1.5Op 22 april 2014 heeft verweerder eiseres bericht voornemens te zijn haar op grond van artikel 77, lid 1, van het Barp de straf van ontslag op te leggen.
Nadat eiseres in de gelegenheid is gesteld om haar zienswijze te geven op dit voornemen, heeft verweerder het primaire besluit genomen.
2. Verweerder heeft aan het ontslag ten grondslag gelegd, zakelijk weergegeven, dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan winkeldiefstal. Anders dan de bezwaarschriftencommissie, is verweerder er niet van overtuigd dat eiseres onnadenkend of onbewust heeft gehandeld. Diefstal door een politieambtenaar wordt door verweerder zonder meer als zeer ernstig plichtsverzuim aangemerkt dat strafontslag rechtvaardigt. Dit geldt ook voor bureaumedewerkers. De geringe waarde van de gestolen goederen maakt dat niet anders. Dat eiseres haar leidinggevende dezelfde dag telefonisch op de hoogte heeft gesteld, doet hier evenmin aan af omdat dit van haar verwacht mocht worden, nog daargelaten dat eiseres haar leidinggevende niet volledig heeft geïnformeerd.
Bij het besluit tot opleggen van een disciplinaire straf wordt de ernst van het plichtsverzuim beoordeeld en niet het functioneren op zichzelf. De lengte van het dienstverband maakt voor die beoordeling evenmin verschil.
3. Eiseres heeft betoogd dat geen sprake is van ernstig plichtsverzuim, c.q. dat de straf van ontslag onevenredig is.
Eiseres heeft slechts een gering aantal snoepjes weggenomen. Niet kan worden uitgesloten dat eiseres onnadenkend, dan wel onbewust heeft gehandeld.
Kort na het voorval heeft eiseres haar leidinggevende op de hoogte gesteld. Dat zij daarbij een onjuist aantal heeft genoemd, doet niet af aan haar openheid en transparantie. Deze openheid en transparantie maken dat het strafontslag geen stand kan houden.
Voorts voert eiseres aan dat zij geen executieve functie had, maar een bureaufunctie. In dat licht is de kans op imagoschade aan de zijde van verweerder te verwaarlozen.
Zij heeft vijf jaar goed gefunctioneerd, zoals ook blijkt uit het getuigschrift dat verweerder aan eiseres heeft verstrekt. Er is geen reden om aan te nemen dat eiseres in de toekomst niet goed zou kunnen functioneren, hetgeen ook blijkt uit de omstandigheid dat eiseres nog gedurende ruim twee weken na het incident haar werk heeft gedaan.
4. De rechtbank ontleent aan verweerders rapport betreffende disciplinair onderzoek, opgesteld door J.W.C.M. Möller, d.d. 2 april 2014, het volgende.
Eiseres is op 7 maart 2014 aangehouden door medewerkers van de beveiliging van winkelcentrum [winkelcentrum] nadat één van de beveiligers, [naam beveiliger] , had gezien dat zij snoepgoed had genuttigd in een winkel van [naam winkel] . De beveiliger zag ook dat zij snoepgoed in haar jaszak stopte. De beveiliging was geattendeerd door de filiaalhouder van [naam winkel] omdat deze vermoedde dat zij mogelijk winkeldiefstal wilde plegen. [naam beveiliger] heeft verklaard dat eiseres zich in zijn ogen als potentiële winkeldief gedroeg. Hij zag dat eiseres twee keer haar hand in een snoeppot stopte en er snoepjes uit pakte. De eerste keer deed zij deze in haar mond, de tweede keer stopte zij snoepjes in haar jaszak. Vervolgens verliet zij zonder te betalen de winkel. [naam beveiliger] hield haar vervolgens staande. Eiseres opende op verzoek haar tas en toen zag [naam beveiliger] enkele politiepennen en een politiepasje. Eiseres, die toegaf dat zij snoepjes had weggenomen zonder te betalen, bevestigde dat zij bij de politie werkte. Dit was voor de beveiliger aanleiding om haar aan te houden en niet te volstaan met een waarschuwing.
Aan het eind van de middag van 7 maart 2014 heeft eiseres haar leidinggevende, M.M. Hermsen, telefonisch op de hoogte gesteld, waarbij zij heeft aangegeven dat zij één snoepje had gepakt en dit in haar mond had gestopt (gespreksverslag M.M Hermsen).
Eiseres is op 7 maart 2014 gehoord als verdachte van een winkeldiefstal. Zij verklaarde dat zij haar hand in de snoepbak heeft gedaan en een aantal snoepjes heeft gepakt. Zij heeft er één opgegeten en een aantal in haar rechterjas gedaan. Dit bleken er achteraf drie te zijn. Zij is toen langs de kassa gelopen en buiten aangesproken door twee of drie beveiligers. De beveiligers hebben haar tas door gekeken. Eiseres verklaart dat het stom is wat ze heeft gedaan. Ze had zin in de snoepjes en heeft er niet bij nagedacht. Ze was zich wel bewust dat ze de snoepjes nam, maar ze heeft niet goed nagedacht. Ze heeft de consequenties niet overzien.
De officier van justitie heeft de zaak (voorwaardelijk) geseponeerd omdat hij het feit te gering oordeelde.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op het onder 4. vermelde, stelt de rechtbank vast dat eiseres een winkeldiefstal heeft gepleegd. Dat zij daarbij onnadenkend of onbewust zou hebben gehandeld, acht de rechtbank, gelet op gedragingen ten tijde van het feit, zoals waargenomen door [naam beveiliger] , niet aannemelijk.
Dit is aan te merken als plichtsverzuim. Dat de weggenomen goederen een geringe waarde vertegenwoordigden, doet hieraan niet af. Verweerder was derhalve bevoegd om eiseres een disciplinaire straf op te leggen.
De rechtbank acht, met verweerder, het plichtsverzuim van een zodanige ernst dat onvoorwaardelijk ontslag daaraan niet onevenredig is te achten. Verweerder mag strenge eisen stellen aan de integriteit van ambtenaren die werkzaam zijn bij het korps, ook indien deze werkzaam zijn in een niet-executieve functie. Dat eiseres goed functioneerde kan de rechtbank niet tot een ander oordeel brengen.
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.