ECLI:NL:RBGEL:2016:3980

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
05/840539-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met letsel door vechtpartij

Op 18 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 35-jarige man uit Hengelo veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan een deel voorwaardelijk, voor poging tot zware mishandeling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 19 mei 2015 in de gemeente Epe, waar de verdachte het slachtoffer, die probeerde een vechtpartij tussen zijn zoon en de broer van de verdachte te stoppen, in het gezicht sloeg. Het slachtoffer viel en werd vervolgens door de verdachte getrapt, wat resulteerde in vier ribbreuken. De rechtbank oordeelde dat de zware mishandeling niet bewezen kon worden, omdat er onvoldoende bewijs was over het letsel en het herstelproces. Echter, de rechtbank achtte de poging tot zware mishandeling wel bewezen, omdat de verdachte een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel had gecreëerd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar legde toch een gevangenisstraf op, waarbij een deel voorwaardelijk werd opgelegd. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer : [parketnummer]
Datum uitspraak : 18 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[verdachte 1]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats 1] ,
wonende [adres 1] .
Raadsman: mr. D.C. Vlielander, advocaat te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 mei 2015, in de gemeente Epe, aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten 4, althans een (of meer) gebroken rib(ben)
en/of een gekneusde long en/of een gebroken neus, heeft toegebracht door
voornoemde [slachtoffer 2] (met kracht) in/op/tegen het gezicht heeft geslagen
en/of gestompt en/of -terwijl die [slachtoffer 3] al dan niet op de grond lag-
meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen de ribben, althans in/op/tegen het
lichaam heeft getrapt en/of geschopt;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij op of omstreeks 19 mei 2015, in de gemeente Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 5]
(met kracht) in/op/tegen het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of gestompt en/of
voornoemde [slachtoffer 6] - terwijl die [slachtoffer 7] al dan niet op de grond lag- met
geschoeide voet meermalen, althans eenmaal, in/op/tegen de ribben, althans
in/op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafvordering
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Aanleiding onderzoek
Op 19 mei 2015 kreeg de politie omstreeks 23.30 uur de melding van een vechtpartij nabij een flat op de [adres 2] in Epe.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde zware mishandeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak voor het primair en subsidiair tenlastegelegde bepleit. Hij heeft betoogd dat er wel wettig bewijs is, maar dat het overtuigende bewijs ontbreekt. Volgens de raadsman hebben de onafhankelijke getuigen geen voor verdachte belastende verklaringen afgelegd en heeft verdachtes broer verklaard dat hij en niet verdachte [slachtoffer 9] heeft geslagen. Verder blijkt uit de verklaring van [slachtoffer 10] die hij bij de rechter-commissaris heeft afgelegd dat hij twijfelt. Subsidiair heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de zware mishandeling nu de onderliggende stukken van de behandelend arts niet in het dossier zijn gevoegd. De enkele opmerking dat het herstel naar verwachting zes weken zal duren is daarvoor onvoldoende. Volgens de raadsman kan op basis van het dossier alleen mishandeling worden bewezen, maar dat is niet ten laste gelegd. Meer subsidiair heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer 11] heeft verklaard dat hij op 19 mei 2015 in zijn woning aan de [adres 3] te Epe was. Omstreeks 23.05 uur heeft zijn zoon [getuige 1] iemand naar huis gebracht. Na een paar minuten zag hij dat [getuige 2] aan kwam rijden. Eén of twee minuten later hoorde hij geluiden die klonken als geschreeuw. Aangever keek naar buiten en zag [getuige 3] en twee mannen staan. Op het gezicht van [getuige 4] zag hij bloed. Aangever is naar buiten gegaan en zag dat een van de twee mannen [getuige 5] sloeg. Hij wilde het gevecht stoppen, maar de tweede man verhinderde dat door ertussen te gaan staan. De man haalde uit en sloeg met zijn rechtervuist hard op de neus van aangever. Aangever verloor zijn evenwicht en viel op de grond. Hij voelde dat iemand in hem twee keer in zijn ribben schopte. Hij zag dat het de tweede man was. [2]
Aangevers zoon [getuige 6] heeft verklaard dat hij, terwijl hij probeerde de klappen af te weren, zag dat zijn vader werd geslagen op zijn neus en dat dit door de lange jongen werd gedaan. Hij zag dat zijn vader op de grond viel en dat de lange jongen zijn vader vervolgens een trap in de zij gaf. [3]
Aangevers dochter [getuige 7] heeft verklaard dat ze zag dat een jongen haar broer sloeg. Er stond een wat langere man te kijken hoe het verliep. Zij is er met haar vader naar toe gerend. De langere man sloeg toen haar vader met de vuist vol in het gezicht. Haar vader viel daardoor op de grond. De langere man gaf haar vader een trap in zijn buik of zij. [4]
Verdachte was die avond op bezoek bij [getuige 8] . Volgens [getuige 9] waren haar vriend [getuige 10] en [naam 1] bij de vechtpartij betrokken. [5]
[getuige 11] heeft verklaard dat hij een jongen heeft geslagen en dat door het geschreeuw mensen naar buiten kwamen. [6]
De rechtbank leidt uit voormelde bewijsmiddelen af dat [getuige 12] heeft gevochten met de zoon van aangever. Gelet op de verklaringen van aangever, zijn zoon en zijn dochter, in samenhang met de verklaring van [getuige 13] dat [getuige 14] en [getuige 15] bij het gevecht betrokken waren, acht de rechtbank bewezen dat verdachte aangever heeft geslagen en getrapt. Uit de verklaringen komt immers naar voren dat aangever niet door dezelfde persoon is mishandeld als de persoon die zijn zoon heeft mishandeld. Ook tijdens het verhoor bij de rechter-commissaris heeft aangever verklaard dat de persoon die met zijn zoon aan het steggelen was niet de persoon was die hem heeft geslagen.
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen hoe de geweldshandelingen moeten worden gekwalificeerd.
Uit de Geneeskundige verklaring en Letselbeschrijving komt naar voren dat de behandelend arts bij een medisch onderzoek heeft vastgesteld dat er op vier plaatsen sprake was van een breuk in een rib. Eén rib was op twee plaatsen gebroken, twee andere ribben op één plaats. Verder was er een klein wondje op de neus en was sprake van letsel in de zin van blauwe plekken, druk/schaafplekken en kleine onderhuidse bloedingen. De genezing van de zichtbare letsels werden geschat op twee weken, die van de overige letsels op zes weken. [7]
De rechtbank overweegt dat het dossier te weinig informatie bevat om te kunnen vaststellen dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Het enkele feit dat het slachtoffer op vier plaatsen breuken had in zijn ribben is daartoe onvoldoende. Andere informatie over het letsel en het herstelproces ontbreken. Gelet hierop acht de rechtbank de primair ten laste gelegde zware mishandeling niet bewezen.
Wèl acht de rechtbank de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling bewezen.
Verdachte heeft door zijn gedragingen, gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm, een aanmerkelijke kans op zware mishandeling van aangever in het leven geroepen. Uit de bewijsmiddelen komt naar voren dat verdachte het slachtoffer ter hoogte van zijn zij tegen het lichaam heeft geschopt/getrapt. Op grond van algemene ervaringsregels bestond een aanmerkelijke kans dat daardoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen ontstaan. In de buikholte bevinden zich immers kwetsbare en vitale organen. Verdachte heeft gelet op het voorgaande naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever ten gevolge van zijn handelen zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen, zodat sprake is van voorwaardelijk opzet.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks19 mei 2015, in de gemeente Epe ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 12] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet voornoemde [slachtoffer 13] (met kracht) in/op/tegen het gezicht
/hoofdheeft
geslagen en/ofgestompt en
/ofvoornoemde [slachtoffer 14] - terwijl die [slachtoffer 15] al dan niet op de grond lag- met geschoeide voet meermalen,
althans eenmaal,in/op/tegen de ribben, althans in/op/tegen het lichaam heeft getrapt en/of geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Subsidiair: Poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden met aftrek van het voorarrest.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf bepleit die gelijk is aan het voorarrest. Hij heeft hiertoe betoogd dat verdachte zijn broertje heeft willen helpen en dat hij niet de initiator van het geweld was. De raadsman heeft verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. In dit verband heeft hij naar voren gebracht dat verdachte is verhuisd, werk heeft en zijn leven nu op orde heeft.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister van 29 april 2015;
- een trajectconsult van 22 juni 2015, ondertekend door [deskundige] .
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Terwijl zijn broer aan het vechten was met de zoon van aangever, heeft verdachte belet dat aangever die kwam toegesneld, het gevecht kon beëindigen. Hij heeft aangever geslagen en nadat deze op de grond was gevallen, getrapt.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen de justitiële documentatie waaruit naar voren komt dat verdachte eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten.
De rechtbank overweegt dat een taakstraf gelet op artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht niet aan de orde is. Zij acht een gevangenisstraf van 4 maanden passend. Deze straf is lager dan door de officier van justitie is gevorderd omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Om te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare delicten pleegt zal de rechtbank een deel, te weten 62 dagen, in voorwaardelijke vorm opleggen.

8. De beoordeling van de civiele vordering, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde
[slachtoffer 16]heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van
€ 1.127,68 te vermeerderen met de wettelijke rente. Van dit bedrag is € 127,68 voor geleden materiële schade (ziekenhuisopname en reiskosten) en € 1.000,- voor immateriële schade.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden. De rechtbank acht ten aanzien van de immateriële schade een bedrag van € 500,- redelijk en zal de materiële schade volledig toewijzen. Dit betekent dat van de vordering een bedrag van € 627,68 te vermeerderen met de wettelijke rente wordt toegewezen, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 22b, 27, 36f, 45 en 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden;
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 62 (tweeënzestig) dagen,
  • stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
  • beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen;

heft ophet geschorste bevel tot
voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 juli 2016.
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: [parketnummer]
Fout! De documentvariabele ontbreekt.
Uitspraak d.d.: 18 juli 2016
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van 18 juli 2016.
Tegenwoordig:
mr. [rechter 3] , rechter,
mr. , officier van justitie,
en , griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte,
[verdachte 2]
geboren op [geboortedatum 2] te [geboorteplaats 2]
wonende [adres 4] ,
is wel / niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De raadsman, mr. D.C. Vlielander, is wel / niet verschenen.
De rechter spreekt het vonnis uit
en wijst verdachte op de mogelijkheid om binnen veertien dagen na heden hoger beroep tegen dit vonnis in te stellen.
Waarvan proces-verbaal,

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , brigadier van politie, eenheid Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015245578, gesloten op 21 mei 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 20] , p. 33-35.
3.Proces-verbaal van aangifte door [getuige 16] , p. 39.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 17] , p. 44-45.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 58.
6.Proces-verbaal van verhoor van de als verdachte gehoorde [getuige 18] , p. 73.
7.Geneeskundige verklaring – Letselbeschrijving.