Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de enkelvoudige belastingkamer van 14 juli 2016
[X] , te [Z] , eiser,
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Doetinchem, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Stcrt2010, nr. 20999)). Dit is een ingevolge de belastingwet genomen besluit. De wetgever heeft een dergelijk besluit echter niet aangemerkt als een voor bezwaar vatbare beschikking. Dit brengt – gelet op het gesloten systeem van rechtsmiddelen – mee dat tegen de beslissing van verweerder op een verzoek om ambtshalve vermindering ingevolge artikel 26, eerste lid, van de AWR, in samenhang gelezen met artikel 8:1 en artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, geen bezwaar en beroep openstaat. Verweerder heeft het bezwaar van eiser derhalve terecht niet‑ontvankelijk verklaard. Het beroep faalt derhalve in zoverre.
Stb.2009, 611), is bepaald dat artikel 9.6 van de Wet IB 2001, eerst toepassing vindt met betrekking tot belastingaanslagen IB/PVV ter zake van tijdvakken die aanvangen op of na 1 januari 2010. Aangezien het verzoek van eiser betrekking heeft op de aanslagen IB/PVV over de jaren 2001 tot en met 2005, is artikel 9.6 van de Wet IB 2001 in dit geval niet van toepassing. Gelet op hetgeen de rechtbank hiervoor heeft overwogen is het verzoek om ambtshalve vermindering van de aanslagen IB/PVV over de jaren 2001 tot en met 2005 terecht niet-ontvankelijk verklaard en kan het beroep voor zover het daartegen is gericht, niet slagen.
Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;