ECLI:NL:RBGEL:2016:4058

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 juli 2016
Publicatiedatum
21 juli 2016
Zaaknummer
05/720302-15
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [voorzitter]
  • mr. [rechter 1]
  • mr. [rechter 2]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor poging tot zware mishandeling onder invloed van cocaïne

Op 20 juli 2016 heeft de Rechtbank Gelderland een 35-jarige man uit Wijchen veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, waarvan 138 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De man heeft onder invloed van cocaïne zijn vriendin mishandeld door haar met een metalen buis te slaan, haar op de grond te gooien en verschillende voorwerpen in haar mond te duwen. De rechtbank oordeelde dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, maar dat er wel sprake was van een poging tot zware mishandeling. De man had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten en toonde bereidheid tot behandeling voor zijn middelengebruik. Tijdens de proeftijd moet hij zich houden aan verschillende voorwaarden, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een drugsverbod. Daarnaast is hem een schadevergoeding opgelegd aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer : [parketnummer]
Datum uitspraak : 20 juli 2016
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland
tegen
[parketnummer]
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] , wonende te [adres 1]
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te Zutphen.
Raadsvrouw: mr. F.F. Aarts, advocaat te Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 16 maart 2016 en 6 juli 2016.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is na een toegewezen vordering wijziging tenlastelegging ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2015 tot en met 6 december 2015 te Balgoij, althans in de gemeente Wijchen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [aangeefster 1] opzettelijk van het leven te beroven, deze [aangeefster 1] , met kracht:
- op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, en/of,
- op/tegen het hoofd en/althans (elders) op het lichaam heeft geslagen met een (metalen) buis/pijp, en/of,
- een (metalen) buis/pijp in de mond heeft geduwd, en/of,
- een CD-hoes in de mond heeft geduwd, en/of,
- een (deel van een) hoeslaken in de mond heeft geduwd, en/of,
- een of meerdere vinger(s) in de mond heeft geduwd. terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2015 tot en met 6 december 2015 te Balgoij, althans in de gemeente Wijchen, aan [aangeefster 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten gescheurde mondhoeken en/of een gebroken oogkas(sinus) en/of gebroken bovenkaakholte (sinus maxillaris) en/of een gebroken tand heeft toegebracht door die [aangeefster 3] met kracht
- op/tegen het lichaam te slaan en/of te schoppen en/of
- op/tegen het hoofd en/althans (elders) op het lichaam te slaan met een (metalen) buis/pijp, en/of,
- een (metalen) buis/pijp in de mond te duwen en/of
- een CD-hoes in de mond te duwen en/of
- een (deel van een) hoeslaken in de mond te duwen en/of,
- een of meerdere vinger(s) in de mond te duwen en/of
- op de grond te gooien;
meer subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 5 december 2015 tot en met 6 december 2015 te Balgoij, gemeente Wijchen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster 4] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
deze [aangeefster 1] met kracht:
- op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, en/of,
- op/tegen het hoofd en/althans (elders) op het lichaam heeft geslagen met een (metalen) buis/pijp, en/of,
- een (metalen) buis/pijp in de mond heeft geduwd, en/of,
- een CD-hoes in de mond heeft geduwd, en/of,
- een (deel van een) hoeslaken in de mond heeft geduwd, en/of,
- een of meerdere vinger(s) in de mond heeft geduwd en/of
- op de grond heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van de poging tot doodslag
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [aangeefster 2] (primair).
Ten aanzien van de (poging tot) zware mishandeling
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld. In de nacht van 5 op 6 december 2015 heeft verdachte in zijn [pand] in Balgoij, gemeente Wijchen, een stoffen CD-bewaarhoes in de mond van [aangeefster 2] geduwd. Verder heeft hij een of meerdere vingers in haar mond gedaan. [2]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan zware mishandeling, nu onder meer sprake is geweest van een breuk in het aangezicht en een lange herstelperiode.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gesteld dat niet kan worden bewezen dat verdachte met een (metalen) buis/pijp heeft geslagen of een buis/pijp in de mond van aangeefster heeft geduwd, nu enkel aangeefster hierover heeft verklaard. Een dergelijke buis is bij het onderzoek ook niet aangetroffen. Gelet hierop kan de zware mishandeling dan wel poging tot zware mishandeling niet worden bewezen. Verder is de verdediging van mening dat niet kan worden bewezen dat verdachte een hoeslaken in de mond van aangeefster heeft geduwd en/of aangeefster op de grond heeft gegooid.
Met betrekking tot het letsel heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat er sprake is geweest van een of meer afgebroken tanden, een breuk van de holte bij de oogkas of van een gebroken bovenkaakholte. Daartoe is onder meer aangevoerd dat de forensisch arts de scan niet zelf heeft beoordeeld en er onder meer in de rapportage wordt gesproken over een verdenking van een breuk. Er is ruimte voor interpretatie. Indien dit verweer niet wordt gevolgd, verzoekt de verdediging om de scan alsnog door de forensische arts te laten beoordelen.
Indien de rechtbank hieraan voorbij gaat en de aanwezigheid van de breuk aan de bovenkaakholte wel bewezen acht, stelt de verdediging dat niet kan worden aangenomen dat er sprake is geweest van zwaar lichamelijk letsel. Verder is zij van mening dat de handelingen (het duwen van een CD-hoes, hoeslaken en een of meerdere vingers in de mond en het gooien op de grond) de breuk niet hebben kunnen veroorzaakt en geen (poging) zwaar lichamelijk letsel kunnen opleveren.
Verdachte heeft verklaard dat hij samen met aangeefster is gevallen. Hij heeft haar niet onderuit ‘geveegd’ of op de grond gegooid. Het letsel kan ook door de val of door het stoten tegen het kluisje zijn ontstaan.
Beoordeling door de rechtbank
Zoals overwogen heeft verdachte een of meerdere vingers in de mond van aangeefster gedaan. Aangeefster heeft verklaard dat verdachte in de nacht van vijf op zes december 2015 met zijn hele hand in haar mond probeerde te komen. Ze werd daardoor benauwd en het deed pijn aan haar gehemelte. Vervolgens gooide hij haar op de grond door een soort ‘beenveeg’. Verdachte stak daarop zijn vingers weer in haar mond, gevolgd door de punt van een hoeslaken, een stoffen CD-hoes (zoals reeds vastgesteld) en een pijp. Ze verklaart over de CD-hoes – iets kleiner dan een A4 – dat hij heel hard doorduwde, waardoor er druk op haar mondhoeken kwam te staan en deze uitscheurden. De buis heeft verdachte ook in haar mond geduwd. De buis was ongeveer een meter lang en had een doorsnede van ongeveer 2 tot 3 centimeter. De buis had een metaalachtige kleur. Ze proefde ook het metaal in haar mond. Vervolgens heeft ze ook een klap met de buis op de linkerkant van haar gezicht gehad. [3]
De verklaringen van aangeefster vinden steun in het volgende.
Op 6 december 2015 heeft de vader van aangeefster contact gezocht met de politie. Hij vertelde omstreeks 15:00 uur dat [aangeefster 5] (rechtbank: aangeefster) was geslagen met een ijzeren pijp en deze ook in haar mond/keel was gestopt. [4] Hieruit kan worden afgeleid dat aangeefster direct heeft verteld dat ze met een pijp was geslagen en dat deze in haar mond was geduwd.
De verklaring van aangeefster vindt verder steun in het letsel, waaronder een versterkte vaattekening van het gehemelte dat kan ontstaan door een contact met een voorwerp zoals een hoeslaken of een hand. Verder zijn aan de binnenzijde van zowel de onder- als de bovenlip onregelmatige slijmvliesbeschadigingen over de gehele lengte van de lip waarneembaar. [5]
Door de verdediging is betwist dat sprake is geweest van een breuk aan de bovenkaakholte.
De deskundige heeft in de letselrapportage opgenomen:
“Op de CT gemaakt op de Spoed Eisende Hulp is een breuk van de bovenkaakholte. (…) De breuk van de bovenkaakholte ontstaat door een forse, stompe kracht op het gezicht ter plaatse van de bovenkaakholte. (…) Ook de breuk van de bovenkaakholte zal door de kracht van een voorwerp ontstaan zijn. Het zou kunnen passen bij de klap van een stalen pijp zoals het slachtoffer heeft aangegeven. (…) Het letsel is een logisch gevolg van het toegebrachte geweld. (…) De bloeduitstortingen en met name de breuk van de bovenkaakholte wijst op fors inwerkend stomp geweld”. [6] In de aanvullende rapportage verduidelijkt de deskundige dit verder:
“Het is niet noodzakelijk de CT-scan zelf te zien. De deskundigheid voor het beoordelen van een CT-scan ligt bij de Spoed Eisende Hulp-arts en de radioloog. Zoals bij het antwoord op vraag 1 aangegeven is het oordeel dat er sprake is van een breuk van de bovenkaakholte gebaseerd op het verslag van de Spoed Eisende Hulp-arts en vervolgens op de verslaglegging van de radioloog”. [7]
Uit het voorgaande volgt dat de forensisch arts – deskundige op het gebied van beoordeling van letsel – op basis van zijn bevindingen concludeert tot aanwezigheid van een breuk aan de bovenkaakholte. De deskundige heeft ook nader geconcretiseerd op welke bevindingen hij deze conclusie heeft gebaseerd. Nu in de bewoordingen van de deskundige geen enkele twijfel over het bestaan van de breuk besloten ligt en de deskundige verder ook geen kanttekeningen bij deze conclusie heeft geplaatst, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan de conclusies van de deskundige te twijfelen. De omstandigheid dat in de door de deskundige aangehaalde uitslag van de CT staat dat sprake was van een ‘verdenking op een fractuur’, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Deze uitslag is niet de enige bron waarop de deskundige zijn bevindingen heeft gebaseerd. De deskundige heeft immers verklaard zijn oordeel te hebben gebaseerd op het verslag van de Spoed Eisende Hulp-arts en op de verslaglegging van de radioloog (die bij uitstek deskundig is op het gebied van het interpreteren van röntgenfoto’s en scans) waarvan de uitslag van de CT, zo begrijpt de rechtbank, onderdeel uitmaakt. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van een breuk aan de bovenkaakholte. De aanwezigheid van deze breuk past bij de verklaring van aangeefster dat zij met een stalen pijp in haar gezicht is geslagen.
Gelet op de omstandigheid dat, zoals de forensisch arts ook schrijft, de deskundigheid voor de beoordeling van scans bij de Spoed Eisende Hulp-arts en de radioloog ligt en de forensisch arts zich op hun bevindingen heeft gebaseerd, acht de rechtbank nader onderzoek naar de scan niet noodzakelijk. Zij wijst daarmee dit verzoek van de verdediging af.
De deskundige heeft verder gerapporteerd dat hij onder ‘fors inwerkend stomp geweld’
een met behoorlijke snelheid uitgevoerde klap met een voorwerp verstaat. Er is kinetische energie, ofwel ‘fors inwerkend stomp geweld’ nodig om een dergelijke breuk van de bovenkaakholte te veroorzaken. De deskundige merkt verder op dat het in de mond duwen van een (stoffen) CD-hoes te weinig kinetische energie veroorzaakt om een breuk van de bovenkaakholte te veroorzaken. Hij concludeert dat de hypothese dat de breuk van de bovenkaakholte veroorzaakt wordt door een klap met een voorwerp tegen het gelaat zeer veel waarschijnlijker is dan de hypothese dat de breuk van de bovenkaakholte veroorzaakt wordt door het in de mond brengen van een CD-hoes. [8]
Verdachte heeft ontkend dat hij aangeefster met de buis heeft geslagen, de buis en een hoeslaken in haar mond heeft geduwd en haar op de grond heeft gegooid. Gelet op al het voorgaande en in het bijzonder de omstandigheid dat aangeefster direct na het feit reeds heeft verklaard over onder meer het slaan met de buis, aangeefster verder ook consistent heeft verklaard en het letsel bij haar verklaring past, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook deze feitelijke handelingen heeft verricht.
Gelet op het voorgaande – waaronder de conclusie dat het letsel een logisch gevolg is van het geweld – en de omstandigheid dat de verklaring van verdachte, dat het letsel kan zijn ontstaan door een val op de grond dan wel tegen bijvoorbeeld een kluisdeurtje, geen enkele steun vindt in het dossier en ook overigens onaannemelijk is, acht de rechtbank bewezen dat de breuk is ontstaan doordat verdachte met kracht met een (metalen) buis tegen het gezicht van aangeefster heeft geslagen.
De rechtbank acht niet bewezen het slaan en/of schoppen van aangeefster tegen haar lichaam, nu verdachte dit ontkent en aangeefster daar ook niet specifiek over heeft verklaard.
Met de verdediging is de rechtbank verder van oordeel dat niet kan worden bewezen dat sprake is geweest van een gebroken oogkas, zoals in de tenlastelegging kennelijk abusievelijk staat, nu medische informatie hierover ontbreekt. De rechtbank zal verdachte van deze bestanddelen vrijspreken.
Nu voor de breuk aan de bovenkaakholte geen operatieve ingrijp noodzakelijk is geweest en de verwachte genezingsduur (restloos) binnen zes weken zal zijn, is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel. Zij zal verdachte daarom vrijspreken van zware mishandeling.
Zoals overwogen acht de rechtbank bewezen dat verdachte met een (metalen) buis/pijp krachtig tegen het hoofd van aangeefster heeft geslagen. De deskundige rapporteert dat een dergelijke klap in het gezicht of op het hoofd gepaard kan gaan met een inwendige bloeding zoals bijvoorbeeld een bloeding onder het harde hersenvlies (subduraal hematoom). Dit kan zelfs potentieel dodelijk zijn. Dit geldt ook voor afsluiting van de luchtwegen door bijvoorbeeld een hoeslaken, wat tot verstikking kan leiden. [9] Hoewel niet vaststaat dat de kans op overlijden ook aanmerkelijk was, acht de rechtbank gelet op het voorgaande zeker wel bewezen dat verdachte door zijn handelen een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk in het leven heeft geroepen. Door met een (metalen) buis/pijp krachtig op het gezicht/hoofd te slaan, grote voorwerpen (met kracht) in haar mond te duwen en haar op de grond te gooien, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangeefster zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Gelet daarop acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.

3.Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de poging tot zware mishandeling (meer subsidiair) heeft begaan, te weten dat:
hij in
of omstreeksde periode van 5 december 2015 tot en met 6 december 2015 te Balgoij, gemeente Wijchen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangeefster 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen deze [aangeefster 1] met kracht:
- op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of geschopt, en/of,
-
op/tegen het hoofd
en/althans (elders) op het lichaamheeft geslagen met een (metalen) buis/pijp, en
/of,
- een
(metalen
)buis/pijp in de mond heeft geduwd, en
/of,
- een CD-hoes in de mond heeft geduwd, en
/of,
- een (deel van een) hoeslaken in de mond heeft geduwd, en
/of,
- een of meerdere vinger
(s
)in de mond heeft geduwd en
/of
- op de grond heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van meer subsidiair:
Poging tot zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte het gebruik van de grote hoeveelheid cocaïne volledig kan worden toegerekend. De omstandigheid dat hij hierdoor in een psychotische toestand is geraakt, dient dan ook voor zijn eigen rekening te komen.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte geen verweer gevoerd. Verdachte heeft verklaard dat hij in een korte periode 7,5 gram cocaïne en een gram cannabis heeft gebruikt. Hij werd op 5 december 2015 steeds onrustiger en wantrouwender. Hij dacht dat iemand achter hem en aangeefster aan zat. Toen aangeefster sliep, werd hij steeds angstiger en wantrouwender richting aangeefster. Hij dacht even later, nadat aangeefster een mondmasker opzette, omdat verdachte een busje pepperspray leeg spoot, dat aangeefster door anderen werd gestuurd en was betrokken in het complot tegen hem door signalen door te sturen. Hij deed de CD-hoes in haar mond om te voorkomen dat ze anderen kon waarschuwen.
Verder heeft verdachte verklaard dat hij niet eerder zo’n grote hoeveelheid cocaïne heeft gebruikt. Hij zou haar nooit wat hebben aangedaan, als hij bij zinnen zou zijn geweest.
Beoordeling door de rechtbank
De verklaring van verdachte over zijn onrust, wantrouwen en complotgedachten vindt steun in het dossier, waaronder de verklaringen van aangeefster, getuige [getuige 1] en getuige [getuige 2] . Uit het dossier en de voorgaande verklaring van verdachte kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat hij de regie over zijn handelen op het moment van de poging tot zware mishandeling volledig kwijt was. Dit vindt ook steun in de psychiatrische rapportage.
Uit de rapportage van de psychiater drs. [deskundige] d.d. 9 mei 2016 volgt immers dat er bij verdachte in de nacht van vijf op zes december 2015 – ten tijde van het feit – sprake is geweest van een acute psychotische stoornis door het gebruik van cocaïne. Dit toestandsbeeld kenmerkte zich door paranoïde wanen: wantrouwen naar anderen en de overtuiging dat er sprake was van een complot. Er zijn geen aanwijzingen dat andere factoren dan het gebruik van cocaïne een rol speelden bij het ontstaan van de psychose. De cannabis heeft de psychose mogelijk verergerd. De psychiater concludeert dat de invloed van zijn psychotische toestand zodanig was dat het gedrag van verdachte volledig door de wanen werd bepaald. Een oordeel over de toerekenbaarheid heeft de psychiater niet gegeven.
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden aangemerkt.
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de wetgever de gevallen waarin de psychose door dronkenschap/drugsgebruik wordt veroorzaakt niet onder de werking van de ontoerekeningsvatbaarheid (artikel 39 Wetboek van Strafrecht) heeft willen brengen.
Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij rustig werd van het gebruik van drugs en door het gebruik van cocaïne zorgeloos werd. Hij had dit psychotische effect niet eerder ondervonden. Verdachte heeft echter ook verklaard niet eerder zulke grote hoeveelheden cocaïne te hebben gebruikt.
Uit het rapport van de psychiater volgt dat er geen sprake is van een verslaving die de keuzevrijheid van verdachte heeft aangetast.
Door binnen een korte tijd bewust veel meer drugs dan ‘normaal’ te gebruiken en het een feit van algemene bekendheid is dat drugs invloed heeft op het gedrag – waarbij een vaak gezien gevolg van cocaïne is dat een persoon onrustiger wordt –, is de rechtbank van oordeel dat verdachte zijn psychotische situatie zelf in het leven heeft geroepen en dit hem door het onachtzaam en verwijtbaar innemen van grote hoeveelheden cocaïne ook kan worden verweten (‘culpa in causa’).
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit.

7.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van zware mishandeling zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden waarvan vier maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, aangevuld met een klinische opname ter detoxificatie. Daartoe is aangevoerd dat het gaat om een ernstig feit dat veel impact op aangeefster heeft gehad. Feitelijk is sprake van huiselijk geweld nu aangeefster en verdachte een relatie hadden en samenwoonden. Verdachte heeft bekend dat hij ook na de schorsing van de voorlopige hechtenis opnieuw cocaïne heeft gebruikt, terwijl dit, naar hij weet, een risicofactor is. Hij heeft daarmee ook de schorsingsvoorwaarden overtreden. Hij toont onvoldoende inzicht in de ernst van het feit en de situatie. De officier van justitie heeft verder rekening gehouden met de richtlijnen voor huiselijk geweld van het Openbaar Ministerie en de omstandigheid dat behandeling en begeleiding worden geadviseerd.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, dan wel een gevangenisstraf die niet langer is dan de duur van het voorarrest. Nu huiselijk geweld niet zodanig in de tenlastelegging is opgenomen, dient dit in de strafmaat niet te worden meegewogen. Verder heeft verdachte in geval van spanningen cocaïne gebruikt en is hij eenmaal in de fout gegaan. Hij is bereid hiervoor aan begeleiding en een behandeling mee te werken. Gelet echter op zijn incidentele gebruik bij spanningen, welk gebruik ook volgens de psychiater niet kan worden gezien als een verslaving, acht de verdediging een klinische opname ter detoxificatie niet noodzakelijk. Een langere straf dan het voorarrest zou een grote impact hebben op het gezin en bedrijf van verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:
- het uittreksel uit het algemeen documentatieregister, gedateerd 12 mei 2016;
- een voorlichtingsrapportage van Tactus verslavingszorg, gedateerd 10 februari 2016 en van IrisZorg gedateerd 27 juni 2016;
- een voortgangsverslag van IrisZorg d.d. 13 juni 2016;
- een officiële waarschuwing van IrisZorg d.d. 2 juni 2016;
- een psychiatrisch rapport van drs. [deskundige] , psychiater, gedateerd 9 mei 2016.
Verdachte heeft zich onder invloed van cocaïne en cannabis schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling van [aangeefster 2] door haar met een (metalen) buis/pijp te slaan, haar op de grond te gooien en door achtereenvolgens een metalen buis/pijp, een CD-hoes, een (deel van een) hoeslaken en een of meerdere vingers in haar mond te duwen. Zij heeft daardoor letsel opgelopen, waaronder een breuk aan de bovenkaakholte. Het feit heeft ook veel impact op [aangeefster 2] gehad, zoals ook volgt uit haar schriftelijke slachtofferverklaring.
Verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld. Er is dan ook geen sprake van een delictpatroon. Nu verdachte echter steeds meer drugs is gaan gebruiken en het feit ook onder invloed van cocaïne is gepleegd, heeft de psychiater – naast de psychotische stoornis door cocaïne met wanen – ook de diagnose misbruik van cocaïne en cannabis gesteld. De psychiater heeft daarbij geen verslaving of afhankelijkheid geconstateerd.
Verdachte staat open voor een traject met controles en behandeling. Inmiddels zegt hij drugs te hebben afgezworen en is hij begonnen met een behandeling bij IrisZorg. Verder komt hij zijn afspraken met de reclassering na. Het traject van verdachte verloopt naar de mening van de reclassering goed en kan worden voortgezet in de huidige vorm. Het recidiverisico wordt zowel door de psychiater als de reclassering laag geschat, mits verdachte afziet van het gebruik van drugs. Verdachte heeft echter op 30 mei 2016 bij de urinecontrole (ook bij de contra-expertise) positief op cocaïne gescoord. Ondanks dat verdachte deze uitslag betwist, heeft hij wel verklaard dat hij op een andere datum – kort voor de zitting – in verband met de spanning cocaïne heeft gebruikt. Dit benadrukt naar het oordeel van de rechtbank te meer waarom een behandeling en een alcohol- en drugsverbod noodzakelijk zijn.
Gelet op al het voorgaande adviseert de reclassering om aan verdachte – in geval van een strafoplegging – een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht, het houden aan aanwijzingen van de reclassering, een drugs- en alcoholverbod (waarbij verdachte ook dient mee te werken aan de controles) en een behandelverplichting voor zijn middelenproblematiek. Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen waarbij het onvoorwaardelijk deel gelijk is aan het voorarrest. Zij legt aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 240 dagen waarvan 138 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
Naast de voornoemde geadviseerde bijzondere voorwaarden, ziet zij aanleiding om een contactverbod met [aangeefster 2] en een locatieverbod voor de straat waar zij woonachtig is als bijzondere voorwaarden aan het voorwaardelijk deel van de straf te verbinden. Dit geldt zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Gelet op de conclusies van de psychiater dat er geen sprake is van een verslaving en het feit dat het gebruik van cocaïne door verdachte samenhangt met spanningen, ziet de rechtbank geen noodzaak om aan het voorwaardelijk deel een klinische opname om af te kicken (detoxificatie) als bijzondere voorwaarde op te nemen.
7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [aangeefster 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder meer subsidiair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een bedrag van in totaal € 34.088,40 vermeerderd met de wettelijke rente (bij het smartengeld vanaf 6 december 2015 en de overige schadeposten vanaf 16 juni 2016) en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel over het toe te wijzen bedrag en de wettelijke rente.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat een bedrag van € 3.691,40 kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De toekomstige schade, de ‘kosten zonder nut’ en de kosten voor huishoudelijke hulp komen niet voor vergoeding in aanmerking, nu deze onvoldoende zijn onderbouwd dan wel onvoldoende in rechtstreeks verband staan tot het feit. Tot slot dient naar de mening van de officier van justitie het smartengeld te worden gematigd tot een bedrag van € 2.000,-.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren in verband met de bepleite vrijspraak, dan wel omdat de vordering het strafproces onevenredig belast. De vordering is onvoldoende onderbouwd en verdachte kan zich hier zonder aanvullende informatie en nader onderzoek niet goed tegen verdedigen. Indien dit niet wordt gevolgd volgt de verdediging de officier van justitie in de zin dat de toekomstige schade, de ‘kosten zonder nut’ en de kosten voor huishoudelijke hulp niet voor vergoeding in aanmerking komen en het smartengeld wordt gematigd. In aanvulling daarop betwist de verdediging de kosten voor fysiotherapie, de reparatie van de tand en de reiskosten.
Beoordeling door de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en wat verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen tot een bedrag van € 3.705,91 schade heeft geleden, wat hieronder per schadepost zal worden toegelicht.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk, waarbij ook aan
de wettelijke vereisten genoemd in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek is voldaan.
In zoverre is de vordering voor toewijzing vatbaar, inclusief de daarover gevorderde wettelijke rente met ingang van de hieronder te noemen data.
Materiële schade en telefoon- en portokosten
De kostenposten ‘materiële schade’ (€ 213,00) en telefoon – en portokosten (€ 25,00) zijn niet betwist. Nu de schadeposten en de reiskosten (€ 308,36) naar het oordeel van de rechtbank voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat deze schadeposten kunnen worden toegewezen.
Medische kosten
Gelet op de uitdraai van de huisarts, de aanvraag voor fysiotherapie voor hoofdpijn- en nekklachten in verband met de ‘mishandeling’, het verslag en overzicht van de fysiotherapeutische behandelingen en het feit dat aangeefster bij de politie ook reeds over last aan haar hoofd en nek heeft verklaard, is de rechtbank van oordeel dat deze klachten en behandelingen verband houden met het feit in de nacht van 5 op 6 december 2015. Nu uit het dossier niet kan volgen dat de tand van de benadeelde partij is afgebroken, zal zij deze post (€ 55,49) niet voor vergoeding in aanmerking laten komen.
Nu de medische kosten naar het oordeel van de rechtbank gelet op de voornoemde stukken voor het overige voldoende zijn onderbouwd en redelijk voorkomen, is zij van oordeel dat deze schadepost (€ 1.089,55) voor vergoeding in aanmerking komt. De omstandigheid dat het gaat om veel fysiotherapeutische behandelingen doet hier naar het oordeel van de rechtbank aan af, nu de benadeelde partij – het slachtoffer – dient te worden aanvaard in de conditie zoals zij is.
Kosten zonder nut
Nu de verwondingen van de benadeelde partij – aldus de forensisch arts – binnen zes weken restloos zullen genezen, acht de rechtbank voldoende aannemelijk geworden dat zij ten gevolge van het feit twee maanden geen gebruik heeft kunnen maken van haar sportschoolabonnement en daardoor schade heeft geleden. Zij acht voldoende onderbouwd en daarmee aannemelijk geworden dat zij € 70,00 (2 x € 35,00) aan schade in verband met ‘kosten zonder nut’ heeft geleden. Dit bedrag komt daarmee voor toewijzing in aanmerking.
Huishoudelijke hulp
Deze kosten zijn door de verdediging betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is onvoldoende onderbouwd welke werkzaamheden in het kader van de huishoudelijke hulp zijn verricht. Niet duidelijk is of het gaat om hulp die zodanige vormen aanneemt dat niet langer meer kan worden gesproken van ‘normaal inspringen’, noch of het gaat om zodanige taken dat daarvoor gebruikelijk een professioneel wordt ingeschakeld. Nu nader onderzoek hiervoor zou zijn vereist en dit een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering verklaren.
Toekomstige schade
De rechtbank acht onvoldoende onderbouwd en aannemelijk geworden dat de benadeelde partij de toekomstige bedragen aan schade (€ 2.500,-, € 500,00, € 25,00, € 2.500,- en € 20.000,-) zal lijden. Een behandeling van dit deel van de vordering zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in dit deel van de vordering.
Het smartengeld
Aangeefster is met een metalen buis/pijp in haar gezicht geslagen met een breuk aan de bovenkaakholte tot gevolg. Verder heeft verdachte diverse voorwerpen in haar mond geduwd, met onder meer tijdelijk letsel aan haar lip/gehemelte en mondhoeken tot gevolg. De prognose voor dit letsel is dat het binnen zes weken restloos geneest. Daarmee gaat het naar het oordeel van de rechtbank niet om blijvend letsel of een blijvend litteken zoals in het voorbeeld van de Smartengeldgids staat beschreven.
De rechtbank acht voldoende aannemelijk dat [aangeefster 2] zeer angstig is geworden en dat het feit een grote impact op haar heeft gehad en nog steeds heeft. Dit volgt ook uit de omstandigheid dat zij onder behandeling is bij een psycholoog in verband met onder meer een angststoornis met kenmerken van een posttraumatische stressstoornis.
Gelet op het voorgaande, in samenhang met vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden
toegekend, zal de rechtbank het smartengeld naar maatstaven van billijkheid begroten op een bedrag van € 2.000,00.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de benadeelde partij zal niet-ontvankelijk verklaard worden in haar vordering, nu de behandeling van dat deel van de vordering naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering voor het overige aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om aan verdachte op basis van het bepaalde in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van het toe te wijzen bedrag ten behoeve van genoemde benadeelde partij.
De gevorderde en toegewezen rente/vergoeding voor proceskosten, zijn daar conform de landelijke oriëntatiepunten niet bij inbegrepen.
De gevorderde wettelijke rente is wat betreft de materiële schade (€ 213,00), de medische kosten (€ 1.089,55), de reiskosten (€ 308,36), de telefoon- en portokosten (€ 25,00) en de kosten zonder nut (€ 70,00) - zijnde een totaalbedrag van € 1.705,91- toewijsbaar vanaf het indienen van de vordering, 16 juni 2016.
Wat betreft het smartengeld (€ 2.000,-) is de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar vanaf 6 december 2015.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde feit.
 verklaart bewezen dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde feit, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot
  • een
  • bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot
  • de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
1. zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
2. ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
3. zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
4. zich uiterlijk binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij de Reclassering IrisZorg ( [adres 2] ) en zich gedurende de proeftijd zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de instelling dat noodzakelijk acht;
5. zich houdt aan de aanwijzingen van de reclassering;
6. gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster 5] [aangeefster 3] (geboren op [geboortedatum 2] , wonende te [adres 3] ), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
7. zich gedurende de proeftijd niet zal bevinden in de straat [adres 4] , zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
8. zich gedurende de proeftijd zal onthouden van het gebruik van soft- en harddrugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
9. zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van IrisZorg Verslavingszorg of een soortgelijke ambulante zorginstelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn middelenproblematiek. Dit geldt zolang de reclassering dit in overleg met de instelling noodzakelijk acht. Daarbij zal veroordeelde zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft opdracht aan de Reclassering IrisZorg te Nijmegen tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden (artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht).
 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 heft op het, geschorste, bevel tot voorlopige hechtenis.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2] (feit 1 meer subsidiair).
  • veroordeelt verdachte ten aanzien van feit 1 meer subsidiair tot betaling van
  • verklaart de
  • legt aan veroordeelde de
  • bepaalt dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien veroordeelde heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. [voorzitter] (voorzitter), mr. [rechter 1] en mr. [rechter 2] , rechters, in tegenwoordigheid van mr. [griffier] , griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 juli 2016.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2015595371 (onderzoek 08Kauw), gesloten op 5 januari 2016 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 6 juli 2016.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 10, het proces-verbaal van aangifte, p. 14 t/m 17 en het proces-verbaal verhoor aangeefster, p. 24 t/m 26.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 7.
5.De letselrapportage, blad 2-3.
6.De letselrapportage d.d. 25 januari 2016, blad 2-3.
7.De aanvullende rapportage, blad 2.
8.De aanvullende rapportage, blad 2 t/m 4.
9.De letselrapportage, blad 2.