Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
uitspraak van de voorzieningenrechter van
[verzoeker 1] en [verzoeker 2] te [woonplaats] , verzoekers
[derde belanghebbende], te [plaats]
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Gelderland op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoeker 2], hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, dat hen een last onder dwangsom heeft opgelegd vanwege het gebruik van hun woning aan [adres] te [plaats] voor bedrijfsmatige exploitatie als recreatiewoning. De last houdt in dat dit gebruik uiterlijk 1 juli 2016 moet worden gestaakt, met een dwangsom van € 25.000 per maand, tot een maximum van € 150.000.
Verzoekers hebben op 26 mei 2016 bezwaar gemaakt tegen het bestreden besluit en op 10 juni 2016 verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft op 30 juni 2016 de zitting gehouden, waarbij verzoeker 1 is verschenen met zijn gemachtigde, terwijl de derde-partij, die als belanghebbende aan het geding deelneemt, niet is verschenen. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat de derde-partij, eigenaar van een nabijgelegen perceel, belanghebbende is bij het handhavingsverzoek.
De voorzieningenrechter heeft vervolgens de inhoudelijke beoordeling van de zaak uitgevoerd. Hij heeft vastgesteld dat de woning van verzoekers in het bestemmingsplan 'Veluwe' de bestemming 'Wonen' heeft. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het gebruik van de woning voor kortdurend verblijf aan derden niet valt onder de bestemming 'Wonen', omdat dit gebruik een andere ruimtelijke uitstraling heeft dan wonen in de gebruikelijke betekenis. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het recreatieve gebruik in de huidige omvang in strijd is met de woonbestemming en dat er geen concreet zicht op legalisatie is. Het verzoek om voorlopige voorziening is afgewezen, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.