestuurder van het voertuig belette dat door naar links te sturen. Het zwaailicht van de politieauto van [betrokkene 2] en zijn collega was aan. Een aantal keren is geprobeerd om het voertuig te laten stoppen door middel van een blokkade van een herkenbare politieauto op de weg, maar de bestuurder van het voertuig reed er steeds langs. Inmiddels was er overleg met de meldkamers in zowel Driebergen als Apeldoorn en werd toestemming gegeven om het voertuig door middel van een geforceerde stop, uitgevoerd door [betrokkene 2] , te laten stoppen. Bij een derde poging lukte het [betrokkene 2] het voertuig aan te tikken en te stoppen. Dit was op de Molenweg in Heerde.
- het meerdere malen negeren van een stopteken door het voertuig;
- het “weggooien van dingen” door de inzittenden van het voertuig;
- de omstandigheid dat “deze jongens echt niet van plan zijn om te stoppen” met de aanvulling “let op uw eigen veiligheid”;
- de omstandigheid dat het voertuig “nou met hoger dan 85 over een drempel gaat terwijl de auto daar niet voor gemaakt is”;
- de toestemming voor “het grijpen van een kans om het voertuig aan de kant te zetten met een vorm van geweld”;
- de omstandigheid dat het voertuig na twee keer “rammen” nog steeds niet stil stond.
been.”.
schoten.
- waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en
- dat een ernstige aantasting vorm van de lichamelijk integriteit of de persoonlijke levenssfeer, of
- dat door zijn gevolg bedreigend voor de samenleving is of kan zijn (b).
Verdachte heeft op geen enkel moment gehoord of gezien dat [slachtoffer 1] een vuurwapen bij zich droeg. Weliswaar heeft verdachte gezien dat [slachtoffer 1] , toen hij uit de auto stapte, iets in zijn hand had, doch verdachte, noch [betrokkene 1] , hebben verklaard dat dit voorwerp sterke gelijkenis vertoonde met een vuurwapen. Dat het voorwerp donker was en in één hand kon worden vastgehouden is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor de aanname dat [slachtoffer 1] over een vuurwapen beschikte. Tijdens de achtervolging van het voertuig over de weg en gedurende de achtervolging die vervolgens te voet is ingezet, heeft zich ook geen concrete omstandigheid voorgedaan die voor verdachte grond kon vormen voor een dergelijke aanname.
De verdediging heeft in dit verband nog gewezen op de waarnemingen van [betrokkene 1] en op de omstandigheid dat iedereen er rekening mee hield dat [slachtoffer 1] een vuurwapen had. Hierover merkt de rechtbank op dat bij de beoordeling van de vraag of verdachte conform de Ambtsinstructie heeft gehandeld centraal staat hetgeen verdachte zelf heeft gehoord en waargenomen. De ambtsinstructie richt zich, terecht, op de individuele verantwoordelijkheid van de politiebeambte die geweld gebruikt.
Voorts merkt de rechtbank nog op dat zij wel wil aannemen dat verdachte, en ook zijn collega’s, in de gegeven omstandigheden rekening hielden met een vuurwapen bij verdachte en dat behoedzaamheid geboden was. Dat betekent zonder meer echter nog niet dat die omstandigheden ook reden waren om aan te mogen nemen dat [slachtoffer 1] daadwerkelijk in het bezit was van een vuurwapen.
6.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
7.De toegepaste wettelijke bepalingen
8.De beslissing
werkstrafgedurende
25 (vijfentwintig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 12 (twaalf) dagen;
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op één jaar wordt bepaald:
mr. H.C. Leemreize, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Diebels, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 5 juli 2016.